Home Democratisering verloopt niet rechtlijnig

Democratisering verloopt niet rechtlijnig

  • Gepubliceerd op: 17 december 2019
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 10 minuten leestijd
Democratisering verloopt niet rechtlijnig

Al 900 jaar geleden ontstonden in Europa de eerste vormen van politieke participatie: burgers zochten bescherming tegen de grillen van hun heersers. In zijn nieuwste boek Mede-zeggenschap laat emeritus hoogleraar geschiedenis Wim Blockmans zien hoe vervolgens de rechtsstaat en de democratie opkwamen. En hoe ze nu weer worden bedreigd. ‘De parlementaire democratie houdt vast aan vormen die in negentiende eeuw zijn ontwikkeld, maar die niet meer in staat zijn voldoende draagvlak te creëren.’

Het begrip ‘politieke participatie’ vat u breed op. Waarom?

‘Over dit onderwerp wordt meestal vanuit de instituties geschreven: hoe werd de macht formeel geregeld? Welke instellingen waren er? Welke strijd werd daarbinnen geleverd? Maar politieke participatie gaat over de mate waarin onderdanen betrokken zijn bij de politieke besluitvorming en of ze invloed hebben op de machthebbers. Die betrokkenheid kan vele vormen aannemen. Burgers kunnen petities indienen, volksraadplegingen houden, manifestaties organiseren, debatteren of actievoeren. Centraal staat dan de vraag: hoe verliepen de communicatie en interactie tussen regeerders en geregeerden?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Daarbij zie je overigens verschillen tussen dorpen en steden en grotere gebieden. Op lokaal niveau had de bevolking vaak al een flinke mate van zeggenschap. Ik concentreer me vooral op wat er voor 1800 gebeurde in de vorstendommen. Na de val van het Romeinse Rijk waren in Europa tal van vorstendommen ontstaan, van klein tot groot, die werden geregeerd door de succesvolste leden van de krijgerstand. Die hadden zich met geweld grond toegeëigend en vormden op den duur de adel. Hun leiders waren de vorsten geworden. Na verloop van tijd gingen boeren en de inwoners van de opkomende steden op zoek naar middelen om machtsmisbruik van de vorsten te temperen of zelfs te voorkomen. Dat is het begin van wat je politieke participatie kunt noemen.’

Wanneer begon die ongeveer?

‘De Engelsen geloven graag dat die bij hen begon, met de beroemde Magna Carta van 1215. Toen werd de macht van de koning ingeperkt door de edelen en werden rechten van niet-horige onderdanen geformuleerd. Maar eigenlijk begon de participatie al rond 1100 in Catalonië, Aragon, de Languedoc en de Provence. Boeren en kooplieden die werden geterroriseerd door de adel zochten steun bij de kerk. De bisschoppen dwongen daarom af dat de adel de gewone onderdanen met rust liet en respecteerde. Dat werd ideologisch ingekleed: christenen dienden in vrede samen te leven en hun militaire macht in te zetten tegen de heidenen. En die heidenen waren natuurlijk in de eerste plaats de moslims die grote delen van het Iberisch schiereiland hadden veroverd. Dat was het begin van de Reconquista, die uiteraard ook in het belang van de Spaanse elite was. Net zoals de vorsten, de adel en de kerk belang hadden bij een welvarende boerenstand en de economische groei die door de steden werd gerealiseerd.

Door de groei van de bevolking en de economie ontstonden verschillende machtsblokken, die met elkaar concurreerden en elkaar ook nodig hadden. Je had natuurlijk de ideologie van de standensamenleving, waarin elke groep zijn eigen plaats had en waarin de adel zogenaamd de belangen van de hele bevolking vertegenwoordigde. Toch deden zich overal verschillende ontwikkelingen voor. In sommige delen van Europa wist de adel de boerenbevolking vrij gemakkelijk onder de duim te houden en bleef de horigheid zelfs tot diep in de negentiende eeuw bestaan. Maar in het westen wisten de boeren een zekere mate van vrijheid te verwerven. En daar kwamen ook de steden sterk op.

