De Nederlandse negentiende eeuw is een gemaskerde vrouw. Gemaskerd werd zij door haar twintigste-eeuwse erfgenamen. Die kenschetsten haar als burgerlijk, streng en star en diskwalificeerden haar als een periode van literair verval. Marita Mathijsen hoorde dit verhaal keer op keer, tijdens de lessen Nederlands op de middelbare school en gedurende haar studie. Ze was het er niets mee eens. Negentiende-eeuwse literatuur vond ze juist vol expressief taalgebruik en krachtige verhaallijnen. Achter het masker dat, zo stelt Mathijsen, dient ter verheviging van een bepaalde expressie of eigenschap, ontdekte ze een intrigerende wereld.
Toen zij zich, behalve in de literatuur, verdiepte in de geschiedenis, raakte ze ervan overtuigd dat de negentiende eeuw dient te worden gewaardeerd als een omslagpunt. ‘Alles wat we zijn waardoor we geen middeleeuwse primitieve maatschappij meer zijn is te danken aan negentiende-eeuwse bewegingen’, meent Mathijsen. Helaas gaat ze er achteloos aan voorbij dat zij met die stelling andere tijdperken als de Middeleeuwen, de Renaissance en de Gouden Eeuw minstens zo grof karikaturiseert of negeert als anderen dat met haar dierbare negentiende eeuw zouden hebben gedaan.
Zouden hebben gedaan ja, want zoals ook bij de recente studie van Peter Gay, Schnitzlers eeuw, het geval is, kan men zich afvragen of Mathijsen met haar pleidooi voor een herwaardering van de negentiende eeuw niet een achterhaalde discussie voert. Zij baseert haar De gemaskerde eeuw op een keur aan studies – hoewel zij geen van deze annoteert – van historici die kennelijk in het geheel niet van mening zijn dat de negentiende eeuw in Nederland star en saai was. De frustratie die zij tijdens haar jaren als leerling en student heeft opgebouwd, dan wel haar wens om zich de negentiende eeuw toe te eigenen, hebben haar daar mogelijk voor verblind.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Arbeidershuisje
Blind is Mathijsen in ieder geval niet voor maskers. Ze ziet ze overal. Achter het masker dat de twintigste-eeuwers de negentiende eeuw hebben opgezet, ontdekt zij nog een masker: ‘dat wat de eeuw zichzelf opzette.’ Dit masker was een verheven masker. Het diende om de ‘zwarte zijde’ van de eeuw bestaande uit ‘verwarring, onredelijkheid, uitspattingen’ te verhullen. Alleen zo kon de negentiende-eeuwse burger zijn idealen tot humanisering en hervorming van de samenleving verwezenlijken. De maskerade van de negentiende eeuw staat voor Mathijsen voor de complexiteit van de vele verschillende en vaak tegenstrijdige idealen die de tijd rijk was. In die chaos vindt zij houvast bij de literatuur, die zij opvat als ‘een travestie van maatschappelijke conflicten en collectieve obsessies’ en gebruikt om het masker zachthandig opzij te duwen.
Wat vindt Mathijsen achter het masker? Een vrouw. De negentiende eeuw blijkt een vrouw te zijn. Maar waarom? Omdat, zo stelt ze geheel in de pas met het negentiende-eeuwse denken, de eeuw evenals de vrouw geen harmonieproduct is, maar de spil van met elkaar strijdende duistere en verheven krachten en daarom niet voldoende rationeel. Dit tekort aan rationaliteit maakt dat de negentiende eeuw niet in de top geplaatst wordt van het klaarblijkelijk in de overtuiging van de auteur ergens bestaande ‘piramidale systeem der eeuwen‘.
