Maya’s verzamelden zoveel kwik dat ze hun omgeving problematisch vervuilden, tot op de dag van vandaag.
Vanaf het tweede – of misschien het eerste – millennium voor Christus tot voor de komst van de Europeanen gebruikten inwoners van Midden-Amerika kwikverbindingen onder meer om beelden en aardewerk mee te beschilderen. Dat laten onderzoekers zien in Frontiers in Environmental Science. Met name het rode mineraal cinnaber was populair. Ook hebben archeologen potten met vloeibaar kwik gevonden. Onder de zogenoemde Tempel van de Gevederde Slang in Teotihuacán, Mexico, lag bijvoorbeeld 200 milliliter.
Van nature kwam kwik weinig voor in door Maya’s bewoonde gebieden en dus voerden ze het van ver aan. Daarmee verhoogden ze de kans op kwikvergiftigingen voor zichzelf en voor latere generaties. Onderzoekers namen monsters van Maya-locaties en in veel daarvan lag het kwikgehalte boven de moderne richtlijnen. Archeologen die er werken zouden er daarom goed aan doen zich te beschermen, vinden de auteurs.