Toen delen van de bevolking stemrecht kregen gold dat aanvankelijk voor beperkte groepen. Na de invoering van de parlementaire democratie in Nederland in 1848 had minder dan 11 procent van de volwassen mannen stemrecht. En in Engeland mocht rond 1700 zo’n 23 procent van de mannelijke bevolking stemmen voor het parlement, terwijl dat een eeuw later slechts 14 procent was en aanvankelijk nog verder zou dalen. In beide landen was de politieke participatie in de achttiende eeuw groter dan in de negentiende eeuw.

Democratisering was dus geen rechtlijnig proces, en ook in de meest ontwikkelde delen van Europa duurde het tot in de twintigste eeuw voordat er echt sprake was van democratie. De rechtsstaat was er al eerder.’

U ziet de democratische rechtsstaat als de grootste bijdrage van Europa aan de wereldgeschiedenis. Waarom is die juist hier ontstaan?

‘In elk land of rijk is de economische productiviteit van doorslaggevend belang. Kan het voldoende voedsel produceren? Creëert het voldoende welvaart? In de tweede eeuw waren het Chinese en Romeinse Rijk ongeveer even groot en hadden ze hetzelfde niveau van welvaart bereikt. Maar de Romeinen hadden daar slaven voor nodig. Toen de expansie van het rijk ophield, en daarmee de aanvoer van nieuwe slaven stokte, kwam de economie in de problemen. Toen het rijk door een reeks van oorzaken uiteenviel, ontstond er in Europa een enorme politieke verbrokkeling. Er ontstonden talloze vorstendommen. Tegelijkertijd was daarbinnen vaak ook sprake van verschillende machtsblokken.

Maar in China bestond nog steeds een gecentraliseerde staat met regels voor het economisch verkeer, met een efficiënte fiscale en militaire organisatie. De staat zorgde voor zekerheid. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er een vorm van verzorgingsstaat ontstond. Van politieke participatie was geen sprake, maar dat was ook niet nodig om de steeds groeiende bevolking van voldoende voedsel en overige goederen te voorzien.

Terwijl in China de steden door de staat werden gecontroleerd, en ook op dezelfde wijze werden gebouwd en georganiseerd, ontstonden ze in Europa van onderaf. Ons hedendaags begrip “burger”, en citizen of citoyen, verwijst nog naar de inwoners van een stad. En de stadsmuren waren er niet alleen om de burgers te beschermen tegen buitenlandse vijanden, maar evengoed tegen de eigen vorst. De steden gingen geleidelijk een countervailing power vormen. Net als de kerk: ook die bood tegenwicht tegen de machtsaanspraken en het machtsmisbruik van adel en vorsten.

Zo zie je verschillende machtsblokken ontstaan, terwijl de samenleving tegelijkertijd in belangrijke mate van onderaf werd vormgegeven en niet van bovenaf. Een mooi voorbeeld hiervan waren ook de Nederlandse waterschappen, die vanaf de twaalfde eeuw ontstonden. Doordat de boeren land ontgonnen en het water onder controle hielden, werd de anders waardeloze grond van de landheer een bron van welvaart. Het waterbeheer noodzaakte tot overleg en compromissen, en tot het bijleggen en zo veel mogelijk dempen van conflicten, omdat anders het bestaan van de polders in gevaar kwam. Dat zorgde voor een enorme continuïteit.’

Is de democratische rechtsstaat universeel toepasbaar?

‘Na 1945 dacht men dat in het Westen wel. Met de technologische en economische modernisering van de rest van de wereld zou de politieke modernisering, de invoering van de liberale democratie, automatisch volgen. Dat bleek een misvatting. Zie wat er na de val van het communisme in Oost-Europa is gebeurd. Zie hoe China zich ontwikkelt. In landen als Hongarije, Polen en Tsjechië wordt de rechtsstaat geleidelijk ontmanteld, terwijl deze aanval democratisch wordt gelegitimeerd. En in China zijn ze niet eens begonnen een democratische rechtsstaat in te voeren. Zolang het regime in staat is economische groei te garanderen, lijkt de bevolking daar weinig problemen mee te hebben.’

U wijdt een uitgebreid hoofdstuk aan de actuele ontwikkelingen. Veel historici wagen zich daar niet aan, of laten het bij een terloopse opmerking.

