Home Dossiers Nederlandse politiek De eerste democratische verkiezingen in de Republiek

De eerste democratische verkiezingen in de Republiek

  • Gepubliceerd op: 23 november 2017
  • Laatste update 22 nov 2023
  • Auteur:
    Jonathan Israel
  • 9 minuten leestijd
De eerste democratische verkiezingen in de Republiek
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Veel Nederlanders beschouwden de komst van de Franse revolutionairen naar de Republiek als een bevrijding. Vol energie discussieerden ze over een nieuwe inrichting van de politiek. Op 1 maart 1796 vonden de eerste democratische verkiezingen plaats.

In de zomer van 1794 vielen Antwerpen en Luik ten prooi aan Franse troepen die de revolutie wilden verspreiden. Op 24 september sloegen de Fransen het beleg voor de belangrijkste Nederlandse vestingstad in Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch, een enorm vestingwerk dat na drie weken werd ingenomen. De stad werd een strategische basis en propagandacentrum van waaruit revolutionaire opruiing, nieuwsbrieven en pamfletten infiltreerden in het nog niet bevrijde gebied in het noorden. In oktober 1794 had legerleider Jean-Baptiste Jourdan niet alleen een groot deel van Nederlands Brabant onder de voet gelopen, maar ook Keulen, Koblenz en Düsseldorf.

De succesvolle opmars leidde tot een groeiende pro-revolutionaire geestdrift in de grote Nederlandse steden. De talrijke leesgezelschappen in het land bliezen hun vroegere patriottische geestdrift nieuw leven in en lieten merken dat ze niets meer moesten hebben van stadhouder Willem V. Ze verbreidden openlijk hun republikeins-democratische ideeën

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Enthousiasme voor de Nederlandse democratische ex-patriotten werd openlijk getoond. De commandant van het Nederlandse legioen dat met de Fransen meevocht, Herman Willem Daendels, en zijn secretaris, Gerrit Paape, een vooraanstaande figuur in het radicale denken in de Lage Landen, waren sterk gemotiveerde republikeinen. Uitvoerige informatie over de militaire en politieke situatie in de Nederlandse Republiek stroomde bij hen binnen, afkomstig van sympathisanten en militante anti-orangisten in Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Niet in de laatste plaats van Willem van Irhoven van Dam, de belangrijkste contactpersoon van het Nederlandse legioen in Holland, een eminente intellectueel, die ook redacteur was van de Amsterdamse Coerier van Europa

Mensenliefde

Van Irhoven had al jarenlang, op z’n minst sinds 1783, gewaarschuwd voor de ‘onbeheersbaarheid van een onbeperkte en onjuist gestructureerde democratie die we moeten vermijden’. Hij benadrukte dat wat hij en Gerrit Paape ‘filosofisch republickanisme’ noemden de enige juiste weg was naar republikeinse vrijheid, gelijkheid en stabiliteit. Verwijzend naar denkers als Guillaume Raynal, Denis Diderot, Gabriel Bonnot de Mably, Joseph Priestley en Richard Price, gebruikte Irhoven de term ‘onweesgerige’, die betrekking had op alles wat ondemocratisch, intolerant, monarchistisch en aan de aristocratie gelieerd was. Men zou hiertegen in kunnen brengen dat hij en Paape behoorden tot een heel kleine, niet-representatieve marginale groep, en dat is waar. Maar het waren juist deze mannen, die geloofden dat alleen de filosofie de mens kon leiden tot ‘liefde voor alle mensen en de vrijheid van het volk’, die de actieve groep vormden aan de frontlinie van de revolutie in Nederland. Zij leidden de groep die de Bataafse Revolutie van 1795–1800 initieerde en stuurde.

In het hele land vinden volksfeesten plaats om de democratie te vieren, zoals in Delft, waar de burgers in 1796 om de vrijheidsboom dansen.

In feite verliep de val van de aristocratie, de hofcultuur, het conservatisme en de Engels-Pruisische invloed in de Noordelijke Nederlanden verbluffend snel. Hoewel de oppositie tegen het stadhouderlijk bewind grotendeels berustend en somber gestemd was tot de late zomer van 1794, nam deze vanaf augustus in kracht toe. De actieve oppositie stond intensief in contact met Daendels en Paape, en daarmee ook met de Franse bevelhebber en de uitvoerende comités in Parijs.
 

