Geen land ter wereld telt zoveel moslims als Indonesië. Het eilandenrijk was ver voor de komst van de Nederlanders al islamitisch. En dan niet door verovering, maar door handel en samenwerking.
Wanneer je aan de islam denkt, dan denk je aan het Midden-Oosten. Daar ligt immers de bakermat van de tweede godsdienst ter wereld. Daar vind je de heilige steden Mekka, Medina en Jeruzalem. Daar speelt religie al eeuwenlang een hoofdrol in de vele conflicten die er werden én worden uitgevochten. Maar de meeste moslims wonen helemaal niet in het Midden-Oosten. Van de bijna twee miljard moslims wereldwijd woont een derde in Azië – in het bijzonder in Zuidoost-Azië. Landen als Indonesië, Maleisië en Brunei hebben een moslimmeerderheid. In Indonesië staat 87 procent van de meer dan 275 miljoen inwoners geregistreerd als moslim. Het land heeft de grootste moslimgemeenschap ter wereld.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dat is bepaald geen recente ontwikkeling. Toen de Verenigde Oost-Indische Compagnie rond 1600 voet aan wal zette in de Indische Archipel, was het overgrote deel van de bevolking al moslim. Sterker nog, in het noorden van Sumatra is een islamitische grafsteen teruggevonden die dateert van 1211. Toen de Venetiaanse koopman Marco Polo in 1292 per schip vanuit China terugreisde naar Europa, rapporteerde hij dat hij daar een ‘moorse’ stad had aangetroffen. Dat was waarschijnlijk het koninkrijkje Samudera Pasai, waarover de Marokkaanse reiziger Ibn Battoeta in 1346 wist te melden dat de heersende sultan een devoot moslim was. Tot na de dekolonisatie van Indonesië was Nederland een tijdlang dus het grootste moslimrijk ter wereld.
Vanuit Europa gezien verspreidde de islam zich vooral door verovering. De volgelingen van de profeet Mohammed veroverden vanuit het Arabisch schiereiland in korte tijd het huidige Syrië, Iran, Egypte, Tunesië, Algerije en Marokko. Binnen honderd jaar na de dood van Mohammed in 632 hadden de Arabieren ook het Iberisch schiereiland veroverd. Pas in 732 werd hun opmars gestuit in de Slag bij Poitiers. Vanaf de veertiende eeuw namen de Ottomanen het stokje over. Ze lijfden de Balkan in en stonden tot twee keer toe voor de poorten van Wenen. Het kostte de Europeanen veel pijn en moeite om de islamitische veroveringen ongedaan te maken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In Azië ging het anders. Natuurlijk, de Arabische veroveraars kwamen ook tot in het hedendaagse Pakistan. De gevreesde Turks-Mongoolse krijgsheer Timoer Lenk noemde zichzelf ‘Het Zwaard van de Islam’ en stierf in 1405 terwijl hij op het punt stond om China binnen te vallen. Zijn opvolgers vestigden het islamitische Mogolrijk dat bijna heel India omvatte.
Maar Zuidoost-Azië en de kust van China bleven ver buiten het bereik van deze islamitische veroveraars. Toch kreeg de islam ook daar voet aan de grond. Dat was niet het gevolg van oorlog en strijd, maar van handel en samenwerking. Het waren kooplieden die de islam naar de Indonesische archipel brachten en niet militairen en missionarissen.
Netwerk van steden
Zo rond het jaar 1000 vertoonde de wereldeconomie grote gelijkenis met die van nu. China was ook toen de machinekamer van de wereldhandel. De stad Hangzhou had al 1,5 miljoen inwoners – veel meer dan Europese steden in deze periode – en de economie draaide op volle toeren. De havenstad Guangzhou (vroeger vaak ‘Kanton’ genoemd) was waarschijnlijk de drukste ter wereld. Chinese koopwaar was gewild. Niet alleen in Azië, maar ook in Europa.
De handel bloeide via zeeroutes door de Indische Oceaan en de Arabische Zee én een netwerk van karavaanroutes door Centraal-Azië, dat China met het Midden-Oosten en Europa verbond. Het waren stuk voor stuk routes die al in de Oudheid waren ontstaan. Via deze weg werden eeuwenlang handelswaar en ideeën uitgewisseld. Er was dus geen sprake van eenrichtingsverkeer en ook niet van één route. Wat vaak de zijderoute wordt genoemd, is in feite slechts een label op een netwerk waarlangs sprake was van handelsstromen en intellectuele kruisbestuiving in tal van richtingen, ook los van China.
De islamitische wereld was daarbij de spil waar de wereldhandel om draaide. Die strekte van Perzië tot het Iberisch schiereiland en van Anatolië tot Jemen. De zijderoute was een directe link naar Centraal-Azië en China, karavaanroutes reikten tot diep in Afrika, Europa lag aan de overkant van de Middellandse Zee en India was dankzij de moesson makkelijk te bereiken over de Indische Oceaan.
