Veel jongeren hebben bel-angst, blijkt regelmatig uit onderzoek. Ze vinden het moeilijk een goed telefoongesprek te voeren. Toen de telefoon net in gebruik kwam, worstelden mensen ook met hun belgedrag.
In 1886 pasten alle Utrechtse telefoonbezitters samen in een rondvaartboot. Het waren er 94 op een bevolking van ongeveer tachtigduizend. De telefoon was een bijzonder bezit, een hebbeding van de notabelen in de stad. De notaris kon de burgemeester bellen, de burgemeester kon de fabrieksdirecteur bellen. Het was een heus wonder der techniek, zij het met gebreken. Iedereen mopperde over de gebrekkige kwaliteit van de verbindingen. Maar die eerste gebruikers moesten onderling ook nog iets heel anders zien te regelen: hoe stellen beller en gebelde zich aan elkaar voor?
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Vele jaren worstelden telefoonbezitters met die vraag. Welke argumenten ze uitwisselden, kunnen we een eeuw later nalezen in ingezonden brieven die destijds in de kranten verschenen. De telefoondienst zelf gaf in de ‘Interlocale telefoongids’ duidelijke instructies over de eerste woorden van degene die werd opgebeld: ‘Men melde zich niet met „hallo”, doch met naam of nummer, zulks ter voorkoming van tijdsverlies’. Bij een verkeerde aansluiting, wat nogal eens voorkwam, was dan direct duidelijk dat er iets was misgegaan. Maar de praktijk bleek weerbarstig. Mensen trokken zich niets aan van de officiële instructies. Ze zeiden massaal ‘hallo’ als ze de telefoon opnamen, om vervolgens te wachten wat de beller te melden had.
Zeker weten dat je goed verbonden bent
Dat is onhandig, schreef een zakenman in 1913 in het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, onder het pseudoniem ‘Een anti-halloïst’. Hij zag meer in de officiële lijn. ‘Men moet wel vier- of vijfmaal vragen wie is mijnheer of mevrouw „hallo”. Door direct zijn naam te zeggen spaart men veel tijd.’ Je moet inderdaad eerst zeker weten dat je goed verbonden bent voordat je van wal steekt, schreef ook een lezer in 1915 in de Arnhemsche Courant. Dat gaat het snelste als je na het leggen van de verbinding direct een naam hoort.
Toch was er een tegenkamp dat ook graag opgewonden brieven stuurde naar de krant. In 1924 schreef een ‘overtuigd halloroeper’ in De Telegraaf dat hij ‘dozijnen keeren per dag onnoodig werd opgescheld doordat aanvragers verkeerde nummers vermelden [-]. Eveneens is het een bekend feit, dat er dagelijks tal van moedwillig aangevraagde aansluitingen plaats vinden, alleen en uitsluitend met het kennelijke doel den aangeroepene onaangenaam te zijn en overlast te veroorzaken.’
Een onbeschoft instrument
Er was ook de kans dat de telefoniste je met de verkeerde doorverbond, iets dat veelvuldig voorkwam en waarover alom werd geklaagd. Dan stelde je je als ‘ontvangende’ partij dus onnodig voor aan iemand die je toch niet wil spreken. Een brievenschrijver in 1911 in Het Vaderland formuleerde het zo: ‘Wie men is, moge men zelf zeer interessant vinden, maar kan dien onbekende vermoedelijk niets schelen; men heeft hem zijn kennismaking niet op te dringen.’ Het is belangrijker om te weten of je goed bent doorverbonden, vond hij. Is dat niet zo, dan is verder spreken onnodig en hoef je ook niet te zeggen wie je bent.
‘In den grond is de telefoon een buitengewoon brutaal instrument’
Een redacteur van de Arnhemsche Courant dacht er in 1924 net zo over. ‘In den grond is de telefoon een buitengewoon brutaal, onheusch, onbeschoft instrument’, begon hij. ‘We zijn in gesprek, in vertrouwelijk gesprek zelfs, de deuren zijn zorgzaam gesloten, om te verhinderen, dat onbevoegden ons onderhoud storen. Plotseling gaat de telefoon. Wij zijn midden in een uiteenzetting waarvan veel afhangt, wij willen onze argumenteering niet onderbreken, opnieuw gaat de telefoon, het ding belt als een razende, ‘t is als een dreinend, schreeuwend kind, dat zonder adem te scheppen om moeder blijft blèren. We moeten luisteren, we nemen den hoorn in de hand en een booze vrouwenstem vraagt ons „waar nou toch dat ons gesneden kaas blijft dat ze al een kwartier geleden besteld heeft”. ’t Blijkt dat de onbekende verkeerd is aangesloten.’
Voorstellen aan een vreemde
Die verkeerde aansluitingen door telefonistes hadden dus hun weerslag op de telefoonetiquette. De halloroeper uit Arnhem vervolgde: ‘Aan zoo’n onbekende zouden wij ons per telefoon voorstellen? Maar dat doet u toch ook niet aan den eersten den besten vreemde, die u op straat den weg vraagt of u om wat vuur verzoekt? Welnu, het opbellen per telefoon is als het aanspreken door zoo’n vreemde. [-] Eerst willen we eens afwachten wie ons opbelt en waarvoor men ons opbelt en dan nog aan ons de beslissing houden of wij het gesprek al of niet wenschen voort te zetten. [-] Neen, voorlopig blijven wij bij de oude, beproefde methode en antwoorden we op elken telefonischen oproep met een zangerig „hallo”.’
De telefoondienst gaf duidelijke instructies over de eerste woorden bij een telefoontje
Dat ‘hallo’ kan juist leiden tot spraakverwarring, betoogden anderen. In 1924 schreef een Amsterdamse zakenman in De Telegraaf: ‘Het is mij vele malen gebeurd, dat ik op mijn vraag: „met wie spreek ik”, ten antwoord kreeg: „met wie moet u eigenlijk spreken?” en op mijn aandringen om zijn naam te noemen, de opgeroepene beslist weigerde zich bekend te maken en de telefoon ophing.’ De redactie van de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant schreef in 1912 onder een ingezonden brief van een abonnee uit Nijmegen die de hallo-roepers net had gehekeld: ‘Als men ergens binnenkomt stelt men zich voor: waarom dus niet als men per telefoon met iemand spreken wil. Wij blijven het verkeerd vinden, dat iemand, die door het belletje opgeroepen wordt, begint met zich aan een onbekende voor te stellen.’
Er is nooit een enquête naar gehouden, dus we weten niet of de hallo- of de naamzeggers vroeger in de meerderheid waren. Tegenwoordig kunnen we onze welkomstboodschap ter plekke aanpassen aan de naam die we dankzij nummerherkenning in ons schermpje te zien krijgen. We hoeven ook geen rekening meer te houden met ‘verkeerd verbonden’. De begroeting is geen probleem meer, maar we hebben er wel wat ander gedoe rond de telefoon voor teruggekregen.