Kruisen, ankers, hartjes en doodshoofden – op de lichamen van steeds meer Nederlanders verschijnen tatoeages. Maar wanneer is dit ‘prikschilderen’ begonnen? In de achttiende eeuw, zoals vaak wordt aangenomen? Een speurtocht door Nederlandse musea en archieven wijst op een vroegere oorsprong.
Vraag een tienjarige een tekening van een zeeman te maken en de kans is groot dat de jonge artiest de zeemansarmen decoreert met een anker. Dat is niet alleen te danken aan de ankertjes op de onderarmen van Popeye the Sailorman. De getatoeëerde zeeman behoort tot de westerse archetypen. Maar waar ligt de oorsprong?
Algemeen wordt aangenomen dat de introductie van het tatoeëren in de westerse wereld het werk is geweest van zeelui. Volgens die opvatting is het allemaal begonnen met de reizen van kapitein James Cook. Tussen 1768 en 1780 voer Cook onder auspiciën van de Britse marine over de Stille Oceaan. Hij kwam terug met gedetailleerde beschrijvingen en tekeningen van getatoeëerde Maori’s, bewoners van Vancouvereiland, de Genootschapseilanden en de Paaseilanden. Een paar mannen aan boord van Cooks schip Endeavour lieten zich in 1769 op het eiland Otaheite tatoeëren. Het bemanningslid Robert Stainsby wordt wel gepresenteerd als de eerste getatoeëerde westerling. In 1774 nam Cook de getatoeëerde Polynesiër Omai mee naar Groot-Brittannië. Gedurende twee jaren trad de man in het hele land op als bezienswaardigheid.
“‘Minder beschaafde volken’ gebruikten naalden ‘in blauw vogt gedoopt'”
Volgens het gezaghebbende boek Art, Sex and Symbol (1974) van R.W. Scutt en C. Gotch leidde de exotische noviteit tot een tatoeëer-rage in de Britse marine. Van de marine zou het tatoeagevirus zijn overgesprongen op andere legeronderdelen en vooral op de zeevarenden van de Britse koopvaardij. Via hen zou het gebruik zich hebben verspreid onder zeelieden in heel Europa en Amerika. Aan het eind van de negentiende eeuw was het tatoeëren een wijdverspreid verschijnsel. Voornamelijk onder varensgasten, soldaten, prostituees en bajesklanten, maar ook onder handwerkslieden. Aldus het Angelsaksische perspectief op de ontstaansgeschiedenis van het westerse tatoeëren in de moderne tijd.

Latere toonaangevende overzichtswerken houden vast aan deze versie. Dat is jammer, want de feiten dwingen om dit hoofdstuk te herschrijven. De getatoeëerde zeeman bestaat langer dan tot dusver werd aangenomen. En de bewijzen daarvoor liggen in Nederlandse archieven en museumcollecties.
Een stukje huid
Een bezoek aan het Anatomisch Museum in Groningen in de late jaren negentig. Een handvol scholieren blijft gniffelend dralen bij het kabinet van Petrus Camper. De glazen kast staat vol flessen met vreemde inhoud. De huid van een walvis, het hart van een krokodil en het oor van een nijlpaard staan naast een mismaakte foetus met ‘dubbele hazenlip en wolfsmond’ en het oor van een ‘mesties’. Als de rust in de museumzaal is weergekeerd, valt mijn oog op het flesje naast een grote pot met de kop van een orang-oetan. Het bevat een geprepareerd stukje menselijke huid dat met touwtjes op zijn plaats wordt gehouden. Vlak onder de opperhuid vormen blauwgrijze lijnen een brandend of gekroond hart met daaronder gekruiste dolken of zwaarden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het lijdt geen twijfel dat het stukje vel van een westerling was. Een gestileerd hart is van oorsprong een christelijk beeld. Zo stond een brandend of met pijlen doorboord hart al symbool voor de kerkvader Augustinus. Maar de naam ‘Barbara Vanini’ onder het hart wijst op een aardse betekenis. Deze huisvlijt heeft toebehoord aan iemand die simpelweg verliefd was op Barbara Vanini. Een Italiaanse schone, stel ik me zo voor. ‘Een stuk getatoeëerde huid van den arm’ is alles wat er in de catalogus staat. Meer is er niet bekend.