Net zoals dat nu in Nederland gebeurt, verdienden Arabische kooplieden veel geld met doorvoerhandel. Daar waren ze zeer bedreven in. Met kamelen en dhows – traditionele Arabische zeilschepen – legden ze grote afstanden af om kostbare koopwaar van hot naar her te vervoeren. Het islamitische geloof stond de ontplooiing van commerciële talenten niet in de weg. Integendeel, de profeet Mohammed was immers van origine ook een handelaar geweest. Het islamitische sakk-kredietsysteem op basis van cheques was uitstekende financiële smeerolie voor de handel.
De profeet Mohammed was ook een handelaar
Voor hun zeiltochten door de Indische Oceaan waren de Arabische zeelieden sterk afhankelijk van de moesson, de tropische wind die om het halfjaar van richting verandert. Een retourtje vanuit de Rode Zee naar China duurde vaak drie jaar, omdat zeelieden lang moesten wachten op een gunstige wind.
Als gevolg daarvan ontstond een netwerk van havensteden langs de hele route, met pleisterplaatsen in India, Maleisië, Indonesië en de Filipijnen. Al in de zevende eeuw vestigden Arabische zeelieden zich aan de westkust van India en ze reisden in die tijd ook al naar de eilanden van Indonesië en de Filipijnen, op zoek naar koopwaar. Zo verspreidde de islam zich vanuit het Arabisch schiereiland over Zuidoost-Azië. In talloze kuststeden ontstonden kleine islamitische gemeenschappen, zelfs in de grote Chinese havenstad Guangzhou.
Dominante religie
Maar in China stond niet iedereen met open armen te wachten. Buitenlandse invloeden werden sowieso gewantrouwd, en daar bleef het niet altijd bij. In 879 werd Guangzhou tijdens een boerenopstand grondig geplunderd. Alle buitenlanders werden vermoord of verdreven. Zeelieden die het bloedbad overleefden, namen de wijk naar Maleisië en de Indonesische archipel.
Daar konden ze over het algemeen rekenen op een warmer welkom. De bewoners van de hindoeïstische en boeddhistische rijken op de Indonesische archipel voeren zelf ook al heel lang tussen de duizenden eilanden van de archipel en over de Indische Oceaan. Dat was de wijze waarop het hindoeïsme en het boeddhisme hun weg hadden gevonden van India naar Zuidoost-Azië.
Op Sumatra ontstond bijvoorbeeld tussen de zevende en de elfde eeuw het zeevarende Srivijaya-rijk – of vrij vertaald uit het Sanskriet: het glorieuze rijk. Dat strekte zich op zijn hoogtepunt uit van Maleisië tot Java. Dankzij de gunstige ligging aan de Straat van Malakka konden de Srivijaya profiteren van de bloeiende handel in Azië.
De elite voelde zich aangetrokken tot de islam
Dat deden de Arabische zeevarende handelaren dus ook. De Indonesische archipel was bovendien zelf ook rijk aan kostbare specerijen als nootmuskaat, kruidnagel en foelie. In het ruim van dhows en op de rug van kamelen vonden die hun weg naar India, het Midden-Oosten en uiteindelijk Europa.
Tot de dertiende eeuw bleef de aanwezigheid van de islamitische kooplieden beperkt tot de vele handelscentra in Zuidoost-Azië. Maar vanwege de rijkdommen die werden vergaard met de handel, waren dat ook vaak de centra van de macht. De islam oefende grote culturele aantrekkingskracht uit op de welgestelde elite. De machthebbers bekeerden zich tot de islam en zo ontstond bijvoorbeeld ook het sultanaat Samudera Pasai op Sumatra.
Daarmee was de weg vrij voor de bouw van moskeeën en madrassa’s, waar de islam werd onderwezen. Ook gold in de Indonesische sultanaten het islamitisch recht, de sharia. Vanuit de steden sijpelde de islam verder de binnenlanden in. Dat ging over het algemeen op vreedzame wijze, maar het ging soms ook gepaard met geweld. De Indonesische sultans lieten zich namelijk ook niet onbetuigd in de vele oorlogen tussen de verschillende koninkrijken.
Sultans oppermachtig
Over de beginperiode van de islam in Zuidoost-Azië zijn weinig bronnen beschikbaar. We moeten het hebben van grafstenen en een paar reisverslagen. Maar vlak na de Portugese verovering van Malakka in 1511 schreef de Portugese ontdekkingsreiziger Tomé Pires Suma Oriental, een uitgebreid rapport over de Indonesische archipel. Hij bezocht zelf Sumatra en Java en verzamelde ooggetuigenverslagen uit de rest van de regio. Volgens Pires werd bijna heel Sumatra geregeerd door sultans, op de westkust en het zuidelijkste puntje van het eiland na. Op Java was de noordkust islamitisch, maar vochten de sultans oorlogen uit met hindoeïstische vorsten op de rest van het eiland.
Zo zakte de islam langzaam maar zeker af van het noorden van Sumatra naar de rest van het eiland. Aan het eind van de eeuw bekeerde de machtige Majapahit-dynastie op Java zich tot de islam. De specerijenhandel bracht de islam naar de Molukken, waar de sultanaten Ternate en Tidore ontstonden.