‘En dat terwijl het toch logisch is om het wel te doen. Als historicus word je gevormd door je eigen tijd. De problemen van de wereld waarin je leeft motiveren je om te kijken naar de factoren die in het verleden van beslissend belang waren. In mijn boek zie je duidelijk de relatie tussen de sociaal-economische dynamiek en de politieke dynamiek tijdens het ancien régime. Die relatie is er op dit moment uiteraard ook. Demografische en technologische veranderingen, het veranderende klimaat en de ecologische problematiek – dat alles heeft enorme impact op de politiek. Je ziet dat regeringen de greep erop verliezen en de EU niet krachtdadig optreedt, terwijl populisten hun kop in het zand steken en de schuld afschuiven op migranten en vluchtelingen.’

Er mankeert dus wel het een en ander aan de politieke participatie in Europa?

‘Dat kun je wel zeggen. Er is grote onzekerheid bij grote groepen kiezers, die deels wordt veroorzaakt door een vertraagde economische groei, toenemende sociale ongelijkheid en culturele diversiteit. De gevestigde politieke stromingen slagen er niet in om met een nieuw perspectief op de toekomst te komen. Door dit gebrek aan visie en daadkracht keren zelfs de middenklassen, die het nog goed hebben, zich in toenemende mate af van de traditionele partijen. De parlementaire democratie houdt vast aan vormen die in negentiende eeuw zijn ontwikkeld, die lange tijd behoorlijk gefunctioneerd hebben, maar die nu blijkbaar niet meer in staat zijn voldoende draagvlak te creëren. Maar ondertussen zijn er natuurlijk wel andere media en middelen, en zie je dat de politieke participatie weer nieuwe vormen aanneemt. Sinds ongeveer een jaar zien we daar twee sprekende voorbeelden van, namelijk de Gele Hesjes in Frankrijk en de klimaatprotesten, die in Greta Thunberg een belangrijke woordvoerder vinden.’

Er is dus toch reden tot optimisme?

‘Je moet altijd optimistisch blijven, nietwaar? Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen dat Nederland sinds kort weer een gidsland is, namelijk op klimaatgebied, met de verlaging van de maximumsnelheid. Kijk, in zekere zin kun je klimaatbeleid zien als een uitbreiding van de mensenrechten. Het gaat namelijk om het recht op een gezonde leefomgeving. Vanaf de dertiende eeuw zijn er rechten geformuleerd en afgedwongen om het machtsmisbruik en de willekeur van de machthebbers terug te dringen. Zo ontstonden de politieke rechten, die later verder zijn uitgebreid naar sociale rechten. En daar komt nu het recht om gezond te leven bij.

Maar ook hier moet je niet de illusie koesteren dat er sprake is van een voortdurend opgaande lijn, dat het allemaal vooruitgang is wat de klok slaat. Want tegelijkertijd staan de mensenrechten voortdurend onder druk. Zo heeft de komst van internet en sociale media het briefgeheim aan flarden gescheurd. Grote techbedrijven en geheime diensten kunnen lezen wat jij allemaal schrijft, en de overheden zijn niet in staat of bereid om daar iets aan te doen. Dus ook nu is er voortdurend sprake van een strijd tussen verschillende machten en belangen, en bepaalt die strijd dus in welke mate er sprake is van vrijheid en politieke participatie. Er is niet één oplossing, één model. Het is – en nu klink ik aanzienlijk minder optimistisch – ook heel goed mogelijk dat het westerse model van modernisering en groeiende politieke participatie een intermezzo was.’

Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.

Kader 1: Nieuwste boek Blockmans

Nooit eerder bereikten zoveel mensen zo’n hoge levensstandaard en zo’n hoog opleidingsniveau. En nooit eerder hadden ze zoveel vrijheid en toegang tot zoveel informatie. Toch woedt er een debat over de ‘crisis van de democratie’ en heerst er onbehagen over de politiek. In zijn nieuwste boek Mede-zeggenschap. Politieke participatie in Europa voor 1800 gaat Wim Blockmans op zoek naar de wortels van onze democratie (455 p. Prometheus, € 44,99). Het boek verschijnt in januari 2020.

Kader 2: Wim Blockmans, toonaangevende mediëvist

Wim Blockmans (Antwerpen, 1945) is emeritus hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij publiceert voornamelijk over de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne tijd. Bekende werken van hem zijn onder meer Eeuwen des onderscheids. Een geschiedenis van middeleeuws Europa (2002/2016) en Metropolen aan de Noordzee. Geschiedenis van Nederland, 1100-1555 (2010).

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2020