Home Dossiers Eerste Wereldoorlog Het begin van de Eerste Wereldoorlog

Het begin van de Eerste Wereldoorlog

  • Gepubliceerd op: 26 juni 2014
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Willem Melching
  • 11 minuten leestijd
Begin van de Eerste Wereldoorlog
Cover van
Dossier Eerste Wereldoorlog Bekijk dossier

Nog altijd breken historici zich het hoofd over het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hoe kon een serie kleinere conflicten escaleren tot een oorlog van een verwoestende omvang? En wiens schuld was dat?

De meest bestudeerde crisis is die van de zomer van 1914. Dat is geen wonder, want de Eerste Wereldoorlog was de ‘oercatastrofe’ van de twintigste eeuw: het was een politieke en een militaire ramp. Deze oorlog veranderde het gezicht van Europa en van de wereld definitief. Het meest beschaafde werelddeel zakte weg in een modderpoel van dood en verderf. De Eerste Wereldoorlog veranderde voor altijd onze opvattingen over oorlog en over de rol van oorlog in de politiek. De gevolgen waren enorm. Zonder deze oorlog was er geen Russische Revolutie uitgebroken en was er geen Mussolini geweest. Zonder deze oorlog zou de opkomst van de Verenigde Staten als supermacht veel langzamer zijn verlopen. Zonder deze oorlog was Hitler niet aan de macht gekomen en had zich geen Holocaust voorgedaan.

Meer lezen over de Eerste Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Diezelfde dag begon het debat over de oorzaken van de oorlog. Een debat dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Voor het uitbreken van de oorlog zijn in de loop der decennia talloze verklaringen gegeven. Al direct werd een onderscheid gemaakt tussen de aanleiding – de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand door de Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip – en de dieper liggende oorzaken. Alleen al over de oorzaken zijn inmiddels meer dan 25.000 titels verschenen. Er zijn globaal vier soorten theorieën over het uitbreken van de oorlog.

1. Wapenwedlooptheorie

Om te beginnen de wapenwedlooptheorie. Vaak wordt gedacht dat een ‘bewapeningswedloop’ en de beschikbaarheid van grote hoeveelheden wapens en miljoenen dienstplichtigen onvermijdelijk tot de Eerste Wereldoorlog hebben geleid. In deze theorie is Duitsland vrijwel altijd de schuldige, maar dat is een achterhaald standpunt.

Zo is het maar de vraag of er eigenlijk wel sprake was van een wapenwedloop. Afgezien van grootschalige Britse en Duitse vlootbouw viel dat eigenlijk mee. Groot-Brittannië was nog steeds veel rijker dan Duitsland en Oostenrijk. De omstreden marinewedloop was bovendien al in 1912 afgesloten met een eclatante overwinning voor Groot-Brittannië. Dit land had vanaf 1912 betere, grotere en snellere schepen. Bovendien waren ze hypermodern; ze liepen op goedkope olie uit Irak en Iran in plaats van op kolen. De zeeoorlog was al beslist lang voordat deze werkelijk plaatsvond.

Ook is sinds de Koude Oorlog duidelijk dat de hoeveelheid wapens tamelijk irrelevant is voor de kans op een oorlog. Nog nooit waren er zulke omvangrijke en gevaarlijke arsenalen als tijdens de Koude Oorlog, maar die bleef – zoals bekend – koud. Met hetzelfde gemak kun je de stelling zelfs omdraaien: een wapenwedloop leidt in de regel tot meer stabiliteit, zolang de betrokken politici het hoofd maar koel houden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

2. Militaire-plannentheorie

Op de tweede plaats volgt de militaire-plannentheorie. Volgens de beroemde militair historicus John Keegan moeten legers plannen maken. Dat is het enige nuttige wat ze in vredestijd kunnen doen. Maar het probleem rond 1900 was juist dat er veel te weinig plannen waren. Sterker nog: alle grote landen hadden maar één plan, en tot overmaat van ramp hadden ze ook nog allemaal hetzelfde plan: massamobilisatie, iedereen in de trein stoppen en vervolgens zo snel mogelijk en zo agressief mogelijk aanvallen.

