Maar liefst veertig jaar was hij aan de macht in Portugal. ‘Goede dictator’ Salazar en zijn Estado Novo brachten de financiën op orde, onderhielden goede relaties met het buitenland en de koloniën, en ondervonden nauwelijks oppositie. Maar de laatste tien jaar van zijn bewind verloor Salazar zijn greep op de gebeurtenissen.
In onze op democratische waarden gebaseerde geschiedschrijving geldt de dictator als een boeman. Toch zijn despoten de afgelopen eeuw in de meeste delen van de wereld eerder regel dan uitzondering geweest. Honderden dictators heeft de twintigste eeuw voortgebracht. Daartussen zitten eendagsvliegen, maar ook met het land vergroeide potentaten; bloeddorstige tirannen, maar ook verlichte despoten, ideologisch bevlogen megalomanen en cynische kleptocraten.
Sommigen draaiden de klok terug; anderen wilden juist een grote sprong voorwaarts. Er waren er die gaandeweg milder werden, maar bij velen werkte het ambt juist radicaliserend. Er zijn dictators die hun land naar de afgrond hebben gedreven; anderen genieten nog steeds een goede reputatie vanwege hun bijdrage aan de opbouw van het land.
De Portugese dictator António de Oliveira Salazar, tussen 1928 en 1968 de sterke man van Portugal, lijkt het voorbeeld van zo’n ‘goede dictator’. In 2007 werd hij in elk geval met maar liefst 40 procent van de stemmen verkozen tot grootste Portugees aller tijden. Wat verklaart de aanhoudende populariteit van deze in de politiek verdwaalde professor?
Sommigen draaiden de klok terug; anderen wilden juist een grote sprong voorwaarts.
Om de betekenis van Salazar te begrijpen is het goed terug te keren naar het Portugal van de jaren twintig. Het land verkeerde halverwege dat decennium in een diepe politieke en economische crisis. De in 1910 na decennia van koninklijk wanbestuur uitgeroepen Eerste Portugese Republiek leed aan een kwaal waaraan meer landen in de jaren twintig leden: ze had een voor het Portugal van die jaren veel te liberale en laïcistische grondwet.
De Portugese bevolking bestond voor het overgrote deel uit arme, ongeletterde boeren, die meer geïnteresseerd waren in lokale vetes en Maria-verschijningen (de beroemdste in Fátima in 1917) dan in parlementaire debatten en verkiezingen. Portugese politici stonden bepaald niet bekend om hun integriteit en politiek vernuft: het land telde tussen 1910 en 1926 maar liefst negen presidenten, 45 kabinetten en drie kortstondige dictaturen.
Ernstiger nog was dat de Portugese schatkist leeg was na decennia van onverantwoorde spilzucht. Eigenlijk leefde de Portugese staat al sinds de negentiende eeuw op de pof, en het land dreigde om die reden dan ook herhaaldelijk zijn overzeese gebiedsdelen in Afrika (Angola en Mozambique) en Azië (Portugees-India, Oost-Timor en Macao) als onderpand kwijt te raken.
In 1925 verergerde de financiële chaos door onthullingen over grootschalige valsemunterij, waarbij ook regeringsfunctionarissen betrokken bleken te zijn. In opperste nood klopte Portugal aan bij de Volkenbond voor een zoveelste lening, maar deze eiste als tegenprestatie meer zeggenschap over de Portugese financiële huishouding.
Een groep hooggeplaatste militairen wilde het land die vernedering besparen en besloot in 1926 in te grijpen en een militaire-juntaregering in te stellen. Omdat de Portugese putschisten weinig verstand hadden van financieel beleid klopten zij aan bij António Salazar, op dat moment een jonge, briljante hoogleraar economie en recht aan de Universiteit van Coimbra.
Salazars leven was tot op dat moment een onwaarschijnlijke opeenvolging van successen en overwinningen geweest. Op 28 april 1889 werd hij – acht dagen na Adolf Hitler – geboren als zoon van een arme boer in de binnenlanden van Midden-Portugal. Als jongen moest hij elke dag dertig kilometer lopen om naar school te gaan. Vervolgens ging hij naar het seminarie, voor een intelligente boerenzoon de enige mogelijkheid om verder te leren.
In 1925 verergerde de financiële chaos door onthullingen over grootschalige valsemunterij.
Hoewel hij altijd diep religieus is gebleven, koos Salazar er uiteindelijk voor om geen priester te worden, maar te studeren aan de prestigieuze Universiteit van Coimbra. Dankzij een kleine toelage van een landheer uit zijn geboortedorp wist hij in razend tempo zijn studies economie en recht af te ronden. Nog voor zijn dertigste verjaardag werd hij benoemd tot hoogleraar, was hij een bekend publicist in enkele toonaangevende media en gonsde zijn naam al rond als mogelijke minister.
Tegenslag kende Salazar eigenlijk alleen in de liefde: door zijn nederige afkomst lukte het hem niet om te trouwen met een meisje uit een welgestelde familie op wie hij tot over zijn oren verliefd was geworden. Die klap lijkt Salazar nooit helemaal te boven gekomen, want de rest van zijn leven bleef hij vrijgezel en hield hij zich verre van onzekere romantische avonturen die hem uit zijn evenwicht konden brengen. Als vaste levensgezel koos hij een struise huishoudster/gouvernante, Dona Maria, die tot zijn dood aan zijn zijde heeft gestaan.