Honderden gewapende mannen staan klaar om de orangisten te bestrijden

Op 31 juli 1794 kwamen 36 afgevaardigden van plaatselijke clubs uit Groningen, Overijssel, Utrecht en Holland bijeen in een herberg in Amsterdam, onder voorzitterschap van Van Irhoven van Dam, om hun plannen af te stemmen met de oprukkende Fransen. In Utrecht, waar minstens een dozijn leesgezelschappen in privéwoningen bijeenkwam, waren volgens de berichten honderden manschappen van de voormalige democratische vrijkorpsen paraat, die over vuurwapens beschikten om de orangisten te bestrijden zodra de Fransen zouden verschijnen — en deze informatie bleek juist te zijn. 

Op 1 maart 1796 komt de Nationale Vergadering voor het eerst bijeen in de voormalige danszaal van het Stadhouderlijk Paleis. De volksvertegenwoordigers dragen allen een bruin lint. De publieke tribune op de achtergrond is afgeladen.

Verpletterende nederlaag

Eind september werd Amsterdam overstroomd met affiches en pamfletten die werden vervaardigd door het geheime comité voor de Patriottische Revolutie. In oktober braken er gewapende ordeverstoringen uit, die door het orangistische regime werden neergeslagen, maar slechts met moeite en niet zonder hulp van de Pruisische en Britse contingenten die in het land gelegerd waren. 

De opmars van de troepen lijkt meer op een carnavalsoptocht dan op een militaire campagne

Toen in januari 1795 de grote rivieren voldoende waren bevroren om de cavalerie te laten oversteken, marcheerden de Franse revolutionaire legers op. De militaire nederlaag van de geallieerden was, zoals te verwachten viel, verpletterend en voltrok zich razendsnel, maar de psychologische en symbolische betekenis van deze nederlaag was nog veel pijnlijker. De Frans-Nederlandse republikeinse opmars in januari 1795 naar het hart van de Republiek, zo gaven Britse waarnemers noodgedwongen toe, leek meer op een carnavalsoptocht ‘die vrolijk voorwaarts geleid werd’ dan op een militaire campagne. De steden waren overdekt met tricolore-vlaggen en revolutionaire affiches, en ook met de zwarte kokardes van de Nederlandse democraten.

De stadhouder en zijn familie waren totaal in diskrediet geraakt en vluchtten op 18 januari naar Engeland. Bij de intocht in Utrecht troffen de Fransen een stad aan die versierd was met tricolore-medaillons en insignes van de Revolutie, de straten vol jubelend volk. Drie dagen voordat de Franse troepen Amsterdam binnentrokken, had het plaatselijke Revolutionaire Comité het orangistische verzet al overweldigd en de grootste stad van Holland overgenomen.

Opmerkelijk was dat er weinig geweld werd gebruikt tegen de vele duizenden vluchtende orangisten, en dat hun bezittingen nauwelijks werden geplunderd.

De Bataafse Revolutie van 1795 was, kortom, een waarachtige bevrijding die de prinselijke, Anglo-Pruisische en aristocratische heerschappij wegvaagde, geholpen door het relatief gedisciplineerde, tactvolle gedrag van de Franse troepen, dat bij deze gelegenheid sterk contrasteerde met een duidelijk gebrek aan discipline bij de terugtrekkende Pruisen en Britten, die naar verluidt bij hun vertrek in een bar slechte stemming hele steden en dorpen plunderden. Overal namen revolutionaire comités en hun milities het bestuur over, zetten orangistische functionarissen af en vervingen die door patriotten. Alle stedelijke oligarchieën van de Noordelijke Nederlanden werden aldus gezuiverd. 

De Amsterdamse burgemeester krijgt te horen dat hij maar beter kan aftreden nu de Fransen het land overnemen, 18 januari 1795.

