Op 31 december 1918 stapten zo’n 280 soldaten aan boord van het schip de Iolaire. Deze veteranen van de Grote Oorlog wilden thuis op het Schotse eiland Lewis oud en nieuw gaan vieren. Maar het was windkracht 10 en aan boord waren te weinig zwemvesten en reddingsboten voor iedereen.
Het grootste Schotse Hebriden-eiland Lewis bestaat voornamelijk uit woeste turfgronden met heide, lochs en wat kleine gehuchten. Door de altijd op de west- en noordkust beukende Noord-Atlantische Oceaan en de afwezigheid van bomen is het leven hier een niet-aflatende strijd tegen de elementen. Een dag zonder wind kennen de eilandbewoners niet. En stijf presbyteriaans als de meesten zijn, hebben ze op zondagen commerciële activiteiten verboden.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Tot halverwege de twintigste eeuw leidden de hechte gemeenschappen er een sober leven als vissers, keuterboeren en turfgravers. Emigratie, vooral naar Noord-Amerika, maakte al sinds de achttiende eeuw deel uit van het schrale eilandleven. Begin twintigste eeuw leefden er 29.000 mensen op Lewis – meer zouden dat er nooit worden.
Toen de Grote Oorlog in 1914 Lewis bereikte, meldden 6172 Lewismen zich voor dienst in het Britse leger of de marine (‘een record in Groot-Brittannië om trots op te zijn’). Van die 6172 sneuvelden er 1151 ergens ver van huis, in Gallipoli of in de Belgische en Noord-Franse loopgraven. De meesten hadden gediend in de Royal Naval Reserve.
Oud op nieuw
Na vier jaar zwegen op 11 november 1918 de kanonnen op de Europese slagvelden en kwam er dankzij een wapenstilstand een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Het duurde even voordat de soldaten uit Lewis weer naar huis konden, maar op 31 december 1918 kregen ze eindelijk verlof.
Op de laatste dag van het oude en de eerste van het nieuwe jaar wordt in Schotland uitbundig Hogmanay (oud op nieuw) gevierd. In Stornoway, het 4500 inwoners tellende hoofdstadje van Lewis aan de oostkust van het eiland, en andere dorpen waren familieleden druk in de weer om een groot feest te organiseren voor de terugkeer van bijna 280 mannen, van wie het overgrote deel vier jaar lang van huis was geweest. Ten langen leste was er een einde gekomen aan jaren van onzekerheid. Het nieuwe jaar zou het eerste vredesjaar zijn.
Run op de Iolaire
Op 31 december 1918 waren de liberty men (passagierende matrozen) ’s middags per trein vanuit marinebases in Davenport en Portsmouth aangekomen in Kyle of Lochalsh, een dorp met een kopstation van de Highland Railway aan de Schotse noordwestkust. Vandaar voeren veerboten naar het eiland Skye en de Buiten-Hebriden.
De kersverse oorlogsveteranen verdrongen zich om aan boord te komen van de Iolaire
De kersverse oorlogsveteranen verdrongen zich om aan boord te komen van de Iolaire (Gaelisch voor ‘Adelaar’). Dit in 1881 gebouwde houten luxe stoomjacht met ijzeren scheepsromp, was op het nippertje gecharterd door de Britse Admiraliteit om de mannen naar huis te varen. Dat er aan boord van de Iolaire maar 80 zwemvesten waren en plaats was voor 100 mensen in de reddingsboten, deed er niet toe toen de boot bestormd werd door de soldaten die allemaal een restje van Hogmanay thuis wilden vieren. De harde wind deerde hen evenmin, ook al ging de tocht van bijna 100 kilometer over de verraderlijke Minch, de zeestraat tussen de Schotse westkust en de Buiten-Hebriden.
Iolaire smakt op de rotsen
Tegen de tijd dat Stornoway in zicht kwam, was de wind aangezwollen tot stormkracht 10. Vlak voor 2.00 uur, op amper 20 meter van de kustlijn, draaide de veel te zwaar beladen Iolaire met de wind in de rug te laat naar bakboord en de haven van Stornoway. In volle vaart ramde ze de Beasts of Holm, een verraderlijke rotspartij op 1,5 kilometer van de haven van Stornoway, kapseisde vrijwel onmiddellijk en begon water te maken. Naar schatting 55 mannen sprongen overboord. Ze werden door de metershoge golven dodelijk op de rotsen gesmakt. Anderhalf uur nadat het op de rotsen was gelopen, was het schip onder water verdwenen. Alleen twee masten, waarvan er een was gebroken, staken nog boven de golven uit.
Het zou een ramp van homerische proporties blijken te zijn: in totaal verdronken 201 opvarenden, slechts 75 mannen konden het navertellen. Een van hen was de toen 30-jarige John Finlay MacLeod. Hij sprong met een werplijn in het ijskoude water en slaagde erin zwemmend een dikke meertros mee te slepen die hij aan de kust om een rotsblok bond. Langs die tros wisten nog 40 mannen met apenhangtechniek de kust te bereiken.
