Dat het heersende beeld van de jaren vijftig als saai, conservatief, ingedut en vervelend niet klopt weten historici allang, maar met 1956 maakt de jonge Britse historicus Simon Hall dit nu ook voor een breed publiek duidelijk.
De ondertitel luidt De wereld in opstand, en inderdaad blijkt er in dat jaar van alles te broeien en te gisten, en slaat af en toe ook behoorlijk de vlam in de pan. In min of meer chronologische volgorde – het boek is onderverdeeld in de vier seizoenen – besteedt Hall onder andere aandacht aan de halfslachtige destalinisatie in de Sovjet-Unie, de opkomst van Martin Luther King en de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, de dekolonisatie van Afrika, het toenemende verzet in Oost-Europa tegen de Sovjetoverheersing, spanningen in het Midden-Oosten, de anti-apartheidsstrijd in Zuid-Afrika, en een mislukte poging van Fidel Castro om op Cuba een revolutie te ontketenen.
Op uiterst leesbare wijze schetst Hall een caleidoscopisch beeld van wat er in de wereld aan de hand was. Daarbij behandelt hij soms heftige gebeurtenissen, zoals de Hongaarse Opstand en de snel escalerende oorlog in Algerije, en soms laat hij zien dat zaken die we met ‘de jaren zestig’ associëren hun oorsprong vonden in het decennium daarvoor. Dat geldt ook voor het enige niet-politieke onderwerp dat hij behandelt: de opkomst van de jeugdcultuur.
1956 was het jaar van de doorbraak van de rock-’n-roll, een muziek- en dansvorm die de oudere generatie het gevoel gaf dat de wereld uit zijn hengsels werd gelicht, wellicht nog meer dan de turbulente politieke ontwikkelingen. Als de jeugd zo tekeerging op het ritme van deze oerwoudmuziek, wat zou de toekomst dan nog voor ellende brengen?
Simon Hall
1956. De wereld in opstand
502 p. Het Spectrum, € 29,99
Rob Hartmans is historicus en journalist.