Home Beetke van Rasquert

Beetke van Rasquert

  • Gepubliceerd op: 20 februari 2019
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Alies Pegtel
  • 10 minuten leestijd
Beetke van Rasquert

In de zestiende eeuw hadden vrouwen weinig te vertellen. Toch wist de Groningse weduwe Beetke van Rasquert een sterke positie op te bouwen. Ze leidde met succes een veenontginningsbedrijf en breidde de familiebezittingen voortvarend uit.

Betica, Beatrix, Beteke of ‘Beetke’ Aylkema van Rasquert wist vermoedelijk al jong dat ze geen doorsneemeisje was. Ze was enig kind in een voornaam gezin dat bij Rasquert/Baflo een familieheerd met een gracht bewoonde, die midden in de eigen landerijen lag. Haar vader Azege Aylkema thoe Rasquert was een zogenoemde hoofdeling. Deze titel was voorbehouden aan edelmannen die in de Friese landen – waarvan het Groninger Ommeland toen deel uitmaakte – veel macht hadden.

Het waren tumultueuze tijden. Centraal gezag ontbrak en de elite van de dominante stad Groningen stond dikwijls recht tegenover de aristocraten uit de Ommelanden. Diverse machthebbers probeerden noordelijk Nederland onder hun gezag te krijgen, en sloten daarom een bondgenootschap met de stadjers óf met de hoofdelingen uit de Ommelanden. Beetke was niet anders gewend dan dat de mannen in haar omgeving, zoals haar vader, af en toe naar het slagveld gingen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De mannen in Beetkes omgeving gaan naar het slagveld

Haar geboortedatum is niet bekend, maar die moet ergens tussen 1480 en 1485 liggen. Als welvarende erfdochter was ze een aantrekkelijke partij. In 1502 werd ze uitgehuwelijkt aan haar schatrijke neef, jonker Wigbold van Ewsum. Zijn vader Onno was de politiek leider van de hoofdelingen in de Ommelanden en grondlegger van een fortuin. Hij bestierde vanuit het familiesteenhuis in Middelstum op het Groninger Hogeland niet alleen een eigen boerenbedrijf, maar hij bezat ook talloze landerijen, waterwegen en pachtershuisjes binnen en buiten Groningen. Bij zijn dood in 1489 telde zijn imperium maar liefst 1899 hectare grond.

Onno had bepaald niet stilgezeten gedurende zijn leven. Na zijn studie aan het Franse hof en de universiteit in Keulen was hij als twintiger naar het Heilige Land gereisd. Uit dank voor zijn behouden thuiskomt na een roerige reis liet hij in Middelstum in 1445 de gotische kruiskerk Sint-Hippolytus bouwen. In deze katholieke kerk zat Beetke met de Van Ewsum-vrouwen vooraan, terwijl de vrouwen van het rivaliserende hoofdelingengeslacht Entens genoegen moesten nemen met de achterste kerkbankjes. Deze kerkplacering was aanleiding voor een jarenlange vete tussen de twee voorname families in Middelstum, en resulteerde ten minste in één dode aan de zijde van het geslacht Entens. De dader was een van de knechten van Beetkes jongste zoon Wigbold.

Gevechtstoren

De Heere waakte over de mannen als ze aan het strijden waren, en net als haar eigen vader lag Beetkes schoonvader voortdurend overhoop met de stadjers. Die hadden er grote moeite mee dat Onno van Ewsum in 1472 een gevechtstoren aan zijn borg had laten bouwen, en tijdens een conflict in 1499 verwoestten de stadjers het Ewsum-slot. Haar echtgenoot Wigbold bouwde de borg weer op, maar tijdens haar eerste huwelijksjaren heeft Beetke vermoedelijk in dit geruïneerde gebouw gewoond.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Als dank voor zijn thuiskomst uit het Heilige Land laat Onno van Ewsum in 1445 de Sint-Hippolytuskerk in Middelstum bouwen.

Wie weet heeft dit haar voorkeur bepaald voor nieuwbouwslot Nienoord in Leek, dat Wigbold omstreeks 1524 optrok en waar ze het liefst verbleef. Borg Nienoord was het middelpunt van een nieuwe grootse onderneming: het ontginnen van de venen voor de turfwinning. Wigbold was er heel druk mee, maar te midden van zijn activiteiten stierf hij in 1528.