Zo was de keuze van Rusland om te mobiliseren op 30 juli een essentieel moment in de aanloop naar de oorlog. Een beperkte mobilisatie was feitelijk onmogelijk, en daardoor zag Duitsland zich weer gedwongen om óók een totale mobilisatie af te kondigen.

Als er toch een oorlog moest komen, dan maar liever nu!

Het gebrek aan alternatieven – zoals een langzame escalatie, een gedeeltelijke mobilisatie of een defensieve opstelling – was de oorzaak van een opgewonden ‘alles of niets’-sfeer in Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Rusland en Duitsland.

Vrijwel alle plannen gingen uit van een massale aanval. Het Duitse plan was bijzonder riskant. Als we het al een plan mogen noemen. Het was namelijk gebaseerd op een reeks uiterst onwaarschijnlijke premissen. Zo moest Groot-Brittannië neutraal blijven ondanks de Duitse inval in het neutrale België en de Duitse verovering van de Kanaalkust. Het Russische leger moest uiterst langzaam mobiliseren én het Duitse leger moest veertig dagen onafgebroken blijven marcheren.

Het waren dus niet de plannen die de oorlog veroorzaakten. Veel gevaarlijker was het gebrek aan alternatieve plannen, waardoor in juli 1914 iedereen opeens haast kreeg en zo snel mogelijk wilde toeslaan. Anders dan in de Koude Oorlog beschikten de landen niet over een flexible response-alternatief. De militaire-plannentheorie blijft dus overeind, maar niet vanwege het bestaan van te veel plannen, maar juist door het ontbreken van alternatieven.

3. Tijdgeest

Volgens een derde theorie lag het aan de tijdgeest. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was Europa intellectueel en cultureel in de ban van het nationalisme en het sociaal-darwinisme. Het nationalisme was niet alleen sterk onder volken die streden voor een eigen staat, zoals de Grieken, de Italianen, de Serven, de Albaniërs, de Tsjechen of de Duitsers. Ook naties die al lang een eigen staat hadden, zoals de Engelsen, de Fransen en de Nederlanders, hamerden op hun nationale trots.

Vanaf 1875 raakte het nationalisme onder invloed van het sociaal-darwinisme, dat ideeën over de survival of the fittest toepaste op de menselijke samenleving. Volgens het sociaal-darwinisme was oorlog ‘goed’; het volk en de natie werden er sterk van. Het resultaat was een conservatief nationalisme vol superioriteitsgevoelens en onderlinge jaloezie.

Ondanks of misschien wel dankzij de stijging van de welvaart en de enorme vlucht van de economie hadden veel Europeanen in 1914 het gevoel dat de Europese beschaving te gronde zou gaan aan luxe, materialisme, decadentie en verveling. Deze stemming vierde hoogtij in literaire werken als Eline Vere (1889) van Louis Couperus, À rebours (1884) van Joris-Karl Huysmans en Buddenbrooks (1901) van Thomas Mann.

‘Duitsland heeft Rusland de oorlog verklaard. ’s Middags zwemles’

Veel politici, journalisten, kunstenaars en intellectuelen dachten dat hun natie door een oorlog een wedergeboorte zou kunnen doormaken. Oorlog was voor hen een bevrijding uit de decadente ondergangsstemming. Volgens sommigen brak in de zomer van 1914 een heerlijke tijd aan: ‘Zo begon nu ook voor mij, zoals voor iedere andere Duitser, de meest onvergetelijke en grootste tijd van mijn bestaan op aarde. Naast de intensiteit van dit geweldige gebeuren zonk alles wat er vroeger geweest was, volkomen in het niet.’ Deze enthousiaste vrijwilliger was niemand minder dan Adolf Hitler, die dit noteerde in Mein Kampf.

Maar de schrijver Franz Kafka hield het hoofd koel en noteerde op 2 augustus 1914 in zijn dagboek: ‘Duitsland heeft Rusland de oorlog verklaard. ’s Middags zwemles.’

