Home ‘De Vietnam-oorlog was een topper’

‘De Vietnam-oorlog was een topper’

  • Gepubliceerd op: 6 september 2000
  • Laatste update 05 jul 2021
  • Auteur:
    Stef Severt
  • 10 minuten leestijd
‘De Vietnam-oorlog was een topper’

Meer dan tien jaar had de Vietnam-oorlog al geduurd. Maar in 1975 liep hij dan eindelijk op zijn einde: Saigon was omsingeld, de Amerikanen maakten zich klaar voor hun vertrek. Fons van Westerloo, in die dagen oorlogsjournalist, was erbij.

Eind april 1975. Saigon is omsingeld door troepen van het Noord-Vietnamese leger en de Vietcong. De inname van de stad, en daarmee de definitieve nederlaag van de Amerikanen, lijkt slechts een kwestie van tijd. Een Nederlandse tv-ploeg, bestaande uit Willebrord Nieuwenhuis, Fons van Westerloo en cameraman Kees Colson, is ter plekke om de val van Saigon te verslaan.

Moe van een dag filmen staan de journalisten op het balkon van hun kamer in hotel Caravelle, en kijken uit over de stad. Het is onrustig, overal geknal, her en der schieten rookpluimen de lucht in. Een helikopter cirkelt boven de stad. Plotseling boem!, valt die zo naar beneden. Even later wordt de hele bovenverdieping van een nabijgelegen hotel eraf geschoten. De Noord-Vietnamezen laten weten: wij zijn er klaar voor. Het is alsof we naar een film kijken, maar het gebeurt allemaal echt, recht voor onze ogen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In 1975 kwam de Vietnamoorlog tot een einde . Fons van Westerloo, kan nog altijd geestdriftig vertellen over de laatste dagen van die oorlog. In een hoek van zijn kantoor aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam hangt een flink uitvergrote foto met daarop de drie Nederlandse journalisten, wachtend op het moment van evacuatie. In het midden Van Westerloo, haast olijk kijkt hij over zijn zonnebril heen. In die tijd was hij oorlogscorrespondent voor het actualiteitenprogramma Avro’sTelevizier.

Fons van Westerloo kan nog altijd geestdriftig vertellen over de laatste dagen van de Vietnam-oorlog

Van Westerloo startte zijn journalistieke loopbaan bij het katholieke dagblad De Tijd. Hij was nog maar net in de twintig toen hij met fotograaf Daniël Koning werd uitgezonden naar Nigeria, waar de Biafra-oorlog in alle hevigheid woedde. Een paar jaar later maakte hij de overstap naar de Avro. Voor deze omroep versloeg hij de burgeroorlog in Noord-Ierland, de Jom Kippoer-oorlog, de Turkse interventie op Cyprus, de burgeroorlog in Nicaragua. En dus Vietnam, volgens Van Westerloo ‘de topper in het rijtje, historisch gezien echt het hoogtepunt’.

Collega-verslaggever Willebrord Nieuwenhuis heeft een boek gepubliceerd over zijn ervaringen in Vietnam. Die behoefte heeft Van Westerloo nooit gehad. De reportages die we er gemaakt hebben staan op band, en worden bewaard in het archief van de omroep. Dat is voor mij genoeg. Als er later, als ik er lang niet meer ben, teruggekeken zal worden op de twintigste eeuw, dan zullen die beelden, denk ik, nog steeds herhaald worden. Dat vind ik wel een mooie gedachte.

Rotstreek

Toen het er in april 1975 in Saigon om ging spannen, was cameraman Kees Colson al in Vietnam. We wisten alleen niet waar hij zat. Ik vloog naar Hong Kong, en probeerde van daaruit met hem in contact te komen. Aan de lopende band stuurde ik telexen naar Saigon, maar ik kreeg steeds geen antwoord.

Ik besloot toch maar het vliegtuig te pakken, in de hoop hem daar tegen te komen. Zat-ie gewoon in het Caravelle-hotel! Wat bleek nou? Er was ook nog een Nederlandse radioverslaggever, en die had voortdurend mijn telexberichten onderschept. Ik vond er nog een paar op zijn kamer. Die jongen was op dat moment de enige Nederlandse verslaggever in Vietnam, en dacht waarschijnlijk: die Van Westerloo moet ik er niet bij hebben. Een behoorlijke rotstreek, ja.

Later voegde Willebrord Nieuwenhuis zich bij ons. Met ons drieën vormden we een team namens de gezamenlijke Nederlandse omroepen, zoals dat toen gebruikelijk was: Willebrord zat bij de KRO, ik bij de Avro, en Kees was van de Tros. Ik was al een paar keer eerder in Vietnam geweest, telkens voor korte reportages. We hadden een heilige opdracht, tenminste zo voelde ik dat toen. We konden de wereld verbeteren door te laten zien wat er werkelijk gebeurde. Want dat de Amerikanen in Vietnam niets te zoeken hadden, zoveel was ons wel duidelijk. Daar werd geen rechtvaardige oorlog gevoerd.