Inlevingsvermogen in de negentiende-eeuwse denkwereld kan Mathijsen niet ontzegd worden. Ze weet, stelt ze, hoe de negentiende eeuw er uitzag, hoe zij rook. Ze heeft de eeuw een hand gegeven, toen ze als opgroeiend kind mensen ontmoette die in die eeuw geboren waren of objecten uit die tijd bezichtigde, zoals het arbeidershuisje gesitueerd naast de villa waar ze werd geboren. Als om te beklemtonen hoezeer de negentiende eeuw nog altijd voor haar leeft, schrijft Mathijsen De gemaskerde eeuw vrijwel geheel in de tegenwoordige tijd. Dit komt ietwat gekunsteld over. Vooral omdat het de lezer niet wordt gegund zich al te lang door deze manier van schrijven te laten meeslepen. Daarvoor heeft Mathijsen de touwtjes te strak in handen; en ze weigert ze ook maar even te laten vieren, bang als zij lijkt te zijn dat men zo zijn eigen gedachten en associaties bij haar negentiende eeuw zal krijgen.
Zo wordt de lezer getrakteerd op een aardige overlevering uit de familie Van Lennep. De oudste zoon, David van Lennep, werd door zijn vader, Jacob van Lennep, ingewijd in de geheimen van de voortplanting. Vader stuurde de jongen naar een Amsterdamse hoer die hem zelf ook van dienst was. De jongen ging over tot de daad en de hoer moedigde hem aan met ‘Zo gaat ie goed, meneer Van Lennep’. Op zijn vraag hoe zij wist dat hij een Van Lennep was, antwoordde de vrouw: ‘Ik herkende de vader aan uw rustige steek.’ Een intrigerend verhaal dat helaas vrij snel gevolgd wordt door een opmerking van de auteur: ‘De gedragscodes voor vrouwen stemmen een hedendaags mens niet erg vrolijk.’ Oh, mevrouw Mathijsen, u was er ook nog, denk je als lezer een weinig verstoord. Snel duik je weer in het boek om de prachtige citaten en anekdotes verder te lezen.
Kontschappen
Want dat is zonder meer waar: De gemaskerde eeuw is een vlot geschreven en levendige studie. Het boek is gebaseerd op een keur aan goed gekozen passages uit de negentiende-eeuwse literatuur en autobiografische bronnen waar Peter Gay zich niet voor zou schamen. Helaas heeft Mathijsen de citaten, zoals ze het noemt, ‘herspeld’ en ‘hertaald’. In dat herspellen en hertalen toont zij zich de vakvrouw die zij is, maar ze neemt er ook een hoop aardigheid mee weg. En het is toch Mathijsen die zou moeten weten hoe leuk het is om negentiende-eeuws Nederlands te lezen. Zo maak je pas echt kennis met die tijd.
Dat blijkt uit de Dubbelzinnige brief uit Galante verscheidenheden en mengelingen, die Mathijsen niet heeft hertaald maar integraal in haar boek heeft opgenomen. Wie de hele brief leest, leest een hoffelijke en brave lofuiting op een vrouw met daarin de zin: ‘Uw zachtzinnigheid lokt een ieder aan; Uw kontschappen voldoen een ieder, Uw huis is een kerk en is voor ieder open om vrij daar naar binnen te komen en om Uw redelijke lessen te mogen horen.’ Wie alleen de linker bladzijde leest, maakt kennis met een schunnig stuk tekst waarvan een deel luidt: Uw zachtzinnigheid lokt ieder aan; uw kont is voor ieder open om vrij daar binnen te komen.’
Heeft Mathijsen soms niet genoeg vertrouwen in de haar zo dierbare negentiende-eeuwse schrijvers en hun geschriften? Is zij bang dat haar publiek originele citaten saai en onbegrijpelijk zal vinden? Ongetwijfeld heeft zij deze keuze gemaakt om de toegankelijkheid van haar werk te vergroten. En toegankelijk is De gemaskerde eeuw zeker. Voor wie weinig van de negentiende eeuw weet, zal tijdens het lezen een wereld opengaan. Als dat Mathijsens opzet was – en dat is vermoedelijk ook zo – is zij daarin geslaagd.
Amanda Kluveld is docent docent cultuurgeschiedenis aan de Universiteit voor Humanistiek en columniste voor ‘NRC-Handelsblad’.