De Slag bij Waterloo in 1815, zo beweren de Britten graag, is gewonnen op de speelweiden van Eton. De winnaar van de slag, de hertog van Wellington, had namelijk op deze kostschool zijn puberteit doorgebracht. Maar ook het nieuws van de zege bereikte het eiland dankzij Eton. Met een brief van Wellington in zijn bezit voer majoor Henry Percy, wiens uniform nog onder het bloed zat, op een zeilschip naar Engeland. Door gebrek aan wind zag de boodschapper zich samen met drie reisgenoten genoodzaakt de laatste zestig kilometer in een roeiboot af te leggen. Geen probleem, want roeien had hij geleerd op Eton.
Zulke anekdotes zullen komend jaar veel opduiken wanneer de Britten, net bijgekomen van de herdenking van het begin van de Great War, het hoogtepunt uit hun militaire geschiedenis vieren. In juni is het tweehonderd jaar geleden dat ze, met hulp van de Pruisen en Hollanders, definitief afrekenden met Napoleon. Dat gebeurde in de bloedigste – en dichtstbevolkte – veldslag ooit: zo’n 200.000 man voerden vier dagen lang strijd in een gebied van vijf vierkante kilometer nabij het Vlaamse dorpje. Het verlies van ‘Boney’ zou leiden tot een reorganisatie van Europa.
Wie veronderstelt dat de Britten uitgeschreven zijn over deze slag heeft het verkeerd. Er verschijnen weer nieuwe Waterloo-boeken ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van de overwinning. Het alomvattende boek is geschreven door Tim Clayton, een specialist in de Napoleontische oorlogen. Nog een keer heeft deze militair historicus al het materiaal over de slag bestudeerd, waaronder veel Franse en Duitse bronnen. Het resultaat is een boek dat vanuit meerdere perspectieven geschreven is, en niet slechts vanuit het Britse, zoals in het verleden vaak is gebeurd. De overwinning, zo luidt de crux van Claytons Waterloo: Four Days that Changed Europe’s Destiny, was niet alleen te danken aan de brille van Wellington, maar ook aan het weer, een beetje geluk en aan de Pruisen.
De prijs van het origineelste boek gaat echter naar de kunst(!)historicus Paul O’Keeffe, wiens Waterloo: the Aftermath begint na de gevechten, toen de laatste kanonschoten wegstierven tussen de kapotgeschoten muren van Brussel. Zijn boek ruikt naar de oorlog. Zo neemt hij de lezer mee naar het slagveld, waar de lijken – en de zwaargewonden – lagen te rotten in de brandende zon en waar verminkte paarden rondjes hinkten. Het bewuste hoofdstuk heet dan ook ‘Shambles’ – in oude Britse steden de naam van de straat waar koeien en varkens werden geslacht.
O’Keeffe beschrijft dat buurtbewoners begonnen te plunderen, als een soort compensatie voor de overlast. Hij vertelt het verhaal van een moeder die net een gouden horloge probeerde te pakken toen een verdwaalde granaat het hoofd van haar baby verminkte. Ze liet haar dode kind achter en zocht stilletjes verder. Naast goud en zilver waren vooral schoenen en sokken populair, al wist geen Belg raad met de wollen kniekousen van de Schotse Hooglanders. Al snel kregen de plunderaars gezelschap van Pruisische soldaten, die niet alleen de lijken beroofden, maar ook de plunderaars en de ramptoeristen.
Het boek geeft sprekende details, bijvoorbeeld over de vele liefdesbrieven op de Franse slachtoffers, de bijbels van de Pruisen en over een soldaat uit het Noord-Ierse Enniskillen die biddend leek te zijn gestorven. Op het slagveld liepen tandentrekkers rond en enkele maanden later blonken er ‘Waterloo-tanden’ in de monden van de welvarende burgers in Londen. Typerend zijn ook de verschillende manieren waarop de geallieerden naar Parijs marcheerden: de Pruisen rap, plunderend en wildslapend; de Britten langzaam, voorzien van eigen keuken en slapend in tenten.
Een sterke maag is nodig bij de beschrijvingen van de verwondingen, van de verminkte ledematen en de bloedzuigerbehandelingen bij een Brit die door een kurassier aan zijn paard was geregen. Zo toont O’Keeffe de ware aard van oorlog.
Soms brengt hij verlichting, bijvoorbeeld met zijn relaas over de onverdoofde amputatie van het been van Lord Uxbridge. ‘Whenever you please,’ zei die toen de chirurg vroeg of hij kon beginnen. De edelman gaf geen krimp, behalve de uitroep ‘What’s the matter?’ toen de chirurg tijdens het zagen een vloek uitte.
Terwijl in Parijs schouderophalend werd gereageerd op de nederlaag van de keizer, raakte Groot-Brittannië in extase toen het nieuws zich langzaam verspreidde. Er heerste opluchting over het bericht dat de held Wellington nog leefde, omdat de dood van Horatio Nelson na de overwinning bij Trafalgar in 1805 een schaduw had gevormd. Maar beetje bij beetje – onder meer door verhalen en schilderijen van ‘ramptoeristen’ als Walter Scott, Lord Byron en de schilder J.M.W. Turner – werd de keerzijde van Waterloo zichtbaar. Misschien, zo merkt O’Keeffe veelzeggend op, gebruikte Wellington het woord ‘victory’ daarom niet in de brief die hij aan zijn roeiende gezant had meegegeven.
Waterloo: the Aftermath
Paul O’Keeffe
392 p. The Bodley Head,
€ 32,-
Waterloo: Four Days that Changed Europe’s Destiny
Tim Clayton
608 p. Little Brown,
€ 32,-