Ook de datering van het museumstuk ontbreekt. Maar de toenmalige collectiebeheerder John Le Grand vulde resoluut aan: ‘Camper is overleden in 1789. Dus het is in elk geval van vóór die tijd. Maar waarschijnlijk is het eerder, tussen 1763 en 1771, aan de collectie toegevoegd.’
Tribal tattoos
Medisch officier bij het KNIL Anton Willem Nieuwenhuis deed in zijn boek In Centraal Borneo (1900) verslag van zijn reis naar dit eiland. Het boek bevat foto’s van de tatoeëerkunst van de Dajaks. De Amsterdamse tatoeëerder, kunstenaar, publicist en verzamelaar Henk Schiffmacher kocht in de jaren tachtig een exemplaar van het boek. Hij nam de Dajak-patronen op in zijn repertoire en stond daarmee aan de wieg van de zogeheten tribal tattoo. De rage nam vooral een vlucht nadat Schiffmacher de leden van de rockband Red Hot Chili Peppers had getatoeëerd en hij de hoes van het album Blood Sugar Sex Magik (1991) had ontworpen in de stijl van een Dajak-tatoeage. In korte tijd groeiden de Dajak-motieven uit tot trendy kitsch, die werden verwerkt in textielprints, agenda’s, skateboards, autostickers, gameboys en boodschappentasjes.
In het vorige decennium is de populariteit van klassieke westerse tatoeages (old school tattoos) enorm gestegen, vooral ten koste van de tribal tattoo. Met de groeiende aandacht voor etnische gevoeligheden kan een tribal zelfs het verwijt van culturele toe-eigening oproepen.
Het verslag van Cooks reizen, A Journal of a Voyage to the South Seas, met tekeningen van getatoeëerde Polynesiërs, verscheen pas in 1784. Het is dus praktisch uitgesloten dat de geliefde van Barbara Vanini indirect door James Cook op een idee is gebracht.
Mijn twijfel over de theorie dat Cook aan de wieg stond van het verschijnsel van de getatoeëerde zeeman, begon toen Bert Sliggers, tatoeagekenner en lange tijd conservator van Teylers Museum, mij halverwege de jaren negentig wees op een opmerkelijk handgeschreven document. Het manuscript was in 1934 door iemand die het op zolder had gevonden geschonken aan het Zoölogisch Museum in Groningen en later beland in de collectie van het Gronings Universiteitsmuseum. ‘Een verhandeling over het tatoeëren met een beschrijving van tatoeages aangetroffen op het lijk van een zeeman,’ luidt de officiële omschrijving van het museumstuk. Auteur en datering: onbekend.
Smoking gun
De tekst begint met een historisch overzicht van de wijzen waarop de mens zijn huid heeft beschilderd en verfraaid met cosmetica. Vervolgens weidt de auteur uit over ‘minder beschaafde volken’ die zich decoreren ‘met opzettelijk daartoe vervaardigde naalden in blauw vogt gedoopt’.
Maar waar het om gaat is diens beschrijving van het getatoeëerde lijk van een Nederlandse zeeman. De schrijver heeft twee velletjes nodig om alle tatoeages op te sommen en te beschrijven. Een fascinerend inkijkje in de Nederlandse tatoeëerpraktijk rond 1800. Een gekroond hart, een crucifix, een vogel pikkend aan een takje, een rozenkrans, een matroos met een meisje aan zijn hand, een hart, meerdere zonnen, manen en sterren, een schip met een gekleurde vlag en een anker, een vis, een drinkend paar, een meisje met een bloem in de hand, een hart met het woord ZEEMANSTROOST, een vrouw met de spreuk ‘aanzien doet gedenken’, vier keer de afkorting GHMS en twee keer het jaartal 1793.

