Home Dossiers Middeleeuwen Boze boeren bestormen de hoofdstad

Boze boeren bestormen de hoofdstad

  • Gepubliceerd op: 26 maart 2021
  • Laatste update 05 feb 2024
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 10 minuten leestijd
Boze boeren bestormen de hoofdstad
Banner Middeleeuwen
Dossier Middeleeuwen Bekijk dossier

Slopend en moordend trokken boze boeren in 1381 door Londen. Ze waren woedend over zware belastingen en probeerden een einde te maken aan de feodale verhoudingen. Even leek koning Richard toe te geven, maar daarna nam hij wraak.

Daar vloog luxe beddengoed in brand, en even verderop de zijden wandversieringen. Edelstenen werden aan stukken geslagen en gouden vaatwerk verdween in de rivier. De plunderaars in het Londense Savoy Paleis aan de Theems wilden zo veel mogelijk vernielen. Geholpen door kruitvaten die ze aantroffen in een kelder, legden ze een groot deel van het gebouw in de as. Het Savoy, waarschijnlijk het rijkste huis in middeleeuws Londen, verwerd in het late voorjaar van 1381 tot een ruïne.

Meer lezen over de Middeleeuwen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De plunderaars vonden dat prachtig, want de eigenaar was een van de meest gehate mannen van het land. Deze Jan van Gent was de oom van de 14-jarige koning Richard II en had lange tijd een stevige stempel gedrukt op het beleid. Inmiddels had hij een stap terug gedaan, maar voor de rebellen stond Jan van Gent nog steeds voor alles wat er misging in Engeland. Vandaar dat duizenden naar Londen waren getrokken, om zijn bezittingen en die van andere hoge heren te vernielen en om klachten voor te leggen aan de jonge koning.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Die klachten hadden alles te maken met het conflict dat Engeland al sinds 1337 uitvocht met Frankrijk en dat we nu kennen als de Honderdjarige Oorlog. Een paar decennia was die oorlog voor de Engelsen goed verlopen, omdat Jan van Gents broer Eduard, ook wel bekend als de Zwarte Prins, mooie overwinningen had geboekt. Maar Eduard was in 1376 overleden en inmiddels waren de Fransen aan de winnende hand. Ze vielen Engelse kuststeden aan, tot grote schrik van de inwoners.

Horige boeren hebben een armzalig en rechteloos bestaan.
Horige boeren hebben een armzalig en rechteloos bestaan.

Om het tij te keren moest de bevolking grote sommen geld ophoesten voor het leger: 22.000 pond in 1377, 18.600 in 1379 en maar liefst 160.000 in 1381. Om dat laatste, immense bedrag bij elkaar te krijgen werd een vlaktaks geheven van 12 pence, die iedereen boven de 15 jaar moest betalen. Voor hetzelfde geld had je ongeveer een bushel tarwe, wat neerkwam op een maandrantsoen aan graan voor de armsten, waaruit ze ongeveer de helft van hun maandelijkse hoeveelheid energie haalden. Voor eenvoudige boeren en stedelingen was de belasting dus een enorme hap uit hun budget, terwijl de bovenlaag er weinig van merkte. Vandaar dat deze third poll tax tot veel onrust leidde.

Onder de boosheid over de belasting lag een nog fundamentelere woede over de standensamenleving, waarin een groot deel van de bevolking zijn leven sleet als horige of anderszins de grillen van hoger geplaatsten moest volgen. Het was hoog tijd voor een eerlijker indeling van de samenleving, vonden rebellen daarom.

Daar kwam nog bij dat naasten van de vorige koning, Eduard III, in diens laatste jaren hadden gesjoemeld met geld. Zijn kamerheer, zijn minnares en een geldschieter hadden samen duizenden ponden afgeroomd. De drie waren betrapt en even leek het of ze zouden worden gestraft. Maar Jan van Gent liet de drie fraudeurs terugkeren aan het hof.

Dakdekker

Niet verwonderlijk dus dat de hertog werd gehaat en dat boeren en stedelingen in heel Engeland de third poll tax ontdoken. Dat laatste bleek uit de registers voor belastingbetalers, die ineens een stuk leger waren dan een paar jaar eerder: ongeveer een derde van de betalingsplichtigen was verdwenen. Het leek er sterk op dat gezinnen vooral meisjes en vrouwen verborgen hielden en dat ze smokkelden met leeftijden om het aantal vijftienplussers in hun huishouden ogenschijnlijk laag te houden. Het gerommel was zo massaal en daardoor opvallend dat het hof al snel strengere controles verordonneerde. En die zouden tot grote woede en opstand leiden.

De onrust begon in Brentwood in Essex, ten noordoosten van Londen. Op 30 mei 1381 reisde parlementslid en vrederechter John Bampton daarheen om de ‘verdwenen’ inwoners op te sporen met hulp van plaatselijke bestuurders. Maar die weigerden mee te werken en toen de mannen van Bampton begonnen te dreigen met geweld, sloeg de vlam in de pan. Bampton vluchtte naar Londen.