4. Resultaat van complotten

Ten vierde beschouwden veel historici de oorlog als het resultaat van verschillende complotten. Heel bekend is de stelling dat de oorlog de aandacht moest afleiden van binnenlandse problemen. Oorlog moest de roep om meer democratie onderdrukken. Dit staat ook wel bekend als de ‘vlucht naar voren’, die vooral zou gelden voor de conservatieve landen. Maar die conservatieven wisten heus wel dat juist oorlog de samenhang in de samenleving ondermijnt. Wie daar nog aan twijfelde, hoefde alleen maar naar de Russische Revolutie van 1905 te kijken. Die was het directe gevolg van de Japans-Russische Oorlog. Oorlog als sociaal en politiek bindmiddel vormde een veel te groot risico.

Maar de gebrekkige democratisering in Duitsland, Oostenrijk en Rusland speelde wel op een andere manier een rol. Door de geringe controle van de politiek over leger en diplomatie en de staatkundig onduidelijke rol van keizer en tsaar konden de traditionele elites zich veel meer macht en autonomie toe-eigenen dan in democratischer landen zoals Frankrijk en Groot-Brittannië. Onder militairen en diplomaten in de keizerrijken was de bereidheid om risico’s te nemen aanzienlijk groter dan onder de gekozen beroepspolitici in de westerse democratieën.

Een moderne variant op deze theorieën is het annexatiecomplot, beter bekend als de Fischer-these uit 1961. Volgens de Duitse historicus Fritz Fischer stuurden de Duitse elites met voorbedachten rade aan op oorlog om voor Duitsland Lebensraum te veroveren. Voor de hand liggend was de parallel tussen 1914 en 1939. Zijn these domineerde decennialang de Duitse geschiedschrijving.

De these van Fischer paste goed in het Duitse masochisme van de jaren zestig en zeventig, maar steunde uiteindelijk op een al te letterlijke interpretatie van soms omstreden bronnenmateriaal. Volgens de Duitse politicoloog Herfried Münkler stonden de schuldgevoelens over 1933 een heldere analyse van 1914 in de weg.

Duitsland had in juli 1914 helemaal geen langetermijnplannen voor de verovering van Lebensraum. Uitgewerkte annexatieplannen kwamen er wel, maar pas toen de oorlog al een paar jaar bezig was en een doel moest krijgen. Wat rest van Fischers these is dat de Duitsers een groot risico namen in de zomer van 1914, maar in dat opzicht waren ze beslist niet de enigen.

Onbeheersbaar

Maar waarom was de crisis na de moord op Frans Ferdinand op 28 juni niet meer te beheersen? Het antwoord op die vraag ligt in de opties en vooral de percepties van de politici, diplomaten en militairen.

In de eerste plaats dachten politici en vooral militairen dat oorlog een zinvolle politieke optie was om korte metten te maken met het vijandelijke blok. Volgens de gangbare opvattingen zou de oorlog kort duren, was hij makkelijk te winnen en zou hij dus politieke en militaire winst opleveren.

In de tweede plaats hadden de crises en oorlogen vanaf 1900 de verhoudingen op scherp gezet. Om een greep te doen: Rusland verloor in 1905 een oorlog van Japan, nota bene een niet-Europees land. Dat leidde tot een enorm gezichtsverlies. Tot overmaat van ramp vernederden de Oostenrijkers in de Bosnië-crisis van 1908 het tsarenrijk nog een keer. Duitsland, of liever gezegd de Duitse keizer, slaagde er geregeld in om Frankrijk en Groot-Brittannië te provoceren en desnoods te beledigen. Maar het was ook niet verwonderlijk dat Duitsland zich bedreigd voelde, nadat de belangrijkste buren – Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië – zich in bondgenootschappen hadden verenigd. Prestigeverlies en isolement lagen voor alle mogendheden op de loer, en dat maakte de situatie er niet stabieler op.

In de derde plaats dachten alle betrokkenen dat de vermoedelijke tegenstander in hoog tempo sterker werd. Daarom was het beter om de oorlog niet al te lang uit te stellen. In het militaire jargon: het window of opportunity was zeer beperkt. De tijd was in het voordeel van de tegenstander. Als er toch een oorlog moest komen, dan maar liever nu!

