Home Dossiers Napoleon Het slechte imago van Lodewijk Napoleon

Het slechte imago van Lodewijk Napoleon

  • Gepubliceerd op: 18 januari 2006
  • Laatste update 16 apr 2023
  • Auteur:
    Judith Amsenga een Geertje Dekkers
  • 14 minuten leestijd
Lodewijk Napoleon
Napoleon
Dossier Napoleon Bekijk dossier

Lodewijk Napoleon, die in 1806 door zijn broer Napoleon tot koning van Holland werd benoemd, lijdt onder het imago van een wat sneue man, die ongeschikt was voor de politiek. Dat is echter een onderschatting van zijn kunnen. Nederlands eerste koning verzette zich wel degelijk tegen zijn broer, wist revolutionaire plannen om te zetten in concreet beleid en was zeer populair bij de Nederlandse bevolking.

‘Hollanders! Nimmer zal ik een goed en deugdzaam volk zoals u vergeten. Mijn laatste gedachte en mijn laatste zucht zullen voor uw geluk zijn.’ Zo sprak de eerste koning van Nederland, de Fransman Louis Bonaparte, bij zijn troonsafstand op 1 juli 1810 ‘zijn’ volk toe. Een ruime week later lijfde zijn grote broer Napoleon het land in bij het Franse keizerrijk en hield het Koninkrijk Holland op te bestaan.

Meer lezen over Napoleon? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Vier jaar lang had Louis, of Lodewijk Napoleon, in opdracht van Napoleon op de troon gezeten van het door Bonaparte in 1806 gecreëerde koninkrijk. Na de Bataafse Revolutie van 1795, toen stadhouder Willem V met behulp van Franse legers was verjaagd, hadden de Nederlandse patriotten het land omgevormd tot de Bataafse Republiek, gebaseerd op de Verlichtingsidealen van vrijheid en gelijkheid.  

Hoewel de Republiek officieel onafhankelijk was, had Frankrijk er wel degelijk invloed. Die nam toe onder Napoleon, die de rijke Republiek meer en meer ging zien als een wingewest voor Frankrijk. De Hollandse smokkel met aartsvijand Engeland was hem bovendien een doorn in het oog. Zijn broer Lodewijk zou daarom orde op zaken moeten stellen en de Franse belangen met hand en tand moeten verdedigen.

Aanvankelijk was Lodewijk Napoleon niet erg enthousiast over zijn nieuwe taak         

Aanvankelijk was de 27-jarige Lodewijk niet erg enthousiast over zijn nieuwe taak. Hij was niet gekend in de oekaze van zijn broer, en bovendien lag Lodewijks belangstelling bij de kunsten – hij hoopte ooit een schrijver van formaat te worden. Ook zou het kille klimaat in Holland zijn reuma alleen nog maar verergeren: als hij dan koning moest worden, waarom dan niet van Genua of Piemont? Wat moest hij in dat koude kikkerland?

Napoleons lievelingsbroer

Lodewijks protesten haalden niets uit. Hij mocht dan Napoleons lievelingsbroer zijn, de belangen van het keizerrijk gingen voor. Op 5 juni 1806 benoemde Napoleon hem in een ultrakorte ceremonie vanuit Parijs tot koning van Holland. Het was een noodoplossing: de bedoeling was dat Lodewijk in Holland officieel zou worden gekroond. Die kroning werd door Napoleon echter steeds uitgesteld omdat hij vond dat er eerst algemene vrede moest zijn. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tien dagen later vertrok Lodewijk met zijn vrouw Hortense en twee kinderen naar Den Haag. Eenmaal gewend aan het idee van zijn nieuwe baan, maakte Lodewijk een opmerkelijke ommekeer. In zijn Documens Historiques, de herinneringen die hij na zijn troonsafstand optekende, schreef Lodewijk dat hij zich in 1806 heilig voornam zich in te zetten voor ‘de belangen der natie, de benoodigdheden en de behandeling der publieke zaken’. Lodewijk was heel serieus in dat voornemen: hij was meteen erg betrokken bij het Nederlandse volk, en daarbij ging het hem niet alleen om zijn imago.