Dat de Amerikanen in Vietnam niets te zoeken hadden, zoveel was ons wel duidelijk

Omdat we er maar zo kort waren, was er weinig ruimte voor verdieping. We hielden ons vooral bezig met registrerende verslaggeving. Vanuit Saigon gingen we dan op pad in de omgeving. Het was wel een beetje gek: hordes vluchtelingen waren op weg naar Saigon, en wij gingen juist tegen die stroom in, kijken waar ze vandaan kwamen. Ongevaarlijk was dat niet: kort voor het einde van de oorlog werd er nog een Franse fotograaf doodgeschoten vlakbij het dorpje waar Kees en ik net daarvoor waren geweest. Je probeerde natuurlijk niet te veel risico’s te nemen, maar achteraf heb ik meermalen gedacht: jochie, dat had ook verkeerd kunnen aflopen.

Reizend circus

Aan het eind van zo’n dag filmen keerden we weer terug naar het hotel, waar ook een hoop andere reporters verbleven. Dan kwam je ineens in een compleet andere wereld. Een behoorlijke overgang: overdag zag je de meest onbeschrijflijke dingen, echt een hoop ellende. Maar ‘s avonds in het hotel was werkelijk alles te krijgen: kaviaar, kreeft, champagne, het kon niet op. En het kostte allemaal niks, het Vietnamese geld was absoluut niets waard. Met die tegenstelling had ik het vaak wel moeilijk. Anderen hadden er minder problemen mee. Ik heb er wat brave huisvaders aan de hoeren verslingerd zien raken.

Het was een apart sfeertje, al die oorlogsverslaggevers bij elkaar. De meesten kende ik wel van andere brandhaarden, je kwam vaak dezelfde types tegen. Het werd wel “het reizend circus” genoemd. Met bepaalde mensen bouwde je na verloop van tijd wel enige kameraadschap op. Maar er hingen ook veel gekken rond, avonturiers die ‘s avonds in de bar het hoogste woord voerden over de gevaren die ze hadden getrotseerd. Je pikte er vrij snel uit wie serieus was en wie niet. De goeien praatten er niet zo veel over. Je kon elkaar in zo’n hotel helemaal gek maken: de een wist altijd meer dan de ander, die mocht wel mee met een patrouille en die weer niet, van dat soort dingen.

Het was een apart sfeertje, al die oorlogsverslaggevers bij elkaar

Ik heb ook wel dingen gedaan die achteraf gezien nou niet bepaald verstandig waren. Bijvoorbeeld op, wat later zou blijken, de dag voor de evacuatie. Alle verbindingen waren verbroken, alleen het Amerikaanse radiostation NBC had nog een kanaal open. Dus wij naar NBC, waar Don Harris zat, een beroemde collega die later in Guyana is vermoord. We vroegen hem of we van de radioverbinding gebruik mochten maken. No problem. Toen we ons bericht doorgebeld hadden, vroeg ik Harris wat we hem verschuldigd waren. Begon-ie verschrikkelijk te lachen. “You don’t think the damned commies are going to send me a bill tomorrow?”, om daaraan toe te voegen “a cold Heineken will do.” Ik dacht nog: als ik terug ben in Nederland stuur ik hem een kistje.

De dag erna, op 29 april, vond dus de evacuatie van Amerikanen en andere buitenlanders plaats. Toen heb ik het gekste gedaan wat ik ooit in mijn leven gedaan heb. Ik heb er bijna de vlucht door gemist. We stonden op straat te wachten, toen ik Harris zag. Ik dacht weer aan dat koele biertje, en toen schoot door mijn hoofd dat ze in de Nederlandse ambassade de koelkast altijd vol hadden staan met Heineken. In een flits roep ik onze chauffeur, en samen met Kees Colson rijden we met grote snelheid naar de ambassade.

Door de evacuatie is het ontzettend druk in de stad, er hangt een chaotische sfeer. We komen aan, ik zie ambassadeur Van Roijen nog staan. Ik zeg: “Jan Herman, Heineken!”. Hij: “Neem alles mee wat je dragen kunt. Ik háát de gedachte dat die communisten morgen ons bier zitten op te drinken.” Wij laden snel de kofferbak vol, en scheuren terug. De adrenaline pompte door mijn bloed. Ik weet nog dat ik dacht: het is ook hartstikke gek dat ik dit doe, onder deze omstandigheden. Don Harris staat er nog. Ik wenk ‘m dat ie mee moet komen naar onze taxi. Daar geef ik hem een kartonnen doos Heineken, “a cold Heineken will do”. Waarop hij zegt: “Fons, You are the only one who kept his promise in Vietnam!”, haha.