Hierna duikt Beetke voor het eerst in de bronnen op, omdat ze na een huwelijk van ruim 25 jaar als veertiger achterbleef met vijf zoons, drie dochters en een geldverslindend turfwinnings-investeringsproject. Dit belette haar niet om de onderneming met grote energie voort te zetten. Gemakkelijk was dit niet. Ze raakte verwikkeld in tal van juridische processen die kenmerkend waren voor de hoge sociale klasse waartoe ze behoorde en die verband hielden met de vele familie-eigendommen en privileges.

Beetke was niet de enige weduwe in de Middeleeuwen die de zaken van haar man voortzette. Maar alle middeleeuwers, mannen én vrouwen, deelden de opvatting dat vrouwen lichamelijk en geestelijk inferieur waren aan mannen en dat ze ondergeschikt waren. Middeleeuwse vrouwen streefden ook niet naar gelijkwaardigheid met mannen, zoals moderne vrouwen, maar weduwes als Beetke drongen door tot de openbare sfeer omdat ze het erfgoed voor hun kinderen bij elkaar wilden houden.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Vanuit Borg Nienoord leidt Beetke met succes het veenontginningsbedrijf van haar familie.

Deze edelvrouwen waren voldoende onderlegd om zaken te doen. Ze waren niet opgeleid aan scholen en universiteiten, want die waren voor meisjes niet toegankelijk, maar vaak hadden ze wel privéonderwijs of les van nonnen gehad. Omdat hun mannen en zoons dikwijls langdurig van huis waren om bijvoorbeeld oorlog te voeren, moesten zij het thuis alleen zien te rooien en een beetje kennis van zaken kwam dan niet slecht uit.

Dit gold ook voor Beetke. Haar man vocht in 1515 in een van de Gelderse oorlogen, en later zouden haar eigen vijf zoons geregeld ten strijde trekken ergens in het Duitse Rijk, waartoe Nederland toen behoorde. De Van Ewsum-landjonkers – van wie er twee vroegtijdig op het slagveld omkwamen – vonden oorlog voeren spannender dan het vreedzame veenontginningsbedrijf en lieten de familiezaken op Nienoord geregeld maandenlang over aan moeder Beetke.

Die had het voordeel dat ze in Groningen woonde, want daar hadden weduwes en ongehuwde vrouwen die de veertig waren gepasseerd een zeer sterke positie. Op gevorderde leeftijd mochten ze als wise old women zonder mannelijke autorisatie juridische handelingen verrichten, wat zeer uitzonderlijk was in Europa. Daarbij had Beetke veel steun aan twee mannelijke adjudanten: een bastaardzoon van een van haar zwagers bestierde landgoed Nienoord, en een huiskapelaan verbleef altijd in haar nabijheid als rechterhand.

Conflict over erfenis

Een van de zaken die Beetke na de dood van Wigbold het hoofd moest bieden, was een onopgeloste erfkwestie met de enige nog levende broer van haar man, Relof van Ewsum. Het lag voor de hand dat Relof aan het hoofd van de familie kwam te staan na Wigbolds overlijden, maar Beetke betwistte hem deze positie. Zij wilde familieslot Ewsum in Middelstum voor haar eigen kinderen behouden, evenals de borg Mensinge in het Drentse Roden. De borg in Roden had haar schoonvader als zomerverblijf aangeschaft en werd bewoond door Relof en diens enige zoon Onno.

In Groningen zijn weduwen juridisch zelfstandig

In 1532 stierf Relof en vijf jaar later neef Onno, zonder wettige nakomelingen. Beetke en haar zoons kwamen onmiddellijk na Onno’s overlijden in actie om hun belangen veilig te stellen, zo blijkt uit een verslag van de stadhouder. Ze erkenden zijn testament niet, waarin hij zijn weduwe het levenslang vruchtgebruik van zijn goederen en de rente daarvan gaf, en respecteerden zijn wens om bij zijn ouders in Sneek te worden begraven evenmin. Op aansporing van Beetke pakten haar zoons Johan en Hidde het opgebaarde lichaam van Onno Relofszoon brutaal weg uit de parochiekerk in Roden. Ze laadden het riekende lijk op een wagen, vervoerden het naar Middelstum en begroeven het daar – waarna ze meteen na de bijzetting van de kansel lieten afkondigen dat ze zijn testament als ongeldig verwierpen en zijn goederen naar zichzelf toe trokken.

