Al snel na zijn dood in 1980 verbleekte Jean-Paul Sartres reputatie als groot filosoof. Maar het feministische boek De tweede sekse van zijn levensgezel Simone de Beauvoir is onverminderd populair. Hierin betoogt ze dat je niet als vrouw wordt geboren, maar tot vrouw wordt gemaakt.
Toch bestaat bij het grote publiek het beeld dat zij vooral de ‘pupil’ en ‘popularisator’ van de existentialistische wijsgeer was, en zijn voortdurend bedrogen maîtresse. Het is dit beeld dat Kate Kirkpatrick vol ijver bestrijdt.
Overtuigend laat ze zien dat Beauvoir een zelfstandig en productief denker was, die onafhankelijk van Sartre tot tal van inzichten kwam, en die hem bovendien verschillende ideeën heeft aangereikt waarvoor hij vervolgens alle eer kreeg. Daarnaast maakt ze duidelijk dat Beauvoir niet het willoze slachtoffer was van Sartres promiscuïteit, maar dat hun relatie slechts tijdelijk – en ook nog in beperkte mate – erotisch van aard was. Dit was vóór alles een hartstochtelijke intellectuele vriendschap, waarbij beiden elkaars scherpste criticus waren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Beauvoir hield er zelf een uitbundig liefdesleven op na. Niet alleen met mannen, maar ook met jonge vrouwen, die daarna niet zelden ook een relatie met Sartre kregen. Een van haar voormalige geliefden typeerde haar daarom als seksueel roofdier dat ‘uit haar vrouwelijke leerlingen jong vers vlees’ koos om ‘er even van te proeven voordat ze hen toeschoof aan Sartre’. Haar biografe neemt haar in dit opzicht enigszins in bescherming, maar kan niet ontkennen dat Beauvoirs gedrag tegenwoordig nogal wat vragen oproept.
Een zwak punt van het boek is dat de auteur niet veel snapt van de historische context. Zo denkt ze dat er vrijwel onmiddellijk na het uitbreken van de oorlog – dus in september 1939 – luchtaanvallen op Parijs plaatsvonden, en waren in haar ogen Vichy-Frankrijk en de niet-bezette zone twee verschillende gebieden. Veel ernstiger is echter dat Kirkpatrick tamelijk vaag blijft over de politieke ideeën van deze bij uitstek ‘geëngageerde intellectuelen’, waarbij ze trouwens de zwartepiet vooral bij Sartre legt.
Diens miskleunen ten opzichte van het communisme noemt ze wel, maar over het kritiekloze boek dat Beauvoir in 1957 publiceerde over hun reis naar China weet ze alleen te melden dat ‘haar optimisme over Mao ongegrond bleek’. We lezen dus niet dat ze van mening was dat het communistisch regime bijzonder goed zorgde voor schrijvers en intellectuelen, die het materieel nooit zo goed hadden gehad als onder Mao en die politiek absoluut niet onder druk werden gezet. En evenmin citeert ze haar lyrische lofzang op het Chinese gevangeniswezen. Dat is jammer, want ook tegenwoordig bestaan er nog altijd westerse intellectuelen die buitengewoon kritisch zijn op de eigen regering, maar de propaganda van dictatoriale regimes voor zoete koek slikken. (RH)
Simone de Beauvoir. Een leven
Kate Kirkpatrick
495 p. Ten Have, € 34,99