Rooftocht door Londen

Gewapend met een zwaard en een stok drongen Londenaar Paul Sailsbury en zijn bediende het huis binnen van schepen William Baret. Het was 14 juni 1381 en opstandelingen trokken een spoor van vernieling door de stad. Sailsbury gebruikte de chaos om zichzelf te verrijken: hij gooide Barets familie het huis uit en maakte de schepen bezit afhandig. Even verderop deed hij min of meer hetzelfde in een tweede huis: hij ging ervandoor met waardevolle documenten en een lading drank.

Zoals Sailsbury waren er in deze chaotische dagen meer. Zijn acties hadden niets te maken met politieke onvrede en alleen met eigenbelang. Want zoals vaker bij opstanden trok de wanorde allerlei types aan die kansen zagen om rijk te worden – of om te rellen.

Zo begon de ‘Boerenopstand’, die al snel ook in het zuidelijker graafschap Kent om zich heen greep. Daar kregen opstandelingen op 6 juni het koninklijke kasteel in Rochester in handen en groepten ze samen onder leiding van ene Wat Tyler, die hen helemaal naar Londen zou leiden.

Gezien zijn achternaam was Tyler waarschijnlijk een dakdekker, maar daar houdt onze kennis over zijn achtergrond mee op. De ene tijdgenoot beweerde dat hij uit Kent kwam, terwijl de ander het op Essex hield. Ook over andere aspecten van de opstand spreken bronnen elkaar tegen, dus het precieze verloop is allerminst zeker. Dit artikel beschrijft de meest aannemelijke versie van het verhaal.

Stedelingen

Onder leiding van Tyler trokken de Kentse opstandelingen naar Canterbury, waar ze de kathedraal op stelten zetten. Die was namelijk de zetel van Simon Sudbury, aartsbisschop en Lord Chancellor, en in die gedaante aanjager van de third poll tax. Sudbury had niet lang meer te leven, schreeuwden de opstandelingen tegen geschrokken monniken, en ze vermoordden een paar inwoners van de stad. Maar de aartsbisschop zelf kregen ze niet te pakken. Die zat in Londen.

Daar leek Sudbury veilig, ware het niet dat opstandelingen uit Essex, Kent en andere regio’s plannen smeedden om naar Londen op te trekken. Volgens tijdgenoten ging het om tienduizenden boeren die de hoge heren tot de orde wilden roepen, maar achteraf gezien lijkt een paar duizend man waarschijnlijker.

Vanuit Canterbury liepen Tyler en zijn rebellen naar het centrum van de macht, en op 13 juni belandden ze in Southwark, aan de zuidoever van de Theems, net buiten Londen. Daar vierden ze hun woede bot op gevangenis Marshalsea, waar een koninklijke rechtbank veroordeelden vasthield, en die de opstandelingen associeerden met de gehate Jan van Gent. Toen ze met Marshalsea klaar waren, was er weinig meer heel en liepen de gevangenen buiten.

Een priester moedigt de rebellen aan. Linksonder in het rood Wat Tyler. Vijftiende-eeuwse afbeelding.
Een priester moedigt de rebellen aan. Linksonder in het rood Wat Tyler. Vijftiende-eeuwse afbeelding.

Even verderop stond Lambeth, een verblijf van aartsbisschop Simon Sudbury, dat er ook aan moest geloven. Ook dit keer ontkwam de aartsbisschop, want hij was afwezig.

De volgende stop was London Bridge, de toegang tot het eigenlijke Londen. Normaal was die goed bewaakt, maar de rebellen kregen hulp uit de stad. Want ook Londenaren waren kwaad over de intriges aan het hof en de hoge belastingen. Dus hoewel we spreken over een boerenopstand, deden stedelingen net zo goed mee. Waarschijnlijk waren ook bij het geweld in Southwark al Londenaren betrokken.

Ook een andere groep rebellen, die vanuit Essex via de noordkant aanviel, drong met hulp van Londenaren de stad binnen en viel daar eerst het Temple-complex aan, waar veel juristen werkten. Daar verbrandden ze stapels documenten, om vervolgens door te lopen naar Jan van Gents Savoy.

Bloeddorstige rebellen

Met een woedende, slopende en zelfs moordende menigte in de stad vluchtten gehate mannen als Sudbury naar de stevig bewaakte Tower of London. Koning Richard was daar ook, maar zijn oom Jan van Gent bevond zich elders, buiten Londen.

Stevige muren, een lading wapens en wat militairen beschermden de koning en de zijnen, maar buiten de Tower dromden opstandelingen samen, terwijl anderen de stad verder vernielden. Hier moest snel een einde aan komen, vond Richard, en daarom besloot hij met rebellen te overleggen, buiten de bescherming van de Tower.

