In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand Enny de Bruijn, die een historisch detectiveverhaal schreef. ‘Het rechtbankdossier was de allermooiste bron.’
Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?
‘Soms heb ik inderdaad het gevoel dat ik het verleden kan aanraken. Toen ik werkte aan mijn recente boek, Het IJzeren Veulen, voelde ik dat sterk tijdens het lezen van oude documenten. Ik baseer deze historische roman op processtukken uit 1676. Het betreft de moord op een notabele in het dorpje Herwijnen. Op een dag werd deze gemeentesecretaris op een kruispunt dood gevonden naast zijn paard. Doodgeslagen, niemand had het gezien. In het regionaal archief Rivierenland ligt het dikke rechtbankdossier van wel 500 pagina’s. Het hele dorp is ondervraagd. Ik vind dit de allermooiste bron om dichtbij mensen uit het verleden te komen.’
Meer interviews met historici lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Kunt u dat gevoel van historische nabijheid beschrijven?
‘Ik sloeg het dossier open en bij de eerste getuigenissen kon ik me meteen een voorstelling maken van het tafereel dat zich daar in 1676 moet hebben afgespeeld. Twee vrouwen die de dorpsherberg in Herwijnen bestierden, vertellen hoe eerder op de dag van de moord een dronken soldaat het slachtoffer had uitgescholden. Vervolgens had deze jongeman hen ook bedreigd met een mes; ze hadden hun eigen herberg uit moeten vluchten. De herbergiersters waren hoogst verontwaardigd: deze man was verdacht. Een van deze vrouwen werd de hoofdpersoon van mijn boek.’
Bijzondere bron, zo’n zeventiende-eeuws moorddossier, hoe wist u ervan?
‘Ik was het tegengekomen tijdens het onderzoek voor mijn vorige boek over de cultuur van het plattelandsleven in de achttiende eeuw. De hoeve en het hart speelt zich ook af in het rivierengebied rond Herwijnen.’
Hoe kwam u ertoe om een regionaal geschiedenisboek te schrijven?
‘Net als veel mensen wilde ik de historie van mijn familie uitzoeken, we komen zelf uit deze regio. Ik bezocht daarom het Centraal Bureau voor Genealogie. In de kaartenbakken zocht ik destijds ook op de naam Gijsbert van Rijckhuijsen, een verwant die in 1726 was verhuisd van Herwijnen naar Leiden en daar stadsbode is geworden. Ik vond een verwijzing naar een microfiche met zijn nagelaten correspondentie. Toen ik in het Leids archief de enorme hoeveelheid brieven zag, werd ik getroffen door de sensatie: wat een rijke bron!’
Een historische sensatie?
‘Jazeker. Gijsbert schreef met zijn vader, zijn zus Aaltje en nog wat achtergebleven dorpsgenoten. In totaal 180 brieven die hij in keurig achttiende-eeuws handschrift op foliepapier heeft overgeschreven. De briefwisseling is uniek. Corresponderen deed men eigenlijk alleen in de stad. Zo maakte ik op uit de brieven dat lang niet alle dorpelingen streng gelovig waren; als het kermis was gingen ze even niet naar de kerk, daar zat wekelijks vooral de elite in de bankjes. Omdat ik niet alleen kon afgaan op de correspondentie van één familie, heb ik alle archieven in het rivierengebied bezocht om het boerenleven verder in kaart te brengen. Ik heb vele testamenten en processtukken bestudeerd, ik heb er jaren aan gewerkt.’
Uw plattelandsgeschiedenis is non-fictie, waarom koos u nu voor een historische roman?
‘Op verzoek van mijn uitgever. Ik merk dat ik hiermee een ander publiek bereik. Sommige mensen vertellen me dat ze mijn vorige boek weliswaar interessant vonden, maar ook heel moeilijk. Voor de ongeoefende lezer is een historische roman toegankelijker. Het is menselijker, en de moord maakt het spannend. Een zestienjarig meisje zei me: “Ik heb uw boek in één nacht uitgelezen, ik wilde weten hoe het afliep.”’
In hoeverre hanteerde u bij het schrijven van historische fictie een andere werkwijze?
‘Ik baseer mijn verhaal op waargebeurde feiten uit het rechtbankdossier en op de kennis die ik heb opgedaan voor mijn vorige boek. Maar ik schreef nu vanuit de verzonnen karakters, ik moest me in historische personages inleven. Hoewel je hetzelfde inlevingsvermogen ook gebruikt als historicus. Het is een vloeiende grens wat mij betreft. Je kan niet op een spannende manier non-fictie schrijven als je je als historicus ook niet af en toe iets inbeeldt of speculeert.’
In aflevering 27 van de Historische BoekenCast vertelt Enny de Bruijn over Het IJzeren Veulen. Op de Collegedag: Andere verhalen van Nederland op 25 oktober 2024 geeft ze een lezing over boerengemeenschappen in de Tielerwaard.
Enny de Bruijn
(1968) is historisch onderzoeker, schrijver en journalist bij het Reformatorisch Dagblad. Ze studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. De Bruijn promoveerde op een biografie van de zeventiende-eeuwse predikant en dichter Jacob Revius. Ze publiceerde De hoeve en het hart. Een boerenfamilie in de Gouden Eeuw (2019). Haar historische roman Het ijzeren veulen (344 p. Prometheus, € 21,99) verscheen onlangs.
Openingsafbeelding: Boerenherberg met paard aan de trog. Schilderij door Isaac van Ostade, 1643.