“Lodewijk was meteen erg betrokken bij het Nederlandse volk          “

Zo maakte hij al snel na aankomst reizen om zijn nieuwe land te leren kennen. Daarbij stapte hij regelmatig uit zijn koets om een praatje te maken met de lokale bevolking, waarbij hij soms zelfs Nederlands probeerde te spreken. Na thuiskomst schreef hij lange memo’s en plannen over voor het land noodzakelijke verbeteringen in onder meer landbouw, handel, hygiëne, dijkbouw en waterwegen. Hij liet zich goed informeren over de zeden en gewoonten van zijn land, en probeerde zich daaraan te conformeren, bijvoorbeeld door pijp te roken – waar hij overigens erg misselijk van werd. 

‘Iek ben konijn van Olland’       

Bovendien – en dat maakte grote indruk – schoot de nieuwe koning te hulp bij rampen. Toen in 1807 bij een ontploffing van een kruitschip in het centrum van Leiden meer dan 150 mensen omkwamen en een groot deel van de stad in puin kwam te liggen, vertrok Lodewijk onmiddellijk van Den Haag naar Leiden en beval hij zijn soldaten om te zoeken naar overlevenden. Hij leverde voedsel en medische zorg en gaf steun bij de wederopbouw, waarvoor hij het eerste nationale rampenfonds opzette.

Twee jaar later, toen de rivieren in de Betuwe overstroomden, trok Lodewijk twee dagen en een nacht door het gebied om de ergste nood te lenigen, werklieden aan te sporen en de hulpverlening te coördineren. Dit alles leverde hem de koosnaam ‘vader der ongelukkigen’ op. Het schijnt zelfs dat, toen hij op een van zijn reizen in een toespraakje de hoop uitsprak dat zijn volk eens zou vergeten dat hij geen Nederlander was, een oude man hem antwoordde: ‘Dat zijn we al vergeten sinds Leiden.’ 

Volgens de bronnen was Lodewijk geen erg goede leerling, maar dat lag waarschijnlijk niet geheel aan hemzelf         

Ook Lodewijks inspanningen de Nederlandse taal te handhaven in zijn landsbestuur en aan het hof, en zijn pogingen het Nederlands zelf onder de knie te krijgen, vielen in goede aarde. Volgens de bronnen was hij geen erg goede leerling, maar dat lag waarschijnlijk niet geheel aan hemzelf.

Lodewijks belangrijkste leraar Nederlands, Willem Bilderdijk, was weinig pragmatisch. In plaats van Lodewijk lidwoorden en dergelijke aan te leren, begon hij met ingewikkelde wetenschappelijke verhandelingen over de aard van het Nederlands. Het is misschien niet geheel verwonderlijk dat Lodewijks Nederlands tegenwoordig eigenlijk alleen nog maar bekend is door zijn verspreking: ‘Iek ben konijn van Olland.’

Lodewijk Napoleon te zachtaardig voor het slagveld

Door dit soort verhalen bestaat tot op de dag van vandaag het beeld van Lodewijk als een goedmoedig mens, die het beste voorhad met de Nederlanders. Verder heeft hij het enigszins sneue imago van een ziekelijk man, die onder de vleugels van zijn broer weliswaar carrière maakte in het leger, maar eigenlijk te zachtaardig was voor het slagveld, ongeschikt was voor de politiek, en liever literatuur schreef – al had hij daarvoor weinig talent.

Dat is een onderschatting van Lodewijks kunnen. Politieke ervaring had hij onder meer opgedaan tijdens een ‘stage’ bij de Franse Staatsraad. Daar had hij van dichtbij meegemaakt hoe de Code Napoléon, het Franse Burgerlijk Wetboek, tot stand kwam. En zijn lessen in het bewerken van de publieke opinie had Lodewijk genoten van een van de sluwste politici en meest gehaaide strategen ooit: zijn broer. Zo liet Lodewijk in Holland het tijdschrift Le Vrai Hollandais uitbrengen. Drie dagen na de ramp in Leiden verscheen daarin al een gedicht waarin Lodewijk père des malheureux – ‘vader der ongelukkigen’ – werd genoemd. Het lijkt erop dat zijn eigen propagandamachine achter die koosnaam zat.  

