Zuid-Afrika veranderde tussen 1990 en 1994 van een dictatuur van een blanke minderheid in een volwaardige democratie. Dat ging niet zonder tegenstand en geweld. Hoe kregen tegenpolen als Nelson Mandela, boegbeeld van het non-raciale ANC, en Frederik de Klerk, president van de slegs vir blankes Nationale Partij, de transitie toch voor elkaar?
Op 2 februari 1990 stak Frederik de Klerk de Rubicon over. In zijn toespraak verraste hij vriend en vijand door verboden organisaties als het African National Congress (ANC) te legaliseren en Nelson Mandela vrij te laten. Onderhandelingen tussen de regerende Nationale Partij en het ANC waren al in de jaren tachtig in het geheim begonnen en raakten nu in een stroomversnelling.
Meer lezen over Zuid-Afrika? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dat gold ook voor de onlusten in de townships. Met name in de provincie Natal nam het geweld explosief toe. In die provincie lag KwaZulu, het semi-autonome ‘thuisland’ dat het apartheidsregime had opgericht voor Zoeloes, en waar Mangosuthu Buthelezi de scepter zwaaide. Zijn Inkatha-beweging werd in 1990 een politieke partij. Buthelezi was tientallen jaren, ook door het ANC, beschouwd als een potentiële luis in de pels van het apartheidsregime. Door de legalisering van het ANC dreigde Buthelezi’s betekenis af te nemen. Daarom ging Inkatha ook invloed in de townships rond Johannesburg uitoefenen, het economische hart van Zuid-Afrika in de provincie Transvaal. Daar woonden in zogenoemde hostels jonge Zoeloe-mannen, die in de mijnen en fabrieken werkten. Die hostels werden broeinesten van gewelddadige terreuracties tegen andere townshipbewoners, die de Zoeloe-immigranten beschouwden als indringers. Het ANC organiseerde daarop gewapende self defense units die ook terreur verspreidden. Het geweld rees de pan uit, maar de NP-regering en de politie deden het af als ‘zwart-tegen-zwart-geweld’, een stammenstrijd, met de duidelijke implicatie dat zwarten niet in staat waren vrede te bewaren. Laat staan een land te besturen.
Gaandeweg kwamen er steeds hardnekkigere geruchten dat de politie, het leger en de veiligheidsdiensten betrokken waren bij dit geweld en dat zij Inkatha-strijders faciliteerden, trainden, vervoerden, bewapenden en actief steunden. Deze ‘derde macht’ zou eropuit zijn om de onderhandelingen tussen ANC en NP tijdens de transitie naar een democratisch Zuid-Afrika te verstoren. Vanwege de geweldsgolf, de beschuldigingen van betrokkenheid van veiligheidsdiensten daarbij en het feit dat de blanke regering naliet er afdoende tegen op te treden, kwamen de onderhandelingen steeds meer onder druk te staan.
Aan de rand van de afgrond
Het wantrouwen jegens de regering bereikte een hoogtepunt met het bloedbad in Boipatong. Minstens 45 mensen kwamen om bij een nachtelijke aanval van Inkatha-aanhangers op 17 juni 1992, die werd gelanceerd vanuit het KwaMadala-hostel. Getuigen meldden dat blanke mannen deel uitmaakten van ten minste één groep Zoeloe-aanvallers. Na het bloedbad weigerden de bewoners verklaringen af te leggen bij de politie, omdat ze ervan overtuigd waren dat de autoriteiten erbij betrokken waren.
Daags daarna kreeg Mandela tijdens een bijenkomst toegeschreeuwd: ‘Jullie zijn als lammeren, terwijl de regering ons vermoordt!’ Het ANC moest hier wel op reageren. Mandela kondigde de formele terugtrekking van het ANC uit de onderhandelingen aan, waarbij hij veertien eisen opsomde waaraan de NP-regering moest voldoen voordat de gesprekken konden worden hervat.
‘Jullie zijn als lammeren, terwijl de regering ons vermoordt!’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hoe gevaarlijk de situatie was, en hoe snel de transitie zou kunnen ontsporen, bleek verder op 7 september. Bij een massale ANC-protestmars naar Ciskei opende het leger van dit thuisland het vuur op de demonstranten, waardoor 30 mensen omkwamen. Zuid-Afrika balanceerde op de rand van de afgrond.
Wat te doen? Een week na het bloedbad reikte Mandela De Klerk een vredespijp aan. Hij bracht zijn oorspronkelijke veertien eisen terug tot drie, die hij wel spijkerhard verdedigde. Twee dagen later nodigde De Klerk Mandela uit om een manier te vinden de spiraal van geweld te doorbreken. De onderhandelingen werden hervat.
