Keizer Domitianus was geliefd bij zijn onderdanen en zijn soldaten, maar stootte de elite juist af. Dat leverde hem een negatieve pers op. Volgens de klassieke auteurs was hij een wrede tiran, die niets van zijn functie terechtbracht.
Al tweeduizend jaar spreken Romeinse keizers tot de verbeelding. De grootte en grandeur van het immense wereldrijk waarover ze in hun eentje regeerden boezemen ontzag in. Maar volgens de antieke auteurs waren de meeste keizers niet te benijden. Grenzeloze macht en rijkdom maakten kwetsbaar, je kon het tenslotte allemaal verliezen, en niet iedereen was tegen de druk bestand.
Meer lezen over Romeinse keizers? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dat gold mogelijk ook voor Titus Flavius Domitianus, die op zijn negenentwintigste keizer werd. Hij volgde als derde en laatste telg van de Flavische dynastie in 81 n.Chr. zijn oudere broer Titus en zijn vader Vespasianus op.
Domitanus’ voorgangers hadden te maken gekregen met een opstand der Bataven, de Joodse Opstand en de uitbarsting van de Vesuvius die in 79 Pompeï verwoestte. Maar tijdens de vijftien jaar die Domitianus regeerde – het langst van de Flavische heersers – was het relatief rustig in het imperium. Hij was een actief bouwheer; hij voltooide het Colosseum, bouwde de ereboog van Titus op het Forum Romanum, en een sportstadion waarvan de contouren de huidige Piazza Navona bepalen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ondanks zijn uiterst luxueuze leven, omringd door vrouwen en bedienden, pendelend tussen een imposant paleis dat hij liet bouwen op de Palatijn en weelderige buitenverblijven, lijkt Domitianus toch niet echt te hebben genoten van het keizerschap. In de schriftelijke bronnen wordt hij afgeschilderd als een van de slechtste keizers die Rome heeft gekend. Een paranoïde tiran die plots toesloeg ‘als de bliksemschicht’. Tijdgenoten die over hem schreven, keken er dan ook niet van op dat hij in 96 werd vermoord. Hoewel zijn heerschappij nu geldt als de gouden tijd van het keizerrijk, heeft hij daarvoor weinig krediet gekregen.
Domitianus was vol bravoure
Het was beslist niet zijn bedoeling om roemloos de vergetelheid in te gaan. Integendeel, hij barstte van de geldingsdrang. Maar bij zijn geboorte op 24 oktober 51 wees niets erop dat Domitianus ooit keizer zou worden. Hij had een oudere zus en broer en was het jongste kind van Domitilla de Oudere en militair bevelhebber Titus Flavius Vespasianus. Zijn vader was van relatief bescheiden komaf, maar dankzij turbulente politieke ontwikkelingen klom hij via het leger razendsnel op. In 68 pleegde keizer Nero zelfmoord en tijdens de burgeroorlog die uitbrak volgden vier keizers elkaar in korte tijd op. Generaal Vespasianus kwam uiteindelijk als winnaar uit de strijd.
Toen de senaat hem in 69 tot keizer uitriep, verbleef Vespasianus met zijn leger in Egypte, maar de 18-jarige Domitianus was wel in Rome. Die greep de kans om uit naam van zijn vader de senaat toe te spreken. Vol bravoure liet de ‘rijzige’ tiener zich door de senaat begroeten als ‘Caesar’. Volgens biograaf Suetonius leefde Domitianus ‘zijn machtspositie zo uit dat men toen al kon zien hoe hij later zou worden’. Afkeurend vervolgde de schrijver: ‘Van veel mannen heeft hij de vrouwen onzedig betast, en Domitia Longina, de vrouw van Aelius Lamia, heeft hij zelfs afgepakt, waarna hijzelf met haar trouwde.’
Domitia Longina was telg uit een patriciërsfamilie waarvan de lijnen teruggingen tot Julius Caesar; zij kon Domitianus het aanzien geven dat hijzelf niet bezat. Beiden hadden niet kunnen vermoeden dat ze pakweg tien jaar na hun huwelijk keizer en keizerin zouden zijn. Vespasianus stierf van ouderdom in 79 en Titus geheel onverwacht twee jaar later aan een griep.