Lodewijk weigerde de dienstplicht in te voeren en soldaten te leveren voor Napoleons oorlogen          

Minstens even belangrijk voor Lodewijks populariteit onder de bevolking was zijn verzet tegen de plannen van zijn broer. Van Napoleon moesten alle Europese havens gesloten worden voor goederen uit Engeland, om zo de Engelse economie te verzwakken: het zogenoemde Continentale Stelsel. De Nederlanders, die intensief handelden met de Engelsen, zagen uiteraard niets in dit voornemen. Lodewijk liet Napoleon weten dat hij de maatregel onevenredig en onuitvoerbaar achtte. Officieel voerde hij hem wel in, maar hij zag in dat het zo goed als onmogelijk was de uitgebreide Hollandse kustlijn ‘Stelsel-dicht’ te maken, temeer omdat al zijn troepen op bevel van Napoleon in het buitenland waren gestationeerd. Deze tegenstribbelende handhaving van het Stelsel kwam Lodewijk regelmatig op felle kritiek van zijn broer te staan. 

Ook weigerde Lodewijk de dienstplicht in te voeren, om zo soldaten te leveren voor Napoleons oorlogen. Dienstplicht paste eenvoudig niet bij Holland, vond Lodewijk. Omdat zijn broer bleef aandringen meer troepen te zenden, zocht Lodewijk een uitweg in het inlijven van weesjongens als soldaat. Maar toen dat tot opstootjes van verontwaardigde burgers leidde, schrapte hij dat plan snel.

Wantrouwen jegens Napoleon           

Lodewijks poging zelfstandig te regeren wijst er volgens sommige historici op dat hij volwassen werd en zich begon af te zetten tegen zijn grote broer. Terwijl hij zich daarvoor van alles had laten aanleunen, probeerde Lodewijk als koning van Holland zijn eigen koers te varen. En hij begon Napoleon steeds meer te wantrouwen. In al zijn Franse medewerkers zag hij spionnen van zijn broer. Hij ontsloeg ze grotendeels en verving ze door Nederlanders. 

In al zijn Franse medewerkers zag Lodewijk spionnen van zijn broer          

Uit dit alles concludeerde Napoleon dat Lodewijk te Nederlands was geworden. In 1810 was de maat vol: Napoleon lijfde Nederland in bij zijn keizerrijk. Lodewijk hield de eer aan zichzelf en deed vlak voor de Inlijving troonsafstand. Tijdens zijn stille aftocht – Napoleon hoorde pas een paar dagen later van zijn broers abdicatie – zou Lodewijks hond Thiel, die hij had gevonden tijdens de overstromingen in de Betuwe, door zijn koets zijn overreden en dood zijn gegaan. Het verhaal heeft het tragische imago van Lodewijk alleen maar versterkt.

Aan dat imago heeft Lodewijk overigens zelf ook bijgedragen. Zijn schrijfsels zijn vaak wat pathetisch: in zijn Documens bijvoorbeeld schiet hij regelmatig in de verdediging. Lodewijk kon melancholiek en tobberig zijn, deels vanwege zijn zwakke gezondheid: een slecht behandelde geslachtsziekte leidde tot verlammingsverschijnselen in zijn arm en een vergroeiing van zijn rug bemoeilijkte hem het lopen zozeer dat hij zelfs de bijnaam ‘de lamme koning’ kreeg.

Ook in zijn huwelijksleven ging het Lodewijk Napoleon niet voor de wind. Het huwelijk tussen hem en Hortense de Beauharnais was een puur politieke regeling, bedacht door Josephine, de moeder van Hortense en vrouw van Napoleon. Haar huwelijk met Napoleon was kinderloos gebleven en om de troonopvolging te verzekeren, moesten er kleinkinderen komen die vervolgens als zonen geadopteerd konden worden. Napoleon gaf deze constructie ‘cachet’ door te verwijzen naar de Romeinse keizers, die vaker neefjes of kleinkinderen adopteerden om de keizerstroon binnen de familie te houden. Het huwelijk had de vreemde consequentie dat Lodewijk, naast Napoleons broer, ook zijn aangetrouwde zoon zou worden.

‘Nooit was een trouwplegtigheid treuriger’, schreef Lodewijk over zijn huwelijk         

Lodewijk verzette zich twee jaar tegen de plannen; hij was verliefd op een ander meisje. Maar ook hierin kon hij zijn grote broer niet lang tegenspreken. Over de plechtigheid schreef Lodewijk later: ‘Nooit was een trouwplegtigheid treuriger, nimmer gevoelden twee echtgenoten levendiger de gewaarwording van alle de ijselijkheden van een gedwongen en kwalijk geplaatst trouwverbond.’