De Che Guevara van Zuid-Afrika
In april 1993 ontplofte de volgende bom op de transitweg naar democratie. Chris Hani, secretaris-generaal van de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij, werd vermoord door een extreem-rechtse blanke. Het nieuws over de moord op Hani sloeg in als een meteoor. Je had geen beter doelwit kunnen treffen om een inferno van woede in de zwarte gemeenschap te ontsteken. Hani was een held, vooral voor de militante jonge ‘kameraden’. Hij streed altijd in de voorste aanvalslinies en was van onderaf opgeklommen tot stafchef van het guerrillaleger Umkhonto we Sizwe (MK) van het ANC en de Communistische Partij. Hani was een krachtig redenaar die de massa’s liet juichen en klappen. En nu was de Che Guevera van Zuid-Afrika vermoord.
Hani’s begrafenis was op maandag 19 april en Zuid-Afrika hield de adem in. Dit zou ongetwijfeld het apocalyptische bloedbad veroorzaken dat zoveel mensen hadden voorspeld.
Maar de gevreesde orgie van geweld bleef uit. Net als het bloedbad van Ciskei droeg ook de moord op Chris Hani bij aan de vastberadenheid van de politieke leiders om tot een gezamenlijke, vreedzame oplossing te komen en het geweld te bezweren. Mandela en De Klerk moesten in de afgrond staren om hun wederzijdse afhankelijkheid te erkennen. Als het geweld uit de hand zou lopen, zouden beiden als verliezers eindigen. Zoals de voormalige blanke oppositieleider Frederik van Zyl Slabbert het uitdrukte, waren zij als twee ruziënde dronkaards: ze konden elkaar bedreigen met veel geschreeuw en vingerwijzen, maar geen van beiden kon een knock-out uitdelen. Uiteindelijk moesten ze op elkaar leunen om overeind te blijven.
Patstelling tussen NP en ANC
Wat als de onderhandelingen faalden? De NP-regering kon zich terugtrekken in het defensieve laager van repressie; anti-apartheidsbewegingen konden de opstanden van de jaren tachtig nieuw leven inblazen. Maar was het Zuid-Afrika dan niet vergaan zoals Joegoslavië, waar toentertijd uitzichtloze burgeroorlogen woedden?
Het ANC erkende dat het apartheidsregime nog steeds beschikte over krachten in de staat en het militaire apparaat, en dat het gesteund werd door sterke economische partijen. Het ANC verklaarde ook dat het weliswaar een hoog niveau van massa-mobilisatie had bereikt, maar dat het werd gehinderd door veel organisatorische zwaktes en een tekort aan financiële en militaire middelen, waardoor het niet in staat was de blanke regering militair te verslaan. NP en ANC hadden een patstelling bereikt, waar ze alleen samen uit konden komen.
Het nationale trauma van de moord op Hani versterkte het politieke centrum, in plaats van te polariseren. Het versterkte ook de status van Mandela als leider voor alle Zuid-Afrikanen. Terwijl de crisis aanzwol kon De Klerk weinig uitrichten, maar Mandela des te meer. Hij deed op televisie een ontroerende oproep aan blanken en zwarten om de gelederen te sluiten en te voorkomen dat hun emoties een gezamenlijke toekomst zouden vernietigen.
De door het ANC geleide alliantie had besloten dat de onderhandelingen werden versneld en niet uitgesteld. Uitgerekend de communistische hardliner Joe Slovo, ex-stafchef van MK, die De Klerk uit de overgangsgesprekken had willen weren, voegde daar nog aan toe: ‘Elke suggestie om de onderhandelingen af te blazen zou de moordenaars, wier doel het is om het proces te stoppen, in de kaart spelen. We moeten ze verslaan.’
Extreem-rechts ten strijde
Dat laatste was nog niet eenvoudig. Een paar duizend leden van de racistische, extreem-rechtse Afrikaner Weerstandsbeweging bestormden op 25 juni 1993 het World Trade Center van Kempton Park bij Johannesburg, waar op dat moment onderhandelingen met meerdere partijen plaatsvonden. Geüniformeerde en gewapende AWB’ers zaaiden paniek, bedreigden onderhandelaars en richtten vernielingen aan. De politie deed niets.
Niet veel later trok extreem-rechts weer ten strijde. President Lucas Mangope van het thuisland Bophuthatswana had op 7 maart 1994 verklaard zijn land buiten de verkiezingen te willen houden en verzocht het Afrikaner Volksfront om hulp om groeiende onlusten in zijn gebied te beteugelen. Het AVF was een verbond van Afrikaner partijen die tegen afschaffing van de apartheid, of in ieder geval voor de stichting van een eigen blanke Volkstaat waren. Zij zagen in Mangope een bondgenoot in hun strijd tegen de democratische Zuid-Afrikaanse eenheidsstaat, zoals het ANC die voor ogen had.