Verkeerde plek

Niet lang daarna gaat de evacuatie echt beginnen. We worden in bussen door Saigon gejaagd, op weg naar de luchthaven Tan Son Nhut. Onderweg proberen allerlei Vietnamezen zich in de bus te wringen. Als je te lang stilstaat voor een stoplicht kom je niet meer weg. Dan zijn we op het vliegveld. Alles gaat nu heel snel. Vlak voor we de helikopter in gaan, maken we ons laatste shot.

Ik kijk in de camera, en zenuwachtig breng ik uit: “Dit is geloof ik het laatste moment van de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam. Dit is Fons van Westerloo, voor de gezamenlijke Nederlandse omroepen.” Later heb ik die beelden nog eens teruggezien. Terwijl ik mijn laatste woorden uitspreek wordt er achter mij een hele hangar opgeblazen. Boem!, in één keer weg. Dan klimmen we in de helikopter, die ons naar het vliegdekschip USS Mobile vliegt. Dat waren nog een paar spannende ogenblikken. Ik was bang dat we uit de lucht geschoten zouden worden. Als de helikopter geland is, wordt-ie van het dek af in zee geduwd om plaats te maken voor de volgende. Zo verdwijnt er voor honderden miljoenen dollars aan helikopters in het water.

Terwijl ik mijn laatste woorden uitspreek wordt er achter mij een hele hangar opgeblazen

Toen ik de volgende dag op BBC Worldservice het bericht hoorde dat Saigon bezet was, dacht ik: ik sta hier helemaal op de verkeerde plek, ik had nu dáár moeten zijn. Dat gevoel was heel sterk. We hadden er natuurlijk wel over nagedacht of we moesten blijven of beter konden vluchten. Maar door de omroepen was ons van te voren op het hart gedrukt met de Amerikanen het land te verlaten.

Telkens als Kees of ik erover begon, kapte Willebrord de discussie af. Hij was de chef d’equipe, en hield voet bij stuk. “We gaan, afspraak is afspraak”, zei-ie dan. Achteraf bezien kun je je inderdaad afvragen wat we daar nog hadden moeten doen. Ja, we zouden getuige zijn geweest van de inname van de stad door de Noord- Vietnamezen. Maar het is maar de vraag of we ons materiaal dan nog het land uit zouden hebben gekregen. Nu hebben we in ieder geval nog een mooie reportage gemaakt van de evacuatie.

Uitverkoren

Met de Mobile voeren we naar de Filippijnen, naar de Amerikaanse basis Subic Bay, waar we als echte VIPs werden behandeld. Van daaruit vlogen we terug naar Nederland. Tijd om lang bij de belevenissen stil te staan, had ik niet. Je was nog maar net in Nederland, of er wachtte al weer een volgende klus. Jarenlang ben ik van het ene conflict naar het andere gereisd. Zo ben ik getuige geweest van heel wat historische gebeurtenissen, iets wat ik ook toen maar al te goed besefte. Prachtig werk was het. Wie ben ik dat ik uitverkoren ben om dit te doen?, dacht ik altijd.

Maar ineens had ik er genoeg van. Eind jaren zeventig, ik was toen correspondent in de Verenigde Staten, werd de Amerikaanse ambassade in Teheran bezet. Ik kreeg een telefoontje van Jaap van Meekren, mijn chef. “Fons, jij hebt veel ervaring, dus ik heb graag dat jij gaat.” Mijn eerste gedachte was: ik moet er nu mee stoppen. Maar ik durfde geen nee te zeggen. Ik heb hem gezegd dat ik er even over na wilde denken. Vervolgens heb ik de zaak net zo lang zitten rekken – eerst dit nog doen, eerst dat nog regelen – tot ze wel begrepen dat ik eigenlijk niet wilde. Het was mooi geweest.

De Noord-Vietnamezen koesterden grote idealen, ze streden tegen een westerse grootmacht, tegen het kapitalisme. Dat heeft veel slachtoffers gekost.

In Vietnam ben ik nadien nooit meer geweest. Zo nu en dan lees ik erover in de krant, of zie ik een tv-reportage. Wat me dan vooral treft is de totale futiliteit van de oorlog die daar toen gevoerd is. De Noord-Vietnamezen koesterden grote idealen, ze streden tegen een westerse grootmacht, tegen het kapitalisme. Dat heeft veel slachtoffers gekost. En wat heeft het uiteindelijk opgeleverd? Bedrijven als Amstel vestigen zich in het land, het toerisme trekt steeds meer aan, het westen is er gewoon weer terug. Goed, zo is de beweging van de geschiedenis, maar het heeft voor mij wel iets wrangs. Het lijkt allemaal zo nutteloos.