In 1910 laaide de gele koorts op in de Ghanese stad Sekondi, waardoor tien Europeanen ziek werden en negen van hen overleden. Ook in de rest van het land werden Europeanen ziek. Voor de Britse machthebbers was dat reden om in te grijpen.
De Britten stelden quarantaines in en deden pogingen om de muggen te bestrijden die de ziekte verspreidden. Later zorgden ze ook voor lessen in hygiëne en vaccinatiecampagnes onder de bevolking. Die uitgebreide aandacht voor gele koorts was opmerkelijk, zo laat Arlinde Vrooman zien in haar proefschrift Here to heal?, waarop ze onlangs promoveerde aan de Universiteit Groningen. Vrooman onderzocht het gezondheidsbeleid in de Britse kolonie Ghana en de Franse kolonie Ivoorkust in de periode 1900-1955. Ze concludeert dat het lijden van Europeanen een belangrijke motivatie was om ziektes te bestrijden.
Gele koorts leidde tot relatief weinig opnames in koloniale ziekenhuizen, maar trof Europeanen wel ernstig. Daarom ging er naar verhouding veel aandacht uit naar deze ziekte. Hetzelfde gold voor pokken en slaapziekte. Bovendien viel er tegen deze aandoeningen echt iets te doen, in het bijzonder met vaccinaties en medicatie.
De koloniale gezondheidzorg besteedde ook aandacht aan ziekten die vooral veel Ghanezen en Ivorianen troffen, zoals malaria. Vanaf circa 1920 tenminste, want daarvoor richtte het bestuur zich hoofdzakelijk op de gezondheid van Europeanen.
Openingsafbeelding: Ook in Europa zelf werden mensen getroffen door de gele koorts, zoals hier in Barcelona in 1821.