Home HET ZOET EN HET ZUUR. GESCHIEDENIS IN NEDERLAND door Leen Dorsman, Ed Jonker en Kees Ribbens

HET ZOET EN HET ZUUR. GESCHIEDENIS IN NEDERLAND door Leen Dorsman, Ed Jonker en Kees Ribbens

  • Gepubliceerd op: 17 november 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Frans Groot

De jaarlijks terugkerende historische quiz van de Volkskrant en het Historisch Nieuwsblad is net zo’n verschijnsel als het Nationale Dictee. Alleen als er wat aan de standaardscholing van de Nederlandse bevolking mankeert, organiseer je zoiets. Op de historische kennis van die bevolking valt wel wat aan te merken, maar hoe zit het met het historisch besef en de algemene belangstelling voor het verleden? Vooral met de kwantiteit zit het wel goed: veel publicaties, veel musea, veel grijzende dames en heren in de archieven, veel kortgebroekte toeristen die historische braderieën aflopen, en veel verzamelaars van koekplanken, wandtegels of oldtimers, die ‘vorm geven aan hun belangstelling voor het verleden’. Vernieuwend aan het boek van de Utrechtse cultuurhistorici Dorsman, Jonker en Ribbens is de brede aanpak. In hun beschrijving van de historische rommelzolder passeren niet alleen wetenschappers, maar ook amateurs en geïnteresseerden de revue. Daardoor wordt pijnlijk duidelijk hoe weinig deze groepen met elkaar communiceren. Professionals klagen graag over het niveau van het onderwijs en de uitwassen van de historische commercie, maar hebben grote moeite hun verantwoorde publicaties aan het grote publiek te slijten.

        Daar zou je erg tobberig van kunnen worden, maar volgens de schrijvers is pluriformiteit juist een schone zaak. Ze doen in ieder geval niet mee aan het elitaire gekanker op de historische ‘volkscultuur’ en proberen kwaliteitsoordelen zoveel mogelijk te omzeilen. Sommige passages in dit boek lijken rechtstreeks geplukt uit een cultuurnota: ‘De studiezaal van het archief is niet meer uitsluitend het domein van de professionele historicus. Zijn werkterrein moet hij delen met een groeiend aantal personen die hun eigen bijdrage leveren aan de hedendaagse historische cultuur.’ Is het toeval dat staatssecretaris Rick van der Ploeg in het register geflankeerd wordt door de kampioen in nostalgie Anton Pieck en de bekende Britse historicus J.H. Plumb?
        
Koloniale koorts
Op cultuurpessimisme zijn de auteurs niet te betrappen. De belangstelling voor het eigen verleden is sinds de jaren zestig sterk veranderd, in ieder geval afstandelijker geworden, maar je kunt niet zeggen dat die minder voorstelt. Tot in de jaren vijftig werd de historische canon van de grote gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis er op elke school ingeramd, met de bijpassende gevoelens van trots of afkeer. Aan ruzies over de heldhaftige watergeuzen of de katholieke martelaren konden hele volksstammen deelnemen. Die tijd is geweest. Maar daar staat tegenover dat het verleden een probleemloos vermaak voor de zondagmiddag is geworden. Voor een aantal mensen heeft het een compenserende functie, als anker of houvast in een snel veranderende tijd. We zien dat het sterkste terug bij de monumentenzorg. Tegenwoordig komt ook de omgeving van het ‘beschermde dorpsgezicht’ al voor bescherming in aanmerking. Naar dergelijke sferen verwijst het ‘zoet’ in de cryptische titel.
        Het Utrechtse trio heeft een sympathieke, pragmatische kijk op de historische wereld en zet de lezer regelmatig aan het denken. Toch heb ik het gevoel dat ook dit boek een product is van de sterke verkokering in het historische bedrijf. Hoed af voor de manier waarop de recente ontwikkelingen in de geschiedschrijving aan bod komen. Zodra de hoogleraren ten tonele verschijnen, zijn de schrijvers in hun element. Maar de musea worden tamelijk schools en abstract beschreven. Ook de amateurs en dilettanten krijgen een afstandelijke behandeling. Ongetwijfeld hebben de schrijvers heel wat middeleeuwse markten en maffe historische optochten bekeken, maar ze weten die sfeer niet op te roepen. Ik had graag minder cijfers en meer aardige verhalen willen lezen over de acteurs die zich als zeventiende-eeuwse matroos verkleden om toeristen te vermaken of over de noeste vorsers die werkelijk elke appelboomgaard uit het plaatselijke archief opdiepen. Ze worden respectvol, als categorie, beschreven, maar komen niet echt uit de verf. En zo blijft iedereen toch weer opgesloten in zijn eigen reservaat.
        Tenslotte dan de zuurwaren. De publieke opwinding over het oorlogsverleden – laten we zeggen: de geschiedenis die nog vrij op straat rondloopt – komt weinig aan bod. Aan de discussies over de oorlogsmonumenten, de bestraffing van de oorlogsmisdadigers, het huwelijk van Beatrix en Claus, de houding van de Nederlandse samenleving ten aanzien van de joden en zovele andere gevoelige kwesties worden slechts korte passages gewijd. Nog minder valt er te lezen over de regelmatig opspelende aanvallen van koloniale koorts, bijvoorbeeld de debatten over de oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië of de kwestie van de slavernij. Daardoor ontstaat het beeld van een historisch bedrijf waar vooral melk en honing over de toonbank gaan. Geen zure bommen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.