Home IJselijk avontuur

IJselijk avontuur

  • Gepubliceerd op: 22 juni 2020
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Alies Pegtel
IJselijk avontuur

Driemaal was Willem Barentsz betrokken bij een poging een noordelijke vaarroute naar het Verre Oosten te vinden. Na twee mislukkingen geloofden de Staten-Generaal er niet meer in. Toch kwam er nog een laatste expeditie, die vastliep tussen de ijsberen en poolvossen op Nova Zembla.

Twee zeilschepen voeren op 10 mei 1596 vanuit Amsterdam naar Vlieland. Vanaf ’t Vlie koersten ze naar de Noordkaap van Noorwegen om via de poolzee naar China te varen. Het ene schip stond onder bevel van de 26-jarige onderkoopman Jan Cornelisz Rijp, het andere van de 29-jarige koopman Jacob van Heemskerck.

Maar de navigator op wie het aankwam, was Willem Barentsz. Hij was 46 jaar, vader van vijf kinderen en een zeer ervaren zeevaarder. Hij was geboren in het dorpje Formerum op Terschelling en had zich bekwaamd in zeevaart en cartografie. Dat hij zijn eenvoudige eilander-komaf was ontstegen blijkt uit de verkoopakte van zijn Amsterdamse huis aan de Nieuwezijds Kolk, niet het minste adres. Als kundig stuurman stond Barentsz onder gezag van jongere mannen dan hijzelf, maar dat was niet uitzonderlijk en zei niets over zijn ongeëvenaarde zeemanskwaliteiten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

Willem Barentsz is een ervaren en deskundig
zeeman. Illustratie door Henricus Hondius.

 

Ruim drie maanden na hun afvaart noteerde de 25-jarige scheepsjongen Gerrit de Veer in zijn dagboek verheugd dat ze vermoedelijk een doorvaarroute naar Azië hadden gevonden. De reis was tot dan toe niet eenvoudig geweest. Circa 400 kilometer boven Noorwegen op een klein onherbergzaam rotsachtig eiland dat nog niet op de kaart stond, hadden de mannen op een steile sneeuwberg meeuweneieren geraapt. Terug op zee hadden ze een ‘witte beer’ getroffen. Het beest was zo woest dat hij zelfs met een grote bijl in zijn rug probeerde weg te zwemmen. Ten slotte hadden ze zijn kop in stukken gehakt. ‘Dit eiland noemden we het Beren-eiland,’ noteerde De Veer op 12 juni.

Nog 150 kilometer noordelijker hadden ze de grillige kustlijn verkend van het gebied dat Barentsz Spitsbergen had gedoopt, vanwege de hoge ijsbergen met scherpe pieken. Ze namen aan dat dit land ‘waar gras en groene bladeren groeien en grasetende dieren zijn’ onderdeel was van Groenland – dat Spitsbergen een aparte eilandengroep is van drie grote eilanden en ruim 80 kleine eilandjes wisten ze toen nog niet.

Daarna gingen ze weken ‘onder zeil’ en eindelijk was er weer land in zicht. De Veer noteerde op 16 augustus opgetogen: ‘Met tien mannen roeiden we naar het vasteland van Nova Zembla. We trokken de sloep op de kant en beklommen de hoge berg om de ligging van het land te bepalen. Het lag z.o. en z.z.o en verderop zuid, zodat we het angstige vermoeden kregen dat het land een barrière vormde. Even later zagen we echter open water in het z.o. We waren dolblij, omdat we dachten dat het zwaarste deel van de reis nu achter ons lag. We wisten niet hoe snel we aan boord moesten komen om Willem Barentsz het goede nieuws te vertellen.’

Barentsz en zijn bemanningsleden dachten dat ze oostwaarts van Nova Zembla – dat twee keer zo groot is als Nederland – moeiteloos over de poolzee naar Azië zouden kunnen varen. De Veer was hoopvol, maar of ze inderdaad een doorvaart naar het Verre Oosten zouden vinden was bij vertrek al twijfelachtig. De geografische kennis van het poolgebied was fragmentarisch, en alle eerdere expedities via verschillende routes waren mislukt. Bij thuiskomst vertelden scheepslui die het konden navertellen over de ontberingen die ze hadden moeten doorstaan: de ijzige kou, nevelen, sneeuwstormen, doolhoven van eilanden, gevechten met ijsberen en een onherbergzaam stenig landschap.

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

Het Behouden Huys ligt in een desolate omgeving.