Bevelvoerder Douw Steyn verklaarde later dat het Volksfront in Bophuthatswana een machtsbasis had kunnen creëren voor een eigen witte Volkstaat. ‘We hadden gewoon ons territorium afgebakend, gezegd dat wij hier de regels en onze verkiezingen bepalen en laat ons met rust.’ Volgens Steyn zou een succesvolle operatie de militaire kracht van het Volksfront hebben getoond en een dergelijke eenzijdig uitgeroepen staat onaantastbaar hebben gemaakt. Het zou onvermijdelijk ook hebben geleid tot soortgelijke verklaringen in de thuislanden Ciskei en KwaZulu, die het volksstaat-leger zou hebben gesteund. De transitie van Zuid-Afrika naar de democratie, die zo dicht bij zijn voltooiing was, had kunnen uitmonden in etnische fragmentatie en burgeroorlog.
De transitie had kunnen uitmonden in etnische fragmentatie en burgeroorlog
Maar zover kwam het niet. Want ondanks een uitdrukkelijk verbod van president Mongape en de AVF-leiding, trok een ongeregelde groep AWB’ers in een konvooi door het thuisland, schietend en racistische verwensingen schreeuwend. Militairen van Bophuthatswana schoten terug en een soldaat executeerde een drietal AWB’ers. Als de racisten van de AWB zich niet in Bophuthatswana hadden misdragen, was dat thuisland misschien wel de basis geweest waaruit een blanke Volkstaat was ontstaan. Die illusie ging nu in rook op, samen met die van eeuwigdurende blanke superioriteit. Dankzij rollende televisiecamera’s die de executies filmden, konden Zuid-Afrika en de hele wereld zien dat de periode van blanke alleenheerschappij in Zuid-Afrika definitief voorbij was.
Waarheids- en Verzoeningscommissie
Verschillende juridische commissies onderzochten in opdracht van president De Klerk het bestaan van de ‘derde macht’. De Harms-commissie concludeerde in 1990 dat zoiets niet bestond. De Goldstone–commissie kwam in 1991 met het bewijs van het tegendeel. Op beide commissies werd kritiek geuit, omdat zij niet onbevooroordeeld zouden zijn en de Nationale Partij-regering zouden beschermen. Dankzij de Waarheids– en Verzoeningscommissie onder voorzitterschap van aartsbisschop Desmond Tutu kwamen vanaf 1995 de verschrikkelijke feiten boven tafel, door getuigenissen van daders zelf, die hoopten op amnestie, en van slachtoffers en hun familieleden.
Nobelprijs
De laatste serieuze beproeving op de overgangsweg was overwonnen. Een maand na de Battle of Bop vonden de eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika plaats, waarin de meerderheid van de kiezers voor Mandela en het ANC stemde. Tussen de vrijlating van Nelson Mandela in februari 1990 en de democratische verkiezingen in april 1994 waren zo’n 15.000 mensen door politiek geïnspireerd geweld om het leven gekomen. Derde-macht-moordeskaders, terroristen en strijdende IFP- en ANC-bendes hadden delen van Zuid-Afrika in oorlogsgebied veranderd.
Maar de voormalige tegenstanders hadden de strijdbijl begraven en Nelson Mandela en Frederik de Klerk kregen samen in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede. ‘Dit was een oorlog zonder absolute winnaars,’ schreef de hoge ANC-functionaris Govan Mbeki in 1996. ‘De twee belangrijkste politieke krachten in Zuid-Afrika hadden gelijkspel bereikt. En zo moesten de onderdrukker en de onderdrukte samen de weg naar een democratisch Zuid-Afrika uitstippelen.’ Met een dosis geluk en veel wijsheid is dat mirakel ze gelukt.
Meer weten
- Tomorrow is Another Country (1996) door Allister Sparks is een onovertroffen boek van deze voormalige redacteur van de Rand Daily Mail en correspondent voor onder andere NRC Handelsblad. Sparks beschrijft minutieus de aanloop naar de legalisering van het ANC en vrijlating van Nelson Mandela en de daaropvolgende transitieperiode tot 1994.
- Into the Heart of Darkness (2017) door Jacques Pauw. De Zuid-Afrikaanse veteraan-journalist Pauw beet zich jarenlang vast in de ‘derde macht’ en voerde lange gesprekken met de daders van het gruwelijke geweld dat hij onverbloemd beschrijft. Zijn verbijsterde conclusie: ze hebben geen greintje spijt van hun misdaden, maar voelen zich verraden door politici en hun bevelvoerders.
- South Africa pushed to the Limit (2011) door Hein Marais. In dit boek, dat ook als PDF via internet is te downloaden, beschrijft Marais de richting waarheen Zuid-Afrika na 1994 kon gaan en de mogelijkheden om de democratische verworvenheden ook op economisch vlak aan brede lagen van de bevolking te vertalen, zonder daarbij in neo-kolonialisme of andere valkuilen te belanden. Hoe kan de ANC-regering voorkomen dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt?
Openingsafbeelding: De Klerk en Mandela in Philadelphia, 1993. Bron: Wikimedia/Carol M. Highsmith.