Handboek over kaalheid
Keizer Domitianus was een ijdel man. Dankzij de Romeinse biograaf Suetonius, auteur van Over het leven van de keizers, weten we dat hij er vooral in zijn jeugd ‘mooi en goed’ uitzag. Op latere leeftijd kreeg hij een dikke buik en dunnere benen, en werd hij kaal. Met name het verlies van zijn haar lag bij Domitianus erg gevoelig. Hij schreef over deze problematiek zelfs het handboek Over haarzorg, dat hij opdroeg aan een vriend met de boodschap: ‘Wees ervan verzekerd dat niets aangenamer is dan schoonheid, maar niets ook kortstondiger.’ Hoewel kalend, heeft Domitianus zich altijd laten portretteren met haar.
Als eerste daad drong Domitianus er bij de senaat op aan dat Titus werd vergoddelijkt en vervolgens ook zijn enige zoontje, dat jong was gestorven. Het kind liet hij afbeelden op de keerzijde van munten; zo benadrukte hij de goddelijke aard van de Flavische heerschappij. Met dit soort religieuze en culturele propagandamiddelen bouwde Domitianus een cultus rondom zijn persoon. Terwijl zijn vader en broer nuchtere heersers waren geweest, presenteerde hij zichzelf als een nieuwe Augustus, een verlicht heerser die het Romeinse volk moreel en religieus de weg wilde wijzen.
Tot afgrijzen van de elite herintroduceerde hij het wettelijk verbod op overspel, de ‘lex Julia’ die ooit door Augustus was ingevoerd. En als zelfbenoemde permanente censor ging hij zich ook intensief bemoeien met de Romeinse zeden. Deze functie oefende hij heel demonstratief uit; zo veroordeelde hij in 91 een Vestaalse maagd op basis van een ongefundeerde verdenking van onkuisheid tot de dood. In een speciaal hiervoor bestemde onderaardse kamer bij de stadspoort werd deze Cornelia onder grote publieke belangstelling levend begraven. Sinds een eeuw was dit niet meer voorgekomen, hoewel deze strafmaatregel wettelijk was.
Reizend hof
Je zou Domitianus een populist kunnen noemen, want terwijl hij de elite van zich afstootte door grootheidswaan en zedenprekerij, bespeelde hij succesvol zijn gewone onderdanen. Met veel aplomb vertoonde hij zich in de keizerlijke loges in het Circus Maximus dat hij zelf had laten bouwen, of in het Colosseum als hoofdsponsor van gladiatorenspelen, wagenrennen of literaire festivals. Behalve het volk liep ook het leger met hem weg; voor het eerst sinds Augustus verhoogde hij de soldij van de soldaten.
Domitianus wilde het Romeinse volk moreel en religieus de weg wijzen
Rome was onder Domitianus niet langer het vanzelfsprekende bestuurscentrum meer. Dikwijls verliet hij de stad en trok zich terug met een groepje vertrouwelingen in een van zijn buitenverblijven bij Monte Circeo of in zijn favoriete villacomplex aan het Meer van Albano. In de natuur combineerde hij werk en otium – vrije tijd –, die hij dobbelend, badend en jagend doorbracht.
Hij had een reizend hof, dat hij meenam als hij als veldheer ook verbleef langs de Rijn en Donau om de rijksgrenzen te versterken.
Waar de reislustige keizer was vond de besluitvorming plaats, en de elite moest knarsetandend aanzien hoe de senaat in Rome tot een college van jaknikkers werd gereduceerd. Dat hij de senaat buitenspel zette veroorzaakte spanningen en was niet zonder risico. Van de zeshonderd invloedrijke senatoren hadden er velen heimwee naar de republiek. Ze tolereerden de keizer als princeps inter pares – eerste burger onder gelijken. Maar Domitianus had een hekel aan aristocraten, omdat hij voelde dat ze op hem neerkeken vanwege zijn bescheiden komaf. Hij probeerde ze te overstijgen door een goddelijk persona te creëren; hij liet zich afbeelden als farao en zou zich hebben laten aanspreken met dominus et deus, ‘meester en god’. Dat een Romeins keizer zichzelf een goddelijke status aanmat leverde hem geen gehoorzaamheid op, maar opgetrokken wenkbrauwen.
