Romeinse keizers leunden sterk op de pretoriaanse garde, een instituut dat keizer Augustus in 27 v.Chr. had opgericht. Volgens de Britse historicus Guy de la Bédoyère functioneerde het als politiemacht, geheime dienst en moordcommando.
Wee je gebeente als de consolidatie van je macht, je persoonlijke welzijn en je leven beschermd moeten worden door een militaire lijfwacht. Dat is de belangrijkste boodschap die Guy de la Bédoyère de lezer meegeeft in zijn studie van de pretoriaanse garde in Rome.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Lijfwachten waren er al eerder; de cohort praetoria betekende aanvankelijk niets meer dan de dichtstbijzijnde soldaten rond een militaire leider op het slagveld. Maar Augustus formaliseerde het elitekorps dat zijn macht tegenover een weerspannige senaat moest waarborgen. Op papier was Rome nog een republiek, een mythe die Augustus – de ‘eerste onder zijn gelijken’ – zorgvuldig in stand hield. Maar de politieke realiteit van alledag was anders.
De pretorianen, gerekruteerd uit vrije Romeinse burgers, waren loyaal aan de keizer, niet aan de staat. Ze fungeerden als zijn politiemacht, geheime dienst en moordcommando. De keizer kon niet zonder de garde, en de garde kon niet zonder de keizer. Maar deze relatie van wederkerigheid was precair. Toen Caligula een steeds eigenzinniger koers ging varen, werd hij door leden van de pretoriaanse garde vermoord, die vervolgens de stotterende en kwijlende mankepoot Claudius in het zadel hielpen. Ook Nero werd door zijn lijfwachten ten val gebracht.
De la Bédoyère weet aan de hand van een keur van bronnen – geschiedschrijvers als Tacitus en Cassius Dio, munten en archeologische opgravingen – inzichtelijk te maken hoe ver de macht van de pretoriaanse garde reikte. Het kwam erop aan in hoeverre de keizer in staat was het ‘latente geweld’ van zijn elitekorps te beheersen. Dat vergde de nodige stuurmanskunst, soldijbetalingen en het scheppen van carrièreperspectief voor de pretorianen die met een ‘diploma’ (hun eervolle ontslagbrief) afzwaaiden.
Toen Constantijn in 312 de pretoriaanse garde ophief, betekende dat geenszins het einde van het militarisme in het Romeinse Rijk. Integendeel. Constantijn profileerde zich op zijn munten als een soldaat onder zijn soldaten. Maar zijn Gloria Exercitus (‘Glorieuze Leger’) had niet langer het karakter van een persoonlijke lijfwacht. Constantijn stond aan het hoofd van een staand leger dat de continuïteit van de staat moest waarborgen. Desalniettemin bleef het fenomeen van de militaire lijfwacht hardnekkig de kop opsteken in de wereldgeschiedenis, tot aan de Sturmabteilung (SA) van Hitlers Derde Rijk toe. Guy de la Bédoyère heeft het wel en wee van dit keurkorps met verve beschreven.

De pretoriaanse garde. Opkomst en ondergang van de keizerlijke lijfwacht in Rome
Guy de la Bédoyère
416 p. Omniboek, € 34,99
Openingsafbeelding: Pretoriaanse garde op een reliëf.