 

Lucratieve handel

Ondanks de al 30 jaar voortslepende strijd met de Spanjaarden heerste er in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën eind zestiende eeuw een optimistische, zelfverzekerde stemming. In de steden waarin veel kapitaalkrachtige Vlaamse koopmannen waren neergestreken, was de ondernemingsdrift groot. De blik was gericht op zee, omdat de Republiek vooral daaraan haar onafhankelijkheid te danken had. Nederlandse koopvaardijschepen transporteerden producten naar alle mogelijke Europese steden; ze deden tijdens de Opstand zelfs Spaanse havens aan. Het zeetransport leverde mede het geld op waarmee de oorlog tegen de Spanjaarden werd gefinancierd.

De bloeiende Europese handel wilden de koopmannen in de Republiek uitbreiden door net als de Portugezen en Spanjaarden lucratieve overzeese producten te gaan verkopen. Maar liever dan de Portugezen achterna te varen op hun vaste handelsroute via Afrika wilden ze via het noorden zeilen. Geen origineel idee, want Engeland had in 1553 al een expeditie opgezet met dit doel. Deze ontdekkingstocht was jammerlijk mislukt, net als de daaropvolgende pogingen.

Inspirator voor Barentsz – Volgens Plancius is een doorvaart via de poolzee mogelijk

 

Maar de kooplui lieten zich niet ontmoedigen, al was het maar omdat de vermeende voordelen van een alternatieve noordelijke doorvaart zo groot leken. Zo zou een reis via het koele noorden gezonder zijn dan via het zuiden, omdat er geen tropische ziekten heersten en de meegevoerde proviand minder snel zou bederven. Bovendien zou de reis korter duren en dat scheelde geld.

Een van de fanatiekste verdedigers van dit idee was de gereformeerde theoloog en geograaf Petrus Plancius, die uit Antwerpen naar Amsterdam was gevlucht om aan de Spaanse inquisitie te ontkomen. Hij was ervan overtuigd dat de poolzee vrij was van land, waardoor een doorvaart goed mogelijk was. Hij wist wel dat de zee kon bevriezen, maar hij dacht dat boven de poolcirkel in de zomermaanden de kou zou afnemen, omdat het ijs zou smelten dankzij de zon die dan dag en nacht scheen. Plancius was de grote inspirator van zijn generatiegenoot Barentsz. Hij was ook cartograaf en samen werkten ze aan een herziene uitgave van Bartentsz’ Caertboeck van de Midlandtsche Zee (1595).

 

Wrijving over de koers

Het initiatief om op zoek te gaan naar een alternatieve vaarroute kwam niet van Plancius in Amsterdam, maar uit Middelburg. De naar Zeeland uitgeweken Antwerpse ondernemer Baltazhar de Moucheron durfde het in 1594 aan om twee schepen vaarklaar te maken om een noordelijke doorgang te vinden. Hij stelde de Enkhuizenaren Cornelis Cornelisz Nay en Jan Huygen van Linschoten aan als gezagvoerders. Amsterdamse kooplieden wilden niet achterblijven en voegden snel een eigen boot en schuit aan de vloot toe, onder bevel van Barentsz.

Maar eenmaal op zee ontstond er wrijving over de te varen koers. De Enkhuizenaren zagen niets in de open-poolzeetheorie van Plancius, waarin Barentsz sterk geloofde. De wegen scheidden zich bij een archipel van drie eilanden die de Russen ‘Nieuw Land’ hadden genoemd: ‘Novaja Zemlja.’ Nay voer ten zuiden van Nova Zembla naar de Karazee; Barentsz zette koers langs de westkust van Nova Zembla. Onderweg toetste hij de theorieën van Plancius met zijn jacobsstaf en astrolabium, waarmee hij de hoogte van hemellichamen kon meten. Maar hij toetste ook de theorie van de Vlaamse cartograaf Gerardus Mercator, die dacht dat een ijsvrije doorgang in het noordoosten moest liggen.

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

Kaart van Nova Zembla door Gerrit de Veer.

 

Nauwgezet noteerde Barentsz zijn bevindingen, net zoals hij alle baaien en kapen in de Arctis een eigen naam gaf. De noordelijkste landtong van Nova Zembla doopte hij IJshoek, en daarboven lagen eilanden die hij de Oranje-eilanden noemde. Het waren voederplaatsen voor ijsberen en walrussen. Omdat de poolwinter in aantocht was, waarna de zon maandenlang niet meer zou schijnen, zag Barentsz zich gedwongen om te draaien.

Toen hij terugkeerde was het jaarmarkt in Amsterdam. De ijsbeerpels en de opgezette walrus die hij als souvenirs had meegenomen moeten indruk hebben gemaakt. Maar dit viel in het niet bij het nieuws van Nay, die zei dat hij via de Karazee de gedroomde doorgang naar China had ontdekt. De Staten-Generaal en prins Maurits besloten meteen dat er het jaar daarop een volwaardige handelsexpeditie moest vertrekken. Zeven schepen met kostbare handelswaar voeren in 1595 uit onder de vlag van de Verenigde Provinciën. Barentsz was er ook weer bij als eerste stuurman op een gloednieuw bewapend koopvaardijschip; Nay was opperbevelhebber van de expeditie.