Vlamingen onthoofd

De rebellen van 1381 koelden hun woede niet alleen op vooraanstaande hovelingen, maar ook op ‘vreemd volk’. Dat gebeurde vaker bij middeleeuwse opstanden, en herhaaldelijk waren Joden het slachtoffer. Maar die waren er in 1381 weinig in Londen. Daardoor richtte de vreemdelingenhaat zich vooral op Vlamingen, die hun geld verdienden in de textiel. Bij één geweldsexplosie onthoofdden opstandelingen 35 Vlamingen, zo meldt een kroniek. En ook op andere momenten vielen er Vlaamse doden.

Op 14 juni reisde hij naar Mile End, ten oosten van de stad, om te luisteren naar de eisen van de rebellen. Die wilden amnestie voor hun eigen misdaden, eisten de hoofden van mannen als Sudbury en ook – en dat was op lange termijn het belangrijkste verzoek – een einde aan horigheid, feodale verplichtingen om te werken voor grootgrondbezitters en hoge betalingen voor land.

Horigheid, gedwongen werk en hoge pachten waren al eeuwen een last geweest, maar sinds een paar decennia voelden ze extra oneerlijk. Dat had te maken met de Zwarte Dood, die in 1348 en 1349 zoveel Engelsen had gedood dat er maar iets meer dan de helft over was. Daardoor waren arbeidskrachten schaarser geworden, en was de vraag naar land gedaald. In theorie was dat in het voordeel van de armsten, want die konden nu meer vragen voor hun werk. Grootgrondbezitters konden juist minder pacht vragen voor hun land, en waren dus in theorie slechter af.

Overleg tussen Richard II en de boze boeren en stedelingen. Afbeelding uit de Kroniek van Froissart, circa 1470.
Overleg tussen Richard II en de boze boeren en stedelingen. Afbeelding uit de Kroniek van Froissart, circa 1470.

Om de bovenlaag te beschermen waren al snel na de Zwarte Dood prijzen voor grond en arbeid vastgezet op het oude niveau, van voor de grote sterfte. Boosheid daarover, en over de economisch-politieke verhoudingen, vormde de diepste motivatie van de rebellen. Op korte termijn wilden ze af van de poll tax, maar ze hoopten ook op langetermijnveranderingen.

En Richard gaf toe – of deed alsof. Hij beloofde de rebellen dat ze niet zouden worden gestraft en dat er in hun counties een einde zou komen aan de horigheid. Dat werkte, want die dag besloten veel opstandelingen dat het tijd was om naar huis te gaan.

Maar een harde kern wilde bloed. Toen de koning naar Mile End was, drongen deze rebellen de Tower binnen, mogelijk onder leiding van Wat Tyler. Sudbury, die nog in het fort was, probeerde te ontsnappen, maar werd gegrepen en naar Tower Hill gesleept. Daar werd hij samen met nog een handvol hovelingen geëxecuteerd. Er waren acht bijlslagen nodig om zijn hoofd van zijn romp te scheiden.

 Geëxecuteerd

Om ook de harde, aanhoudende kern op zijn hand te krijgen, nodigde Richard Wat Tyler op 15 juni uit voor een gesprek in Smithfield, aan de noordwestkant van de stad. Daar vertelde Tyler de koning zijn eisen, maar helaas weten we niet wat die inhielden. Mogelijk ging het om radicalere versies van de verzoeken die Richard een dag eerder al had ingewilligd.

Al snel liepen de spanningen hoog op, al is het gissen naar de precieze gang van zaken. Het lijkt er sterk op dat Tyler een dolk bij zich had en daarmee hovelingen bedreigde. Die raakten in paniek en een van hen joeg een zwaard door Tylers lichaam. De opstandelingenleider was dood.

Er waren acht bijlslagen nodig om Sudbury’s hoofd van zijn romp te scheiden

Daarmee was de angel definitief uit de opstand in Londen, al rommelde het buiten de stad nog even door. Op 2 juli achtte koning Richard de situatie stabiel genoeg om zijn ware bedoelingen te laten zien en al zijn beloften in te trekken: de feodale verhoudingen bleven bestaan en een deel van de rebellen werd alsnog vervolgd. Ongeveer 200 van hen werden geëxecuteerd.

Toch waren er lichtpuntjes voor de arme boeren en stedelingen. Zo besloten Richard en de zijnen het rustiger aan te doen met de oorlog tegen de Fransen en kwam er geen nieuwe poll tax. En minstens zo belangrijk: grootgrondbezitters realiseerden zich dat ze niet terug konden naar de tijd van voor de Zwarte Dood. De verhoudingen waren definitief veranderd, en dat betekende dat horigheid en vaste prijzen voor arbeid en land onhoudbaar werden. Zo verdwenen de feodale verhoudingen. Niet in één klap, zoals de opstandelingen hadden gehoopt, maar geleidelijk aan. 

Meer weten

  • The Great Rising of 1381 (2002) door Alistair Dunn beschrijft de boerenopstand.
  • The Red Prince: The Life of John of Gaunt, the Duke of Lancaster (2021) door Helen Carr.
  • The Hundred Years War (2015) door David Green toont het effect van de oorlog op het gewone volk.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2021