In loop van de zestiende eeuw werd de islam de dominante religie in de Indonesische archipel. De hoogtijdagen van het hindoeïsme, dat eeuwen eerder de oversteek had gemaakt van India naar Indonesië, waren voorbij. Uit die tijd resteren nu vooral magnifieke tempels als de Borobodur en de Prembanan op Java.
Rijkdommen
Ook op het Maleisisch schiereiland en de Filipijnen kreeg de islam stevig voet aan de grond. De ontwikkelingen in China werkten de verspreiding van de islam in Zuidoost-Azië in de hand. Na de machtsovername door de keizerlijke Ming-dynastie in 1368 volgde weer een golf van uitzettingen. De nieuwe machthebbers maakten schoon schip door hogere ambtenaren met een islamitische achtergrond te ontslaan. Die vonden vaak emplooi in de sultanaten van Zuidoost-Azië. Tijdens de zeven grote expedities die de beroemde Chinese admiraal Zheng He tussen 1405 en 1433 leidde, vestigden Chinese moslims zich in kuststeden van de Filipijnen tot Sumatra.
Mystieke islam
Op Java zag ontdekkingsreiziger Tomé Pires twee gelijktijdige ontwikkelingen: de islamisering van de lokale bevolking en de ‘javanisering’ van islamitische immigranten. Vooral het soefisme – een mystieke variant van de islam – was populair. Zo ontstond een ‘mystieke synthese’: zelfs devote moslims zwoeren de verering van voorouders en natuurgeesten niet af. Bekeerlingen hielden vaak nog lang vast aan oude gebruiken als gemengde huwelijken en het cremeren van overledenen. Hindoeïstische asceten stonden in de zestiende eeuw bij moslims in hoog aanzien, al waren er ook islamitische predikers actief die van dit alles gruwelden.
Ook de komst van de Europeanen in de zestiende eeuw gaf onbedoeld een belangrijke impuls aan de verspreiding van de islam. Aangelokt door de rijkdommen van Azië en uit frustratie dat alleen de Republiek Venetië als eindstation van de handelsroute via het Midden-Oosten fungeerde, zochten diverse Europese ontdekkingsreizigers een eigen route naar Azië. De Portugees Vasco da Gama bereikte India in 1498 en daarna domineerden de Portugezen binnen twintig jaar de zeehandel in Azië. Dankzij een in 1511 gebouwd fort was de Straat van Malakka in Portugese handen. Overal waar specerijen werden verbouwd, stichtten de Portugezen een feitoria. Dat was een versterkte handelspost, later in het Nederlands verbasterd tot factorij, van waaruit de Portugezen een dikke vinger in de pap van de handel kregen.
In hun kielzog vonden katholieke missionarissen de weg naar Zuidoost-Azië. Van de weeromstuit groeide het aantal moslims, zeker in verzetshaarden als Atjeh en Mataram. Indonesische sultans zagen de komst van de Portugezen met lede ogen aan en klopten – tevergeefs – aan om hulp bij hun machtige Ottomaanse collega in Istanboel. Ondertussen vertrokken in de zeventiende eeuw de eerste Indonesische pelgrims voor de hadj naar Mekka.
Toen hadden de Nederlanders het koloniale stokje al overgenomen van de Portugezen. De VOC was het strikt om de handel te doen. De Nederlanders hadden aanvankelijk geen bekeringsdrift, maar zochten juist samenwerking met de Indonesische sultans. Afgezien van kleine christelijke minderheden en het hindoeïstisch gebleven Bali werd de hele Indonesische archipel rond 1700 bevolkt door moslims.
In de eeuwen daarna is dat niet meer veranderd. In de negentiende eeuw schoof de Nederlandse regering de VOC aan de kant en volgden er militaire campagnes om de witte vlekken op de koloniale kaart van de Indonesische archipel in te vullen. Het Indonesische nationalisme dat opkwam als gevolg van het brute Nederlandse imperialisme, had ook een religieus fundament. In de preambule van de in 1945 aangenomen grondwet is te lezen dat het Indonesische volk zich – ‘gedreven door het hoge ideaal om te leven als een vrije natie’ – onafhankelijk verklaart. ‘Met dank aan Allah.’
Meer weten
- Geschiedenis van Indonesië (2017) van Leo Dalhuisen besteedt ook aandacht aan de pre-koloniale geschiedenis van Indonesië.
- The Cambridge World History V (2015) onder redactie van Merry Wiesner-Hanks en Benjamin Kedar beschrijft hoe handel en islam in Azië hand in hand gingen.
- Alle rafelranden van Europa. De geschiedenis van Europa en zijn buren (2024) van Ivo van de Wijdeven plaatst de opkomst van de islam in Azië in een breder perspectief.
Openingsafbeelding: Een hadji in Indië. Uit het boek Nederlandsch Oost-Indischen Typen door Auguste van Pers, circa 1854. Bron: Bridgeman Images.