Hortense, die uit haar memoires naar voren komt als een wat verwend kind, schreef in haar dagboeken diepongelukkig te zijn in Holland. Ze vluchtte vaak terug naar Parijs. Desondanks kreeg ze met Lodewijk drie kinderen. De dood van hun eerste zoontje Napoleon-Karel aan de kroep in 1807 leidde tot een korte toenadering tussen de twee echtelieden: negen maanden later werd Karel Lodewijk geboren, de latere keizer Napoleon III.

Het lijkt erop dat Lodewijks wat treurige privé-leven zijn politieke imago heeft gekleurd. Toch is het een misverstand dat hij weinig invloed had. Het belang van Lodewijk wordt tegenwoordig vooral gezien in het feit dat hij allerlei plannen van de Bataafse revolutionairen wist door te voeren. De Bataafse Revolutie was een serieuze revolutie met allerlei vernieuwende ideeën, waar aanvankelijk weinig van terechtkwam vanwege de verdeeldheid in het land. Door Lodewijks streven naar centralisatie wist hij veel van de revolutionaire aanzetten om te zetten in concreet beleid.

Lijfstraffelijk Wetboek

Een van de revolutionaire plannen betrof het lager onderwijs, dat voor iedereen verplicht en toegankelijk werd. Die plannen bevonden zich voor Lodewijks komst al in een vergevorderd stadium; het is zijn verdienste dat ze ook echt werden uitgevoerd. Het systeem functioneerde goed. Zo goed dat Franse inspecteurs na een onderzoek in 1811 concludeerden dat het het beste in Europa was. Ze drongen er bij Napoleon op aan een dergelijk systeem ook in Frankrijk op te zetten – tevergeefs.

Daarnaast voerde Lodewijk een nationale cultuurpolitiek en richtte hij instituten op die nog steeds bestaan. Het Koninklijk Instituut, bijvoorbeeld, de voorloper van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en het Koninklijk Museum, de voorloper van het Rijksmuseum. Het was het vervolg op de Nationale Konst-Gallerij, die de revolutionaire politicus Alexander Gogel in 1800 had geopend.

Ook liet Lodewijk nationale wetten vastleggen in een Burgerlijk Wetboek en een ‘Lijfstraffelijk Wetboek’ – opnieuw een project dat al liep sinds de Bataafse Tijd, maar nog niet was geslaagd. Het Lijfstraffelijk Wetboek verbood geseling, foltering, deportatie met dwangarbeid en de tentoonstelling van lijken op het galgenveld. Dit milde wetboek werd de basis voor het Wetboek van Strafrecht na 1813. 

Ook in religieus opzicht bracht Lodewijk revolutionaire plannen in praktijk. Hij verordonneerde zelfs nog eens dat alle godsdiensten gelijk waren         

In de commissie die deze wetboeken moest samenstellen zat Mozes Salomon Asser, een jood. Ook dat was nieuw. Sinds de Bataafse grondwet van 1798 bestond in Nederland officieel vrijheid van religie, maar in de praktijk kwam er weinig van terecht. Hervormden waren nog steeds bevoordeeld en in het bijzonder joden werden gediscrimineerd. Dat Asser zo’n prominente positie kreeg, was dus opmerkelijk. Ook in religieus opzicht bracht Lodewijk dus revolutionaire plannen in praktijk. In 1808 liet hij zelfs een speciaal ministerie van Eredienst oprichten en verordonneerde hij nog eens dat alle godsdiensten gelijk waren. Naast joden profiteerden vooral katholieken van deze hervormingen.

Een ander wapenfeit van Lodewijk – misschien wel zijn belangrijkste – had echter niets met de Bataafse Revolutie te maken: hij transformeerde de Republiek in het koninkrijk dat het nu nog steeds is. Lodewijk heeft het Nederlandse koningschap vormgegeven. Bij zijn aankomst in 1806 kreeg hij te maken met de republikeinse grondwet van 1805. Die bouwde Lodewijk om tot de grondwet van een echte monarchie – overigens zonder daar veel ruchtbaarheid aan te geven; hij gaf zijn ministers zelfs opdracht te zwijgen over de aanpassingen. Om het koningschap nog verder te verstevigen liet hij later een geheel nieuwe grondwet schrijven, die vanwege de Inlijving echter nooit is ingevoerd.

Oranje

De omvorming van de grondwet was een belangrijke stap. Na de verdrijving van Napoleons troepen in 1813 werd Nederland opnieuw een koninkrijk, deze keer onder een Oranje: koning Willem I, de zoon van stadhouder Willem V, die in 1795 de Republiek was ontvlucht.