Eenmaal ten zuiden van Nova Zembla sloeg Nays opgetogen stemming om. Er lag veel meer ijs op de Karazee dan was verwacht. De winter naderde en vanwege het gevaar van invriezen moesten ze terug. Gedurende de tocht waren er ook diverse doden te betreuren. Drie matrozen werden wegens een vergrijp gekielhaald, vijf werden wegens muiterij opgehangen. Even daarvoor waren twee mannen voor de ogen van hun maats verslonden door een ijsbeer op het Zuidereiland van Nova Zembla, waar ze op zoek waren naar eieren.

 

Proviand voor maanden

De verslagenheid in de Republiek over het fiasco was groot, maar niet bij Petrus Plancius, die alsnog zijn gelijk dacht te kunnen halen. De overheid wilde niet meer investeren in een nieuwe expeditie, maar de Staten van Holland loofden wel 25.000 gulden (nu 3 miljoen euro) uit aan diegene die een noordelijke doorvaarroute zou vinden. Plancius slaagde erin met Barentsz deze derde poolreis door de stad Amsterdam betaald te krijgen. De koopmannen Jacobus van Heemskerck en Cornelisz Rijp, die de vorige expeditie ook hadden meegemaakt, werden aangetrokken als gezagvoerders over een kleine groep matrozen, van wie de meesten ongetrouwd waren, zodat ze minder last van heimwee zouden krijgen. Er werd proviand voor vele maanden ingeladen, maar ook fijne Amsterdamse handelswaar en geldstukken voor het geval ze China zouden bereiken.

Barre omstandigheden – Twee mannen worden verslonden door een ijsbeer

 

Plancius gaf Gerrit de Veer, die een jaar eerder ook meezeilde, opdracht een reisverslag te maken. Hij stippelde ook de route uit: ze moesten pal naar het noorden varen en zo ver mogelijk uit de buurt blijven van ijzig bevroren land. Dit leidde onderweg weer tot een conflict: Rijp wilde conform Plancius’ instructies noordwaarts koersen, terwijl Barentsz naar Nova Zembla wilden afbuigen. Op Bereneiland gingen ze uiteen.

Barentsz voer met zestien andere mannen naar de noordelijkste punt van het bergachtige Nova Zembla, waar zijn eerste reis in 1594 geëindigd was. Ze passeerden de Hoek van Begeerte en het lukte om IJshoek te ronden, maar niet lang daarna raakte het schip vast in het ijs dat van gletsjers was afgekalfd nabij een baai die ze IJshaven noemden. Het waaide hard en ‘er dreven ijsbergen die zo groot waren als de zoutbergen in Spanje’; het risico was groot dat het kruiende ijs het 24 meter lange schip zou kraken. Omdat ze geen kant op konden, besloten ze op 11 september het besneeuwde Noordereiland van de archipel te betreden om het te verkennen voor de overwintering.

Er hing een dikke mist, het sneeuwde en ’s nachts vroor het ‘twee vingers diep’, terwijl de mannen zich de ijsberen van het lijf moesten houden. Een gedode ijsbeer zetten ze op als een trofee en plaatsen hem op de landtong niet ver van hun schip, waar ze een huis wilden bouwen. Nova Zembla ligt boven de boomgrens, maar tot hun grote geluk troffen ze bij een rivierbedding een paar naaldbomen die met wortel en al waren aangespoeld uit Siberië. Met dit drijfhout en planken van hun schip bouwden ze onder leiding van de scheepstimmerman een raamloze hut. Hij overleed half november, een week voor het Behouyden Huys klaar was. Omdat de grond te diep bevroren was om een graf te graven, begroeven ze hem onder de kiezels in een kloof.

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

Willem Barentsz sterft van uitputting nadat hij een laatste blik op de kaart heeft geworpen. Negentiende-eeuws schilderij.

 

De mannen wachtten helse, donkere maanden vol sneeuwjachten en dreigende ijsberen. Bij een gemiddelde temperatuur van -22 graden zaten ze in het midden van de ingesneeuwde hut om het vuur. Zowel de rook als de kou was ondraaglijk. De kleren aan hun lijf waren wit berijpt, hun leren schoenen vroren stuk.

De Veer beschrijft in beknopte notities hoe ze ‘in grote armoede, ellende en verdriet’ de isolatie overleefden met de vangst van poolvossen en scheepsbeschuit. Wat opvalt is dat hij nooit klaagde, zijn leven in Gods handen legde en dat de scheepshiërarchie aan wal overeind bleef. De kok bereidde de maaltijden in zijn eentje – hoewel de mannen wel hielpen met kookwater smelten – en schipper Van Heemskerck bepaalde strikt hoeveel wijn er werd gedronken.