Enerzijds sluiten de onderwerpen en motieven aan op een veel oudere christelijke beeldtaal. Anderzijds wijken ze nauwelijks af van de plaatjes en symbolen waarmee de liefhebbers van old school-tatoeages zichzelf in onze eeuw decoreren (zie kader op p. XX). De auteur spreekt zijn verbazing uit over het grote aantal tatoeages van de zeeman: ‘vooral bij het Scheepsvolk, dat in de Landen, waar men zulks pleegt te doen, zich meestal hier of daar laat prikschilderen, doch zelden op zoo veele plaatsen als in dit voorwerp te zien is.’
Het is deze passage die duidelijk maakt dat het al langer gebruikelijk is dat ‘scheepsvolk’ zich laat ‘prikschilderen’. En dat het niet een onlangs uit Engeland overgewaaide rage betreft.
Maar de ‘smoking gun’ die herziening van de tatoeërgeschiedenis noodzakelijk maakt, behoort toe aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Het betreft een stukje huid met een getatoeëerd paartje, omlijst door cherubijntjes, een kroontje, de initialen PH en het jaartal 1765. Dat is drie jaar voordat James Cook met de Endeavour afreisde naar de Stille Zuidzee. Dit stukje huid is, voor zover bekend, het oudste tastbare bewijs van modern westers tatoeëren.
We hebben aan James Cook te danken dat het Tahitiaanse woord tatau wereldwijd verbasterd zou worden tot tattow, tattoo, tatouage, tatuaje, Tätowierung of tatoeage.En de Britse marine heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de populariteit van het tatoeëren onder Europese en Amerikaanse zeelieden. Maar de echte pioniers moeten we toch zoeken onder het ‘gemene volk’, zoals de geliefde van Barbara Vanini.
Moby Dick
Als de geïllustreerde zeeman ouder is dan verondersteld, en als kapitein Cook niet het startsein heeft gegeven, wat is dan de oorsprong van het verschijnsel? Een mogelijke verklaring is dat de zeevarende Europeanen al veel eerder in contact kwamen met getatoeëerde volkeren en het gebruik veel vroeger hebben overgenomen. De Amerikaanse schrijver Herman Melville geeft in zijn Moby Dick (1851) voedsel aan deze theorie. Als voormalig zeeman en walvisvaarder had hij enig recht van spreken toen hij de walvisjager typeerde als ‘de pionier die rondsnuffelde in de verste en onbekendste uithoeken van de aarde’.
“Gewone mensen zijn de echte tatoeage-pioniers”
Melville haalt zijn neus op voor gelauwerde ontdekkingsreizigers als hij zijn betoog over de walvisjager vervolgt: ‘Hij heeft de zeeën en archipels verkend die niet in kaart zijn gebracht en waar nog nooit een Vancouver of Cook heeft gevaren.’ Om vervolgens te benadrukken dat ‘tal van anonieme kapiteins (…) zijn uitgevaren die even groot waren als die Cook of die Krusenstern van u’.
De ik-persoon in Moby Dick, Ishmael, beschrijft met een mengeling van bewondering en afgrijzen het met grote vierkanten getatoeëerde gezicht van zijn Nieuw-Zeelandse vriend en medebemanningslid Queequeg. Wie Moby Dick heeft gelezen is niet meer van de overtuiging af te brengen dat het ruige volk van Amerikaanse, Britse of Hollandse walvisvaarders veel eerder in de verleiding moet zijn gekomen zich door bevriende inheemsen te laten tatoeëren dan de mannen van Cook.
Nooit uitgestorven
Maar er is een andere mogelijkheid: de ‘terug-van-nooit-weggeweest’-hypothese. Deze sluit de eerste verklaring niet uit, maar kan dienen als aanvulling.
In de Prehistorie en Oudheid was het tatoeëren in delen van Europa een gangbaar fenomeen. Sommige menhirs en grotschilderingen tonen mensen met een versierde huid, mogelijk tatoeages. Sinds de spectaculaire vondst van de 5000 jaar oude ijsmummie Ötzi in het Ötztal op de grens van Oostenrijk en Italië (1991) is deze uitgegroeid tot een icoon van een getatoeëerde oer-Europeaan.