Hun opvolgers waren meestal de democratische patriotten van 1787. In de stad Deventer in Overijssel, bijvoorbeeld, waren bij de eerste gemeenteraadsverkiezingen na de Revolutie in maart 1795 niet minder dan zeven van de tien populairste kandidaten anti-orangistische voormalige leden van de patriottische gemeenteraad, die was afgeschaft na de Pruisische invasie van 1787. De Pruisische zwager van stadhouder Willem V had toen met zijn leger de macht van de Oranjes hersteld. De Bataafse Revolutie van 1795 was dus veel meer een terugwinning van het democratische resultaat dat in 1787 was teloorgegaan dan een nieuw begin op basis van een Frans voorbeeld. Dit gevoel werd weerspiegeld in de talloze overwinningsparades, dankbaarheidsceremoniën, banketten en speciale theatervoorstellingen waarmee dit nieuwe begin werd gevierd. 

Weerstand

Het had voor de Fransen veel voordelen de Nederlanders zelf hun republikeinse toekomst te laten vormgeven met minimale inmenging vanuit Parijs. Maar het leverde ook moeilijkheden op. Hoe het Nederlandse verleden precies te verenigen viel met de eisen van het democratische republikanisme en de radicale ideeën bleef onduidelijk. De nieuwe Bataafse Republiek zou ongetwijfeld op belangrijke punten gaan verschillen van de Franse. Religie bleef bijvoorbeeld belangrijk voor zowel protestantse als katholieke Nederlanders, die weinig sympathie toonden voor het Franse ‘atheïsme’ of voor de totale ontmanteling van het religieus gezag die de Franse Revolutie had doorgevoerd. Er bleef grote weerstand tegen het toekennen van gelijke rechten aan katholieken, Joden en wederdopers, en er was heel wat steun voor de traditionele federale structuur van de Republiek, waardoor vele onrechtvaardige ‘privileges’, ‘rechten’ en procedures uit het verleden behouden bleven. 

Nederlanders tonen weinig sympathie voor het Franse atheïsme

Ook was er vrijwel geen discussie over emancipatie van zwarten, ondanks het feit dat de revolutie nu ook de Nederlandse koloniën in het Caribische gebied en in de Guyana’s overspoelde. Maar de opvlammende koortsachtige discussies in de Hollandse clubs en revolutionaire comités waren niet meer te stuiten, en ze zouden de Nederlandse politiek en instellingen op een nieuwe leest gaan schoeien. 

Democratische mijlpaal

In december 1795 gaven de gezuiverde, maar nog niet hervormde oligarchische Staten-Generaal toe aan de eis om een Nationale Vergadering bijeen te roepen die de Constitutie van de Republiek langs democratische lijnen zou hervormen.

Voor de eerste keer in de Nederlandse geschiedenis zou dit geen vergadering zijn van afgevaardigden van stedelijke oligarchieën, maar van vertegenwoordigers die gekozen waren door het volk, met een afgevaardigde voor elke 15.000 inwoners. Bij de eerste Nederlandse democratische verkiezingen van begin 1796, een mijlpaal in de Nederlandse geschiedenis en de wereldgeschiedenis, hadden alle mannelijke burgers stemrecht als ze ouder waren dan 20 jaar en niet in de armenzorg zaten.

De eerste Nederlandse Nationale Vergadering kwam volgens plan bijeen op 1 maart 1796. De zon scheen, er weerklonken applaus en artilleriesalvo’s, en de nieuwe Nederlandse tricolore-vlag werd gehesen. Onder gejuich – ‘Vivat de Republiek!’ – begonnen de 126 vertegenwoordigers in de Nederlandse Nationale Vergadering plechtig met hun beraadslagingen. Pieter Paulus, een voorman van de democratische beweging van de jaren 1780, werd tot voorzitter gekozen. In de allereerste plaats kondigde hij aan dat ‘in naam van het Nederlandse volk dat wij hier vertegenwoordigen, deze Assemblée het vertegenwoordigend lichaam is van het Nederlandse volk!’

Er volgde op 3 maart een groot publieksfeest in Den Haag. Een van de eerste besluiten van de Nederlandse Nationale Vergadering was de oprichting van een commissie van 21 die de Nederlandse constitutionele debatten uit de jaren 1780 moest bestuderen, evenals de Amerikaanse Constitutie en de uiteenlopende Franse constituties sinds 1791. Zo kon er gewerkt worden aan een nieuwe Nederlandse grondwet.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2017