Als koning probeerde Willem I Lodewijk en Napoleon duidelijk te imiteren. Zo lijkt het staatsieportret van Willem sterk op dat van hen. Bovendien kopieerde hij de autoritaire manier van regeren van de broers. Zo zei Willems moeder, Wilhelmina van Pruisen, ooit eens: ‘Willem joue au petit Bonaparte’ – Willem speelt Bonapartetje. 

Als koning probeerde Willem I Lodewijk en Napoleon duidelijk te imiteren           

Dat is opmerkelijk, omdat de Oranjes verder weinig op lijken te hebben met de Oranje-loze periode 1795-1813 en in het bijzonder de heerschappij van de Fransen. Sinds 1813 hebben orangistische historici de Franse Tijd vaak voorgesteld als een onbelangrijke tussenperiode in de heerschappij van de Oranjes, die begon met de Vader des Vaderlands en vanzelfsprekend doorliep in de Oranje-monarchie.

Die vanzelfsprekendheid wordt door historici tegenwoordig steeds vaker aan de kaak gesteld. De Oranjes waren sinds 1801 klaar met Nederland. De latere Willem I had afstand gedaan van zijn aanspraken op het koningschap en als genoegdoening daarvoor onder meer het vorstendom Fulda gekregen van Napoleon. En onbelangrijk was de Franse Tijd ook zeker niet. Lodewijk heeft de eenheid van Nederland in belangrijke mate vorm gegeven net als de monarchie. En de veranderingen die onder zijn heerschappij werden doorgevoerd op het gebied van onderwijs, wetgeving en cultuur waren cruciaal voor de modernisering van het koninkrijk. 

Raadspensionaris Gijsbert Karel van Hoogendorp          

Dat Willem I toch nog koning werd, was vooral het werk van de orangistische vroegere raadspensionaris Gijsbert Karel van Hoogendorp. In de chaos na het vertrek van de Fransen riep Van Hoogendorp zichzelf met een aantal andere oud-regenten uit tot het Algemeen Bestuur van het land en verzocht Willem naar Nederland te komen om koning te worden.

De oude koning, Lodewijk, solliciteerde dan ook nog naar de functie, maar werd beleefd bedankt. Toch vergat hij ‘zijn’ koninkrijk niet. Naast zijn memoires schreef hij een zedenroman, Marie ou les peines de l’amour, waarin hij een idyllisch beeld schetst van Holland. De moraal: in Holland waren de zeden nog puur, in tegenstelling tot het moreel verdorven Parijs. Het boek werd uitgegeven in 1812, op het moment dat Holland was ingelijfd bij het keizerrijk.

Lodewijk stierf in 1846 aan een hersenbloeding, 67 jaar oud. Bij zijn begrafenis was ook een Hollandse delegatie aanwezig. Van Lennep, een van Lodewijks vroegere leermeesters Nederlands, bracht hem daar de volgende hommage: ‘Sire, u hebt de eer van het vaderland en uzelf gered. Holland heeft zich niet hoeven schamen voor zijn vorst.’

Meer weten

  • Voor informatie uit de eerste hand: Lodewijk Napoleon, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland (1820), de Nederlandse vertaling van Lodewijks Documens Historiques in drie delen. Een beknoptere versie is Gedenkschriften (1983). Wim Zaal koos fragmenten uit de Documens en bewerkte ze tot een handzaam overzicht van Lodewijks doen en laten.
  • Naast Lodewijk hield Hortense haar herinneringen bij in drie dikke delen: Mémoires de la reine Hortense (1927), waarin haar tijd in Nederland voornamelijk in klaagzangen de revue passeert. Interessant zijn ook de briefwisselingen tussen Napoleon en zijn broertje, in de negentiende eeuw bijeengebracht door Th. Jorissen: Napoléon I et le roi de Hollande, 1806-1813 d’après des documents authentiques et inédits (1868).
  • Een beknopte overzicht van de Franse Tijd geeft, ‘Wat nu?’ zei Pichegru. De Franse Tijd in Nederland, 1795-1812 van Judith Amsenga en Geertje Dekkers (2004). Over de onlusten onder Lodewijk en na de inlijving verscheen J. Joor, De adelaar en het lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813) (2000) – een zeer compleet overzicht. In 2005 reconstrueerde Hans van Eeden voor het Eindhovens Dagblad de reis die Lodewijk in 1809 door Brabant maakte. Zijn verslag verscheen in