Keizer Domitianus
Hoe de drang tot tirannie Domitianus in de ogen van de senatoriale klasse fataal werd valt te lezen in de intrigerende geschriften die zijn overgeleverd. Romeinen waren niet alleen capabele militairen en stedenbouwers, maar ook meesterlijke portrettisten van de menselijke natuur. En net zoals wij vonden ze dat ze alle recht hadden op privé-informatie over hun heersers. Waren de keizers ijdel? Wat aten ze? En hoe zat het eigenlijk met hun seksleven?
‘Een van de belangrijkste kenmerken van een fortuinlijk bestaan is dat het ons geen privacy toestaat,’ schreef Plinius de Jongere in 82, een jaar na het aantreden van Domitianus. ‘In het geval van de keizers laat het de deur openzwaaien, niet alleen van hun huizen, maar ook van hun privéslaapkamers en heimelijkste schuilplaatsen. Elk geheim wordt aan het licht gebracht en onthuld aan het luisterend oor van het gerucht.’
Via het roddelcircuit zongen verhalen rond waaruit de vervaarlijke reputatie van de keizer zou blijken. Zo beschreef Cassius Dio een horrordiner waar Domitianus een clubje tegenstanders had uitgenodigd. Tot hun schrik ontdekten de senatoren dat de eetkamer helemaal zwart was geschilderd en dat ze plaats moesten nemen naast grafzerken. Zwart geschilderde slaven serveerden in het donker zwart voedsel in zwart servies, dat normaal gesproken werd geofferd aan de doden. Eenmaal weer thuis werd er op de deur van de senatoren gebonsd. Ze waren bang om hun doodvonnis te horen, maar werden juist verrast met een zilveren grafzerk die de keizer hun schonk, plus het kostbare vaatwerk en de frisgewassen bediende.
Vestaalse maagden
Zes Romeinse priesteressen vormden de orde van Vestaalse maagden, die werd beschouwd als symbool van een veilig en stabiel rijk. Ze hadden de taak om de heilige vlam in de tempel van Vesta brandend te houden; als die zou doven zou ramspoed Rome overvallen. Vestaalse maagden werden tussen hun zesde en tiende jaar geselecteerd door de pontifex maximus (hoogste priester). Hun maagdelijkheid stond voor de puurheid van het rijk en ze dienden de godin Vesta minimaal dertig jaar. Onkuisheid werd bestraft door een levende begrafenis. In de stichtingslegende van Rome komen ze al voor, want Romulus en Remus zouden de zonen zijn van een Vestaalse maagd.
Het was een uitgekiend staaltje powerplay; door met hun gemoed te spelen liet Domitianus de senatoren voelen dat zij ondergeschikt waren. Maar hoe meer slachtoffers hij maakte, hoe meer vijanden hij kreeg. Verklikkers die majesteitsschennis rapporteerden, versterkten een sfeer van terreur.
De achterdochtige Domitianus ging ook steeds sterker vrezen voor zijn eigen leven. In de zuilengalerij waar hij altijd wandelde, liet hij de wanden voorzien van gepolijst marmer, zodat hij via de weerspiegeling alles kon zien wat er achter zijn rug gebeurde.
Van dag tot dag werd hij angstiger, schreef Suetonius. De keizer raadpleegde astrologen. Maar dit voorkwam niet dat hij slachtoffer werd van een samenzwering, waarschijnlijk nauwkeurig beraamd in senatoriale kring en uitgevoerd door zijn eigen entourage. Op 18 september 96 stak een trouwe kamerheer, een vrijgelatene, hem neer in zijn slaapkamer. Hij vocht voor zijn leven, maar werd door meerdere hovelingen aangevallen. Domitianus stierf aan de gevolgen van zeven dolksteken, nog net geen 45 jaar oud.