Slechts 75 mannen konden de ramp navertellen
Een andere overlevende was Donald Morrison (20), die erin slaagde zich tot de volgende ochtend, toen de zee kalmer was geworden, aan een boven het water uitstekende mast van het gezonken schip vast te klampen. Na acht uur werd hij gered. Twee anderen, die in de tweede mast waren geklommen, verdwenen in de golven nadat hun mast was afgebroken.
Onvoldoende doodskisten
Dagen en zelfs maanden na de ondergang van de Iolaire spoelden de lichamen van verdronken soldaten nog op de stranden van Lewis aan, samen met de talloze doorweekte plunjezakken met kerstcadeautjes voor de kinderen en souvenirs die de mannen voor het thuisfront hadden meegenomen. Van 56 reservisten van de Royal Navy is niets meer teruggevonden.
De nabestaanden waren vaak ten einde raad. Uit een dorp van 51 huizen waren 32 mannen gesneuveld of ernstig gewond geraakt in de Eerste Wereldoorlog en nog eens 11 verdronken bij de ondergang van de Iolaire. Op het eiland waren onvoldoende doodskisten. Op grafstenen kwam dikwijls te staan: ‘A Sailor of the Great War, 1st January 1919’.
Lied over het verdriet
De populaire Schotse folk-band Skipinnish heeft een fraaie ballade over de scheepsramp gemaakt ‘The Iolaire’, verschenen op hun album The Seventh Wave (2017). Het laatste couplet luidt:
The morning tide brought home our boys
They lay among the scattered toys
Our tears of love and deep relief
Became the tears of tearing grief.
De ramp zou decennialang een grote impact op de eilandbewoners hebben. Grote praters komen in hechte, streng-protestantse vissersgemeenschappen al niet veel voor, en de scheepsramp werd eerder in predestinatietermen toegeschreven aan de wil (of straf?) van God – ‘de Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen’ (Job 1:21) – dan aan menselijke en bestuurlijke incompetentie en falen. Door het collectieve trauma was elkaar Gelukkig Nieuwjaar toewensen onmogelijk geworden.
Minder inwoners
De grootschalige emigratie in de jaren twintig – een poging de vervloekte plek en onbarmhartige zee te ontvluchten of zich te ontdoen van een schrijnende overlevingsschuld – was er deels het gevolg van. In 1923 verhuisden binnen acht dagen ruim 600 mannen en vrouwen van Lewis naar Noord-Amerika.
Dat deed, zeven jaar later, ook vissersdochter Mary Anne MacLeod (1912-2000), in navolging van haar drie zussen van wie er een het eiland had verlaten omdat ze ongehuwd zwanger was. De kans dat ze op Lewis een goed leven zou kunnen krijgen met een geschikte huwelijkspartner, achtte de 18-jarige Mary Anne te klein. In New York werkte ze als dienstbode, totdat ze op 11 januari 1936 trouwde met een welvarende vastgoedmakelaar. Ze kreeg vijf kinderen met Fred Trump, onder wie Donald (1946).
Mary Anne kreeg vijf kinderen met Fred Trump, onder wie Donald
Op Lewis-Harris wonen anno 2025 een kleine 21.000 mensen, een derde minder dan ruim een eeuw geleden.
Geheim rapport
Na de ramp lag er veertig jaar lang ‘een deken van zwijgen’ over het eiland, waar pas een einde aan kwam toen in 1958, op 1,5 km van Stornoway, bij Holm Point, een monument werd opgericht. Eilandbewoner Roddy Murray probeerde een verklaring te geven voor dat grote zwijgen in The Stornoway Gazette: ‘Dat er niet veel over gesproken werd, staat buiten kijf. Waarom, is een kwestie van speculatie. Een stille consensus van respect voor de doden en de nabestaanden. Of misschien waren woorden gewoon niet toereikend. Te serieus en te gevoelig om te bespreken en zeker geen onderwerp voor onder het eten.’
Pas in 1970 werd een geheim rapport van een marineonderzoekscommissie dat direct na de ramp was opgesteld, openbaar gemaakt. Daarin werd geconcludeerd dat de oorzaak van de ramp niet was vast te stellen omdat alle verantwoordelijken op het schip de ramp niet hadden overleefd. Een menselijke fout, een verkeerde navigatie-inschatting – de oorzaak was niet toe te schrijven aan één persoon.
In 2025 hoopt men in Stornoway The Iolaire Centre te openen.
Meer weten:
- The Darkest Dawn: The Story of the Iolaire Tragedy (2018) door Malcolm Macdonald en Donald John MacLeod, bevat persoonlijke herinneringen van nabestaanden.
- When I Heard the Bell: The Loss of the Iolaire door John MacLeod (2010), die zich boos maakt over de incompetentie van de scheepsbemanning en het geblunder van de Admiraliteit.