De Griekse historicus Herodotus maakte melding van de getatoeëerde Scythen en Thraciërs in Zuidoost-Europa. De Romeinen verbaasden zich over de getatoeëerde Kelten in Brittannië, met name de Picten, die er hun Latijnse benaming aan overhielden (picti betekent ‘geverfden’). Zelf gebruikten de Romeinen tatoeages om hun gevangenen te merken. Dat gebeurde waarschijnlijk ook bij vervolgde christenen, die een getatoeëerd kruis of vissymbool (ichtus) vervolgens ook als ereteken droegen. Tussen de elfde en de zeventiende eeuw zijn er bijna geen gedocumenteerde voorbeelden bekend van getatoeëerde Europeanen.
Pelgrimstekens
In juli 1572 martelden en vermoordden de watergeuzen negentien katholieke geestelijken. Een van deze ‘martelaren van Gorcum’, Jeroen van Weert, droeg op zijn borst en rechterarm getatoeëerde Jeruzalemkruisen. Hij was rond 1522 in Weert geboren. Als minderbroeder had hij een pelgrimstocht naar Jeruzalem gemaakt, waar hij Jeruzalemkruisen op zijn lichaam liet tatoeëren. In 1549 was hij terug in de Lage Landen.
Dankzij een ooggetuigenverslag zijn de details van de moordpartij bekend. Toen Jeroen de ladder naar de strop beklom, werd hij op enkele treden afstand gevolgd door een protestantse predikant, die hem bezwoer Maria en de paus af te zweren. Geërgerd gaf Jeroen de man een trap in de buik, waardoor deze achteroverviel. Toen zag de dominee de tatoeages op het blote lijf van de franciscaan. Hij gaf bevel ze uit te snijden. Druipend van het bloed werd Jeroen vervolgens opgehangen. Hij is de oudste bekende Nederlander met een tatoeage, maar ook de oudste gedocumenteerde drager van een pelgrimstatoeage van Europa. Een twijfelachtige eer die in geen enkel standaardwerk over tatoeages, in Nederland of daarbuiten, vermeld staat.
Toch is het niet waarschijnlijk dat de kennis van het oude gebruik in de Late Middeleeuwen werkelijk helemaal was verdwenen. Aannemelijker is dat het tatoeëren, net als zoveel voorchristelijke tradities, is blijven voortbestaan in de marge van de samenleving.
“IJsmummie Ötzi is een getatoeëerde oer-Europeaan”
De Oostenrijkse etnologen Michael en Arthur Haberlandt opperden in hun studie Die Völker Europas und ihre volkstümliche Kultur (1928) dat het tatoeëren onder zeelieden, schippers, mijnwerkers, handwerkslieden, soldaten en boerenknechten sinds de Middeleeuwen nooit volledig is uitgestorven. Zonder daar overigens bewijzen voor aan te dragen.
De wetenschappelijke belangstelling voor volkscultuur kwam pas op ten tijde van de Romantiek. Negentiende-eeuwse onderzoekers als de Fransman Alexandre Lacassagne en de Belg Louis Vervaeck hebben beschreven hoe ambachtslieden als metselaars, wijnbouwers en kleermakers een getatoeëerd symbool droegen van hun ambacht. De symbolen waarmee zij zich tooiden, wekken de indruk van een oude traditie. Mogelijk een die was geworteld in het gildestelsel. Wie zal het zeggen? Misschien is het tatoeëren sinds de kerstening van Europa inderdaad onafgebroken blijven voortbestaan in de beslotenheid van bepaalde bevolkingsgroepen.
Het laatste woord is er nog niet over geschreven. Omdat de serieuze belangstelling voor de geschiedenis van het tatoeëren nog niet zo oud is, kan er uit archieven of museumdepots nog verrassend materiaal tevoorschijn komen.
Meer weten
- Zeichen auf der Haut (1994) door Stephan Oettermann behandelt de geschiedenis van het tatoeëren in Europa.
- Tatu-Tattoo! (2004) door Francina Forment en Madeleine Brilot (red.) is een catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Brusselse Jubelparkmuseum.
- De wereld van tatoeages (2005) door Maarten Hesselt van Dinter is een standaardwerk.