In ‘Land van het grote sterven‘ betoogt Joris Van Bladel dat Russen uit ander hout zijn gesneden dan Europeanen. Driekwart van de bevolking ziet het als een eer en een plicht om in het leger te dienen.
Het boek van de Vlaamse slavist en militair deskundige Joris Van Bladel valt uiteen in twee delen. Het eerste beschrijft hoe Rusland Europa ‘keer op keer heeft verrast met onverwachte strategische wendingen’ in de drie jaar sinds de grootschalige invasie van Oekraïne en de kwart eeuw dat Vladimir Poetin er de scepter zwaait. Deze hoofdstukken vormen solide staaltjes geschiedschrijving. Van Bladel typeert het Poetin-regime als een ‘militocratie’, waarin het leger en de veiligheidsdiensten de hoofdrol opeisen. Het adagium van tsaar Alexander III dat Rusland slechts twee bondgenoten heeft – het leger en de marine – lijkt ook voor Poetin te gelden. Van Bladel heeft het in ieder geval bij het rechte eind met zijn observatie dat de oorlog voor de Russische president een politiek instrument is, essentieel voor het voortbestaan van zijn regime.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In het tweede deel zoekt hij verklaringen voor het Russische optreden in de longue durée. Daarbij borduurt hij voort op het onderzoek dat hij rond de millenniumwisseling in Rusland deed naar de mislukte transformatie van een massaleger dat leunt op dienstplichtigen naar een op westerse leest geschoeid professioneel vrijwilligersleger. Volgens Van Bladel heeft de Russische krijgsmacht zich nooit ontdaan van zijn traditionele en eeuwenoude militaire cultuur.
Bovendien ziet zo’n driekwart van de bevolking het ondanks de oorlog in Oekraïne als een eer en een plicht om het moederland te dienen. Van Bladel stelt daarom dat de militaire cultuur een uitvergroting is van de Russische mentaliteit, ‘een fundamenteel conservatieve en militaristische samenleving, waarin het idee van nationale grootsheid intrinsiek is verbonden met het vermogen tot lijden en opoffering’.
Het is de vraag of dat echt stevig verankerd is in de duizendjarige geschiedenis van Rusland, zoals Van Bladel schrijft, of dat Poetin juist de geesten rijp maakt voor oorlog met zijn knip-en-plakversie van het verleden. Tekenend is dat maar 18 procent van de Russische jongeren daadwerkelijk de dienstplicht vervult.
Hoe dan ook verschilt de mentaliteit van het ‘land van het grote sterven’ hemelsbreed met die van hedendaags West-Europa, terwijl de situatie in Van Bladels ogen nu ‘urgenter, gevaarlijker en explosiever’ is dan tijdens de Koude Oorlog. Hij bepleit daarom een gedeeltelijke terugkeer naar het massaleger in Europa, vooral in mentaliteit, ook al is dit een terugkeer in de tijd. Voor de Oekraïners was er geen andere optie, zij werden al eerder ingehaald door de keiharde werkelijkheid.
Land van het grote sterven. Hoe Rusland de westerse logica tart
Joris van Bladel
264 p. Prometheus, € 23,99
