Keer op keer doorkruisten witte soldaten en kolonisten het territorium van de Lakota. Tot die het niet meer pikten en de wapens opnamen. Het kostte de Amerikaanse regering de grootste moeite deze ‘Sioux’ eronder te krijgen.
De Grote Vlakten van Amerika behoorden nog lang na de komst van de Europeanen toe aan de oorspronkelijke bevolking. Het ging om het immense prairiegebied dat in het oosten werd begrensd door de Mississippi en in het westen door de Rocky Mountains, en dat zich uitstrekte van Canada in het noorden tot Nebraska in het zuiden. Er woonden onder meer zeven stammen van de Lakota, die door de witten ‘Sioux’ werden genoemd. De witte man was nog niet hun grootste vijand, eerder een meewarig wezen dat vanwege zijn barbaarse manieren met enig dedain werd bekeken. Vijanden waren andere stammen die hun jachtgronden bedreigden, zoal de Crows en de Pawnees.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De grote verandering vond zo rond het midden van de negentiende eeuw plaats, toen steeds meer witte kolonisten de Grote Vlakten overtrokken, op weg naar de goudaders van Californië, die daar in 1848 ontdekt waren. De goldrush raasde over het land. Door de overwinning in de Mexicaans-Amerikaanse oorlog waren de Verenigde Staten bovendien een continentale natie geworden, van de Atlantische Oceaan in het oosten tot de Pacific in het westen.
Volgens president Andrew Jackson was het de American Destiny om beschaving en welvaart over het continent te brengen. En uiteraard was die beschaving volgens hem Angelsaksisch, christelijk en wit. ‘American Destiny’ werd de ideologische grondslag voor de oplossing van the Indian Problem.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In 1851 sloot de regering een eerste verdrag met de Lakota in Fort Laramie aan de North Platte in het huidige Wyoming. De regering eiste dat de veiligheid van de witte kolonisten gewaarborgd werd. In ruil daarvoor legde ze de grenzen vast van een Great Indian Reservoir, een gebied van zo’n 60 miljoen hectare, waar de ondertekenaars in alle rust hun nomadische bestaan zouden kunnen voortzetten. Maar het verdrag werd door de witten, vanwege hun onverzadigbare landhonger, al snel geschonden. Ze legden spoorwegen aan, zoals de Union Pacific en de Central Pacific. De Frontier, de denkbeeldige grens van de Amerikaanse kolonisatie van het continent, schoof steeds nadrukkelijker naar het westen op. Het Verdrag van Laramie kon dan ook niet voorkomen dat er clashes plaatsvonden tussen de Lakota en het Amerikaanse leger.
Detachement afgeslacht
Volgens het Verdrag van Laramie behoorden ook de Black Hills tot het Great Indian Reservoir. Die waren de voorraadschuur voor de Lakota en heilige grond voor de Cheyenne. Maar toen werd in het zuidwesten van het Montana Territory goud gevonden, met een witte invasie van goudzoekers als gevolg. Zakenman John Bozeman bedacht een nieuwe route naar de goudaders van Montana, een shortcut aan de oostkant van de Big Horn, die dwars door de jachtgronden van de Lakota liep. Het Amerikaanse leger bouwde drie forten diep in het gebied van de Lakota om de kolonisatie in goede banen te leiden.
Sitting Bull liet zich niet tot slaaf maken
Het was vooral deze schending van het verdrag die Red Cloud deed besluiten opnieuw de wapens op te nemen tegen het Amerikaanse leger. Dit opperhoofd van de Oglala, een van de zeven stammen van de Lakota, slaagde erin een grote coalitie tot stand te brengen met de broederstammen, en met de Cheyenne en Arapaho. De Oglala werden in het veld aangevoerd door een jonge, onverschrokken krijger, Crazy Horse. Terwijl bij een andere Lakota-stam, de Hunkpapa, de ster van Sitting Bull rijzende was. De oorlog spitste zich toe op de forten die in hun territorium gebouwd werden. De grootste overwinning van Red Cloud was de zogeheten Fetterman Massacre, waarbij een heel detachement van het Amerikaanse leger ten noorden van de Bighorn Mountains werd afgeslacht.
Heropvoeding
In 1868 volgden vredesonderhandelingen in Fort Laramie, maar die zorgden voor een splijtzwam binnen de gelederen van de Lakota. Red Cloud was bereid concessies te doen: als de witten de Bozeman Trail opgaven, zouden de Lakota zich terugtrekken binnen de grenzen van het Great Indian Reservoir. Maar hij vond Sitting Bull tegenover zich. Die weigerde het leven in een reservaat dat de Great Father in Washington voor hem in gedachten had te aanvaarden. Hij vond het onbegrijpelijk dat er broeders waren die zichzelf tot slaven maakten, ‘voor een stuk spek, een paar beschuiten en wat suiker en koffie’. Toch koos het merendeel van de naar schatting 15.000 Lakota de zijde van Red Cloud.