Daarom zag elk land wel een voordeel in een korte, massale, offensieve oorlog. Oostenrijk-Hongarije zocht naar gebiedsuitbreiding op de Balkan en wilde het expansieve Servië en de Servische bondgenoot Rusland een lesje leren. Een echte grootmacht kan het immers niet over zijn kant laten gaan dat de buren terroristen inhuren om de keizerlijke familie uit te roeien. Maar Servië op zijn beurt nam door de steun voor Bosnische terroristen zoals de moordenaar van de Oostenrijkse troonopvolger ook een oorlogsrisico. De Serviërs hoopten na een Oostenrijkse nederlaag een stapje dichter bij een Groot-Servisch Rijk te zijn.

Elk land zag een voordeel in een korte, offensieve oorlog

Duitsland wilde zich manifesteren als betrouwbare bondgenoot en bovendien respect afdwingen bij de buren. Expansie stond niet op het Duitse programma, maar het voelde zich ingesloten en geïsoleerd, en de buren deden er weinig aan om dat gevoel weg te nemen. Daarom steunde Duitsland Oostenrijk-Hongarije onvoorwaardelijk. Niet om een wereldoorlog te ontketenen, maar om te bewijzen dat het een serieuze mogendheid was.

In de recente literatuur krijgt het optreden van Rusland veel aandacht. Dat is terecht, omdat het optreden van Rusland een grote rol speelde in de crisis. Rusland was hevig gefrustreerd vanwege het gezichtsverlies tegen Japan en Oostenrijk in de jaren daarvoor. Het kon zijn Servische bondgenoot niet nóg een keer in de steek laten. Daarom gaf ook Rusland de eigen bondgenoot – Servië – een blanco cheque. De historicus Christopher Clark noemt de Russische mobilisatie terecht ‘een van de belangrijkste momenten in de Juli-crisis’.  Doordat zowel Oostenrijk als Servië van hun grote bondgenoten onvoorwaardelijke steun kreeg toegezegd, durfden ze grotere risico’s te nemen.

Frankrijk wilde wraak nemen voor de nederlaag van 1870-1871, maar wist heel goed dat dit op eigen kracht nooit zou lukken. Sinds 1870 was Frankrijk een mogendheid op zijn retour, maar dankzij de Britse en Russische steun durfde Frankrijk in 1914 een grote mond op te zetten.

Groot-Brittannië was nog steeds een machtige mogendheid, maar niet sterk genoeg meer om het internationale systeem naar zijn hand te zetten. De Duitsers gokten daarom op Britse neutraliteit, maar Groot-Brittannië was het aan zijn stand als grootmacht verplicht om het neutrale België en zijn bondgenoot Frankrijk te beschermen.

Kortom, omdat niemand voor de ander wilde onderdoen en omdat niemand een alternatief plan had, en niemand de strijdende partijen tot de orde riep, trokken de legers begin augustus ten strijde. Het was geen complot, het was ook niet voorbeschikt en het was zeker geen natuurramp. Het was nog veel erger: het was puur mensenwerk.

Meer weten

  • Een klassieker is James Joll, The Origins of the First World War (2006). Een mooi overzicht van alle discussies biedt Annika Mombauer, The Origins of the First World War: Controversies and Consensus (2002).
  • Op breed bronnenonderzoek gebaseerd is Christopher Clark, Sleepwalkers: How Europe Went to War in 1914 (2013).
  • Herfried Münkler heeft ruime aandacht voor het uitbreken van de oorlog en een verfrissende kijk op de Duitse oorlogsschuld in Der Große Krieg: Die Welt 1914 bis 1918 (2013).
  • Ook Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog 1914-1918 (2013) van Koen Koch biedt een goed overzicht.
  • Onmisbaar voor wie de grote lijnen van de crisis en de oorlog niet uit het oog wil verliezen, is John Keegan, De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (2006).
  • Niall Ferguson schreef het provocerende en sterke De erbarmelijke oorlog (2009).