‘De kale Nero’
Er werd hem geen staatsbegrafenis gegund. De keizer had de senatoren geminacht en vernederd; nu sloegen ze terug. De senaat beval een damnatio memoriae, een verdoemenis van de nagedachtenis van de dode. Door zijn standbeelden te vernietigen en zijn naam weg te beitelen uit de openbare ruimte zou Domitianus uit de collectieve herinnering worden gewist. ‘Het was een genot om die arrogante gezichten in het stof aan stukken te gooien,’ schreef Plinius, die een diepe afkeer van hem had.
Maar natuurlijk werd Domitianus ondanks de beeldenstorm direct na zijn dood niet helemaal vergeten. Zijn vele bouwwerken werden niet afgebroken. Ook werd er nog steeds over hem geschreven. In het zwart-witverhaal waar de klassieken dol op waren, gold hij als ‘slechte’ keizer tegenover zijn vergoddelijkte ‘goede’ vader en broer. Niet voor niets luidde zijn bijnaam ‘de kale Nero’.
Hedendaagse historici houden er rekening mee dat de schriftelijke bronnen gekleurd zijn en laten zien dat er in de Romeinse Oudheid ook aan politieke framing werd gedaan. Zo hadden schrijvers als Suetonius, Plinius en Tacitus, die werkten onder Domitianus en diens opvolgers, er belang bij om de macht van de nieuwe dynastie te legitimeren door de laatste Flavische keizer in het kwaadst mogelijke daglicht te stellen. Ze deden niet aan objectieve geschiedschrijving, maar hadden een eigen agenda. Tegenover de munten waarop Domitianus zich had laten afbeelden als bondgenoot van de god Jupiter, plaatsten deze spindoctors avant la lettre het frame van de perverseling die obsessief urenlang vliegen doorboorde met een pen.
De senatoren gunden de keizer geen staatsbegrafenis
Dit maakt het lastig om na te gaan wie Domitianus werkelijk is geweest. Klopt het beeld van de wreedaard? Of is dit deel van de mythevorming, en was hij een prikkelbare man, zoals wel meer alleenheersers dat waren? Zeker weten zullen we het nooit, maar de literaire bronnen over de keizerlevens zijn ook niet helemaal verzonnen. Geschiedschrijvers leggen tegenwoordig zo veel mogelijk literaire teksten naast elkaar om de betrouwbaarheid en vooringenomenheid te wegen. Om tot een afgewogen beeld te komen kijken ze ook naar andere overblijfselen, zoals munten, gebouwen, inscripties en standbeelden, die ze combineren met de informatie uit teksten.
Romeinse geschiedenis is work in progress. Tot op de dag van vandaag worden verhalen uit de Oudheid herschreven. Met de blik van nu kijken we ook anders terug dan de Romeinen deden. Sinds de jaren negentig is het negatieve beeld van Domitianus genuanceerd. Het idee is nu dat hij niet zo gek veel afweek van zijn voorgangers, maar dat met name zijn groeiende paranoia hem parten heeft gespeeld.
Het is waarschijnlijk geen toeval dat in de jaren waarin het neoliberalisme opkwam historici erop zijn gaan wijzen dat onder zijn heerschappij het Romeinse Rijk economisch bloeide. Passend in de huidige tijdgeest is hij ook in de achting gestegen omdat hij weliswaar een totalitair heerser was, maar ook een efficiënt en pragmatisch bestuurder. Zo legde Domitianus met een evenwichtig economisch en sociaal beleid het fundament voor de tweede eeuw, die geldt als de vredigste in de westerse geschiedenis.
Meer weten
- God op aarde. Keizer Domitianus (2021) door Nathalie de Haan en Eric Moormann is verschenen bij de gelijknamige tentoonstelling van het RMO.
- Wreed en pervers. De Romeinse bronnen over keizer Domitianus (2021) biedt een Nederlandse vertaling van de teksten van Suetonius en Cassius Dio.
- Keizers van het Colosseum (2014) door Anton van Hooff is een vlot geschreven boek over de drie Flavische keizers.