Vanaf november was de dag niet van de nacht te onderscheiden en ze verlangden intens naar terugkeer van de zon. De Veer beschrijft op 24 januari hoe het daglicht verscheen op het strand bij helder weer, twee weken eerder dan verwacht. Het was een arctische luchtspiegeling die tegenwoordig bekendstaat als het Nova Zembla-effect. Daarna was het weer weken donker. In mei vroegen de bemanningsleden Barentsz of hij de schipper wilde vragen wanneer ze zouden vertrekken. Ze durfden hem zel namelijk niet direct aan te spreken.

 

Mutsen van vossenbont

In twee sloepen verlieten de ernstig verzwakte zeelieden op 13 juni 1597 Nova Zembla. Barentsz, die net als alle anderen wegens vitamine C-gebrek aan scheurbuik leed, moesten ze naar de sloep dragen. De Veer schrijft dat de ontdekkingsreiziger de ernst van zijn ziekte verbloemde en ondanks alles van de ijzige archipel hield. In een van de spaarzame citaten in het dagboek zei Bartentsz: ‘Gerrit, zet me eens een beetje rechtop, dan kan ik de IJshoek nog een keer zien.’ Een paar dagen later op 20 juni keken ze samen naar een landkaart die De Veer had getekend; een minuut later was Barentsz dood. Hij overleed in de zee, die nu zijn naam draagt: de Barentszzee.

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

 

Twaalf van de zeventien mannen overleefden de poolwinter op Nova Zembla. Ze werden uiteindelijk opgepikt door een ander schip en kwamen na ruim anderhalf jaar op 1 november 1597 aan in Amsterdam. Ze droegen de kleren die ze op het eiland hadden gedragen, inclusief hun zelfgemaakte mutsen van wit vossenbont. De bemanning werd ontboden bij de heren burgemeesters en deed hun verhaal. ‘Daarna gingen de Amsterdammers naar huis en de anderen gingen in een herberg, totdat we ons geld kregen,’ besloot De Veer. ‘Daarna is elk zijns weegs gegaan.’

 

Alies Pegtel is historicus en journalist.

 

Kader 1: Barentsz is nu een vaderlandse held – Nationaal icoon

Over Willem Barentsz is vrijwel niets persoonlijks bekend, maar dat hij wereldwijd naam heeft gemaakt is te danken aan het dagboek van Gerrit de Veer. De Amsterdamse drukker Cornelisz Claesz bracht het in 1598 uit onder de titel Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort. Het was direct een bestseller en er verschenen edities in het Latijn, Frans, Duits, Italiaans en Engels.

In de negentiende eeuw werd Barentsz een vaderlandse held. De dichter Hendrik Tollens schreef in 1820 het ronkende heldenepos De overwintering der Hollanders op Nova Zembla‘Het stuift den rukwind voor, die ’t najaagt wat hij kan, en alles davert, bonst en klotst en kookt er van.’ Barentsz werd hiermee gebombardeerd tot een van de stamvaders van de ontluikende Republiek.

Zonder zich al te veel te bekommeren om de historische feiten maakte Reinoud Oerlemans in 2011 de geromantiseerde speelfilm Nova Zembla. Met 400.000 bezoekers kreeg de film een platina-status en was de herinnering aan Barentsz weer opgehaald.

 

Kader 2: Replica op Terschelling – Behouden Huys teruggevonden

Bijna drie eeuwen later, in 1871, ontdekte een Noorse walvisvaarder op de vlakke steenachtige grond van een landtong het Behouden Huys, dat nog vrijwel in tact was. Twee koperen ketels stonden op het smeedijzeren kookstel. Naast de kooien waren er onder andere historische en religieuze boeken achtergebleven, spelletjes, een klok, porseleinen serviesgoed en een potje berenvet. Bij hun vertrek had Barentsz een briefje in de schoorsteen gestopt waarmee hij het verlies van het schip en de overwintering verantwoordde tegenover zijn opdrachtgevers. Op Terschelling staat een replica van het Behouden Huys, dat 60 vierkante meter beslaat, achter het gelijknamige museum.

 

Meer weten: 

Overwintering op Nova Zembla: Willem Barentsz en de expeditie om de Noord (2011) door Rayner Unwin.

Nova Zembla: vertelling van de derde zeiltocht om de Noord en de overwintering in het behouden huis (2011) door Gerrit de Veer.

Terugkeer naar Nova Zembla. De laatste en tragische reis van Willem Barents (2007) door Jan Jaap Zeeberg.

 

 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8-2020