Sitting Bull trok naar de noordelijke regionen van de Grote Vlakten. Er sloten zich onder meer 1500 Lakota, 1500 Cheyennes en 1000 Arapaho bij hem aan. Washington noemde deze groeiende volksbeweging die weigerde zich te conformeren aan het Verdrag van Laramie de hostiles, de vijandigen. De belangrijkste bondgenoot van Sitting Bull was Crazy Horse, die de leidsman werd van opstandige Oglala.
Inmiddels stond in Washington een steeds grotere schare van zegslieden op die een humane oplossing van het ‘indiaanse probleem’ nastreefden. In 1869 werd Ulysses S. Grant, de roemruchte opperbevelhebber van de noorderlingen tijdens de Burgeroorlog, president van de Verenigde Staten. Grant stond een vredespolitiek ten aanzien van de oorspronkelijke bevolking voor. Die behelsde volgens hem drie zaken: concentratie, educatie en assimilatie.
Indianen moesten tot een sedentair leven worden verleid in het reservaat dat hun werd toebedeeld. Daar zouden ze worden opgevoed in de christelijke waarden die de natie groot hadden gemaakt. Voor het opgeven van hun nomadische levenswijze kregen ze een jaarwedde en rantsoenen in natura, die hun bestaanszekerheid moest waarborgen. In de praktijk leidde het bewind van Grant tot een zekere seizoensinvloed op de samenstelling van de reservaatsindianen en de coalitie van Sitting Bull. Tijdens de barre wintermaanden keerden veel Lakota naar het reservaat terug, om zich in de zomermaanden weer bij Sitting Bull aan te sluiten. Zijn grootste overwinning zou hij dan ook in de junimaand van 1876 behalen: de Slag bij Little Big Horn, waar de indianen strijd leverden met George Armstrong Custer.
Ongetrainde soldaten
Commandant Custer was het slechtste jongetje van de klas op Westpoint, de roemruchte militaire academie in New York, maar toen hij er in 1861 afstudeerde, lag er een burgeroorlog in het verschiet waarin hij zijn sporen kon verdienen. En dat deed hij. Na de oorlog maakte Custer snel carrière. De luitenant-kolonel had zijn eerste treffen met Cheyennes op 27 november 1868. Custer vierde de afslachting van hun nederzetting bij de Washita, waarbij vooral veel vrouwen en kinderen omkwamen, als een klinkende overwinning.
In 1874 trok hij, tegen alle bepalingen van de Vrede van Laramie, de Blackhills in, om de goudzoekers aldaar tegen de Lakota te beschermen. Zijn opperbevelhebber, William Tecumseh Sherman, was een hardliner die Washington na de Fetterman Massacre ervan probeerde te overtuigen dat de vijandigen van Sitting Bull te vuur en te zwaard bestreden moesten worden. ‘We moeten meedogenloos tegen de Sioux optreden, tot mannen, vrouwen en kinderen toe.’
In de vredespolitiek van Grant had hij weinig fiducie. ‘De pogingen om ze te beschaven zijn gewoon belachelijk,’ schreef hij aan zijn broer. Shermans belangrijkste taak was om de aanleg van de North Pacific Railroad door de Black Hills in goede banen te leiden – de zoveelste schending van het Verdrag van Laramie. Hij belastte Custer met de operationele uitvoering van zijn bewind.
Custers weelderige bakkebaarden werden gescalpeerd
In juni 1876 ging ‘Long Hair’, zoals Custer door de Lakota werd genoemd, het territorium van Sitting Bull binnen. Hij deed dat met manschappen die nauwelijks getraind waren. Het leger was na de Burgeroorlog verworden tot een toevluchtsoord voor voornamelijk Duitse en Ierse immigranten, die recent in Amerika waren aangekomen. Daarbij onderschatte Custer de vuurkracht en omvang van Sitting Bulls coalitie volkomen. Zijn bataljon werd tot de laatste man afgeslacht in de vallei van de Little Big Horn, waar Sitting Bull zijn kampement had opgeslagen. De Zevende Cavalerie had 258 doden te betreuren. Onder hen bevond zich Custer, van wie de weelderige bakkebaarden werden gescalpeerd.
Honger
De overwinning bij Little Big Horn en de dood van George Armstrong Custer betekenden het begin van het einde voor de onverschrokken coalitie van Sitting Bull en Crazy Horse. De Amerikaanse regering was er nu alles aan gelegen om de vijandigen in het gareel te krijgen, aangemoedigd door een publieke opinie die eens en voor altijd korte metten wilde maken met het ‘indiaanse probleem’. Het Congres voerde het defensiebudget flink op.
