Zoals lezers nu hun hoop vestigen op zelfhulpboeken om gelukkiger, gezonder en effectiever te worden, zo lazen burgers rond 1500 graag religieuze ‘zelfhulpboeken’ die hen tot een betere christen zouden maken.
Die parallel trekt Middeleeuws-letterkundige Joanka van der Laan in haar proefschrift Enacting Devotion (Rijksuniversiteit Groningen). Boekjes als Geestelike boemgaert, Berch van Calvarien en Devote meditacie werden in groten getale gedrukt en gelezen door christenen – geestelijken en leken – die zelfstandig dichter bij Jezus wilden komen. Net als veel zelfhulpboeken nu waren ze een commercieel succes.
De boekjes stonden vol praktische opdrachten. Zo moest de lezer zich voorstellen dat hij in Jeruzalem was ten tijde van de kruisiging, of langs heilige plaatsen in Rome wandelde. Om de beleving realistischer te maken bevatten de teksten instructies voor houdingen en bewegingen die de gelovige moesten helpen zich in de bijbelse gebeurtenissen te verplaatsen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Of de boekjes ook echt hielpen is net als bij moderne zelfhulpboeken de vraag. ‘Als de lezers zich actief op hun oefeningen zouden toeleggen,’ schrijft Van der Laan in haar proefschrift, ‘zouden de boeken zichzelf uiteindelijk overbodig maken.’ Maar de religieuze teksten werden aanhoudend gedrukt door ondernemers, die ze blijkbaar wisten te slijten. De vraag hield dus stand, zoals moderne zelfhulpboeken ook steeds opnieuw een publiek vinden.