Onno’s weduwe verkeerde in wanhoop, ook al omdat haar geliefde pleegdochtertje – Onno’s buitenechtelijke kind – haar ontnomen werd en onder de hoede werd gesteld van Beetke op Nienoord.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Beetke gedraagt zich bepaald niet als de ideale vrouw op deze middeleeuwse afbeelding.

Na jarenlang procederen slaagden de Van Ewsums in hun opzet om Onno’s verslagen weduwe van borg Mensinge te verdrijven, waarna Johan erin trok. De stadhouder wees moeder Beetke aan als drijvende kracht achter dit staaltje machtsvertoon. Hij noemde haar onwrikbaar en meedogenloos.

Hoogste rechtelijk ambt

De doortastende Beetke kocht met een aanzienlijke erfenis van haar vader grote hoeveelheden grond, waarmee ze het veenontginningsproject rond Leek uitbreidde, en met haar erfgeld bouwde ze ook borg Nienoord af. Hertog Karel van Gelre, die zijn grip in de regio wilde verstevigen, vond de onverzettelijke, rijke weduwe een zeer geschikte connectie. In 1531 schonk hij joffer Van Ewsum en haar erfgenamen het hoogste rechterlijke ambt, het grietmanschap, in de streek rondom Leek, Vredewold.

Deze functie kon Beetke als vrouw vanzelfsprekend niet uitoefenen; dat recht kwam haar zoons toe. Toch is het opmerkelijk dat het grietmanschap haar persoonlijk werd toegekend. Het illustreert dat zij in de wijde omgeving werd gezien als hoofd van haar familie. In 1545 bevestigde de toenmalige heerser keizer Karel V van Habsburg nog eens dat bestuur en rechtspraak in Vredewold in handen lagen van de Van Ewsums.

Twee zonen van Beetke stelen het riekende lijk van hun neef

Uit tal van verhalen blijkt dat Beetke onvervaard was als het erop aankwam haar familiebelangen te beschermen. Ook letterlijk stond ze haar mannetje. Zo zou ze in 1546, toen ze al in de zestig was, aan het hoofd hebben gestaan van een groep gewapende mannen die de kerkelijke privileges van de Van Ewsums in Middelstum verdedigden tegen de rivaliserende familie Entens.

Buitenechtelijke kinderen

Als hoofd van de familie ontfermde Beetke zich over haar neven en nichten, en ook over de talrijke buitenechtelijke kinderen van de extended Van Ewsum-clan. Uit brieven in het familiearchief blijkt dat ze in de ogen van haar zoons een zeer beminde, toegewijde moeder was. Toen zoon Hidde in een oorlog in 1546 bezweek aan de pest, smeekte haar andere zoon Johan de huiskapelaan dit bericht omzichtig aan moeder Beetke mee te delen. ‘Och heer Jacob, over het grote hartzeer mijns lieven moeders bedroef ik mij hard. Och kon ik zo hard roepen als mijn droefenis is, ik zou roepen, tot mij het harte bersten zou.’

Beetke betoonde zich, zoals het een vrouw van haar stand betaamde, een devoot christen. De johannieter nonnen in Warffum roemden haar om haar talrijke weldaden; ze gold als beschermvrouwe van hun klooster in Wijtwerd. De joffer van Nienoord overleed op tweede pinksterdag 1554, ten minste 67 jaar oud.

In de collectieve herinnering werd ze niet gekoesterd. Als strijdvaardige vrouw week ze af van het dienende, verzorgende ideale vrouwbeeld, en dat riep geen bewondering op, maar angst en beven. Volgens een volksverhaal dat in 1930 voor het eerst werd gepubliceerd, was Beetke hebzuchtig en had ze anderen onrecht aangedaan. Na haar dood kon haar ziel geen rust vinden en ’s nachts spookte ze rond als een ‘wit wief’ bij de vijver van Nienoord, waarin een slachtoffer van haar inhaligheid zich zou hebben verdronken.

Alies Pegtel is historicus en journalist.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2019