De krijgers waren verdwenen; bejaarden en kinderen resteerden
Intussen kampte Sitting Bull met zijn alliantie met de nodige logistiek problemen. Hoe kon je zo’n grote mensenmassa structureel voeden? De grootste vijand van de onafhankelijke Lakota werd de honger, vooral tijdens de wintermaanden. In 1877 nam Sitting Bull een rigoureus besluit om uit de greep van het Amerikaanse leger te blijven. Hij trok nog verder naar het noorden: naar Canada. Zijn wapenbroeder, Crazy Horse, koos een ander pad. Op 6 mei 1877 reed hij met zijn volgelingen Fort Robinson in Nebraska binnen, om zich over te geven aan luitenant Philo Clark.
De Lakota-populatie in Canada groeide na de komst van Sitting Bull uit tot zo’n 5000 personen, maar daarmee nam ook het voedselprobleem toe. Bizons waren er nauwelijks. Er vonden regelmatig grensincidenten plaats, waarbij groepen jagers het Montana Territory introkken. De Canadese overheid zat in haar maag met de vluchtelingen, terwijl Sitting Bull zijn trouwste aanhangers een voor een zag vertrekken. In de zomer van 1881 aanvaardde hij het onvermijdelijke. Hij gaf zich over in Fort Buford in het noordwesten van het Dakota Territory. Majoor Brotherton, die de honneurs van de capitulatie waarnam, werd getroffen door de deplorabele staat van Sitting Bulls gevolg in Fort Buford. Dat bestond voornamelijk uit uitgehongerde ouden van dagen en kinderen, krijgers waren er nog nauwelijks. Terwijl Sitting Bulls jongste zoon de Winchester van zijn vader aan Brotherton overhandigde, sprak de roemruchte leider van de onafhankelijk Lakota: ‘Ik wens herinnerd te worden als de laatste man van mijn stam die zich overgeeft.’
Uitdeling pachtgronden
De Dawes Act bepaalde dat iedere volwassen mannelijke bewoner van het reservaat 320 hectare pachtgrond kreeg toebedeeld, waarvan hij na 25 jaar de eigenaar werd. Volgens de geest van de wet zou particulier eigendom de American way of life van hard werken en ondernemerschap onder de indianen stimuleren. Het doel was om hen te amerikaniseren. Uiteindelijk leidde de wet ertoe dat grote delen van de reservaatsgronden verkocht werden aan witte speculanten en kolonisten. Toen de wet in 1934 werd geëvalueerd, was de conclusie dat de Dawes Act een faliekante mislukking was. Zestig procent van de pachtgronden in de reservaten was in handen gekomen van witte eigenaren.
De Amerikaanse overheid vierde het definitieve einde van de ‘Sioux-oorlogen’ als een klinkende overwinning. Het nieuwe toverwoord voor de oplossing van het ‘indiaanse probleem’ werd ‘individualisering’. Indianen moesten losgeweekt worden van hun stamverband en tribale loyaliteiten, door van hen landbouwers te maken die in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin konden voorzien. Daarvoor nam het Congres in 1887 de Dawes Act aan, die particulier eigendom onder de oorspronkelijke bevolking van Amerika wilde stimuleren.
Sitting Bull bracht de laatste jaren van zijn leven voornamelijk als entertainer door. Hij ging op tournee met William Frederick Codey, die de artiestennaam Buffalo Bill had aangenomen. In 1890 werd zijn nieuwsgierigheid gewekt door een nieuwe religieuze beweging die onder de noordelijke Paiute in Californië was ontstaan. Deze Geestendansers geloofden dat er een messias was opgestaan die een aards paradijs zou vestigen waarin geen plaats was voor de witten en hun verraderlijke praktijken. Sitting Bull omarmde de heilsverwachting als een uitweg voor zijn armzalige leven in het reservaat. De Amerikaanse autoriteiten vreesden de wederopstanding van de grote leider van de vijandigen en gelastten zijn arrestatie. Op 15 december 1890 liep zijn arrestatie volledig uit de hand. Sitting Bull werd door een dienstdoende politieagent in zijn borst geschoten. Hij stierf ter plekke. Zijn dood leek zijn credo te bevestigen: ‘Er heeft nooit een blanke geleefd die de indiaan liefhad en er heeft nooit een ware indiaan geleefd die de blanke niet heeft gehaat.’
Meer weten
- De aarde huilt. De strijd van de indianen om West-Amerika (2017) door Peter Cozzens is een standaardwerk over de oorlog tegen de inheemse bevolking.
- Sitting Bull. The Life and Times of an American Patriot (2008) door Robert M. Utley is een biografie.
- Sitting Bull. Champion of the Sioux (1932/1989) door Stanley Vestal, die nog deelnemers aan de Sioux-oorlogen interviewde.
Openingsbeeld: Indianenleider Sitting Bull. Bron: AKG Images.