De militairen die in Coimbra op audiëntie kwamen, troffen een man die dankzij zijn grotendeels op eigen kracht bereikte successen sterk overtuigd was van zijn superieure inzichten. De professor gaf dan ook te kennen dat hij alleen minister van Financiën wilde worden als hij verregaande bevoegdheden kreeg en zich bovendien ook met alle andere dossiers mocht bemoeien.
In 1926 ging dat de junta nog te ver, maar twee jaar later reisden de door de aanhoudende financiële chaos wanhopig geworden militairen opnieuw af naar Coimbra, nu wel met de gevraagde carte blanche.
Wat Salazar in de daaropvolgende jaren presteerde, grensde aan het onmogelijke en stelt economen en historici nog steeds voor raadsels. Door een slim beleid van reorganisatie, bezuiniging en geldzuivering slaagde hij erin om binnen een tijdsbestek van drie jaar het Portugese huishoudboekje weer geheel op orde te krijgen, en was er zelfs geld over voor enkele bescheiden investeringen.
Salazar slaagde erin om in drie jaar het Portugese huishoudboekje weer op orde te krijgen
Hoewel hij die functie eigenlijk al bekleedde, werd Salazar in 1932 dan ook officieel tot minister-president benoemd en kreeg hij de opdracht een nieuwe grondwet te schrijven. Met de invoering van de grondwet in 1933 werd tevens de Estado Novo uitgeroepen, de Nieuwe Staat. De zeer belezen Salazar had zich daarbij laten inspireren door ideeën uit het Italiaanse fascisme, het katholieke corporatisme, de Duitse conservatieve revolutie en de Franse Action Française.
Toch ging achter al die ideologische pretenties vooral zijn behoefte schuil om het land geheel naar eigen, superieur inzicht en zonder al te veel bemoeienissen te leiden. Zo kregen de corporatistische organen als de Nationale Vergadering, en de democratisch verkozen president net voldoende bevoegdheden om iets omhanden te hebben, maar te weinig om werkelijk invloed te krijgen.
De voornaamste pijler waarop de Estado Novo rustte was uiteindelijk Salazars grote wantrouwen jegens zijn eigen volk. Portugezen waren in Salazars ogen naïeve en spilzuchtige kinderen met weinig realiteitszin, die met een vaderlijke, doch strakke hand moesten worden geleid en beschermd tegen verderfelijke invloeden van buitenaf. Dankzij zijn door God geschonken geniale intellect was Salazar de uitverkorene om zijn volk te leiden, een taak die hij bepaald niet licht opvatte. Hij vergeleek zichzelf graag met Jezus Christus, die net als hij een zwaar kruis droeg om te boeten voor de zonden van zijn volk.
Naar buiten toe presenteerde Salazar zich het liefst als de tot professor opgeklommen boerenzoon die altijd aan het werk was in zijn bescheiden, onverwarmde ambtswoning, die zich nauwelijks enige ontspanning of luxe veroorloofde en vanwege tijdgebrek representatieve verplichtingen en propagandistische activiteiten zo veel mogelijk aan de president overliet.
Van een uitbundige persoonscultus, zoals die in Italië, Duitsland of Spanje wel bestond, moest Salazar weinig hebben: er waren zeer weinig straten of pleinen naar hem vernoemd, vrijwel nergens hing zijn portret, en parades en massabijeenkomsten waren er eigenlijk niet.
Niet alleen achtte Salazar de Portugezen ongeschikt voor al te veel ideologie en emotie, hij voelde zich bovendien niet op zijn gemak als hij, met zijn zwakke stem, grote menigtes diende toe te spreken of eenvoudige mensen moest ontmoeten. Liever overzag hij de wereld vanuit de eenzaamheid van zijn studeerkamer.
Er waren weinig straten of pleinen naar Salazar vernoemd, vrijwel nergens hing zijn portret, en parades of massabijeenkomsten waren er niet
In zijn vuistdikke biografie maakt Felipe Ribeiro de Meneses duidelijk dat Salazars studieuze stijl van leiderschap ertoe leidde dat hij zijn eigen macht neigde te overschatten. Zo bleef het leger ondanks een door Salazar doorgevoerde reorganisatie een staat binnen de staat, terwijl ook de beruchte veiligheidsdienst PIDE grotendeels zijn eigen gang ging.
Anders dan buurman Franco, die elke dag bij de koffie hoogstpersoonlijk alle executiebevelen doornam, bemoeide Salazar zich persoonlijk nauwelijks met de minder fraaie kanten van zijn regime, zoals de vervolging en onderdrukking van de oppositie. Hij was er in grote lijnen van op de hoogte, maar sloot zich – waarschijnlijk bewust – af voor de gruwelijke details.
De repressie in Portugal trof onder meer communisten, socialisten en vrijmetselaars, die naar strafkampen verdwenen die onder meer op de Kaapverdische Eilanden waren ingericht. Velen keerden nooit meer terug naar Portugal, hoewel het aantal dodelijke slachtoffers in vergelijking met de meeste andere dictaturen betrekkelijk gering was.
Het imago van Salazar leed dan ook niet werkelijk onder de berichten over onderdrukking van tegenstanders. Sterker nog: aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog gold Salazar in binnen- en buitenland voor velen als de redder van Portugal; het leverde hem onder meer een eredoctoraat van de Universiteit van Oxford op.
Zijn status zou in de daaropvolgende jaren nog verder toenemen door zijn handige buitenlandse politiek. Door de ligging van het land, ver weg van alle fronten, lijkt de Portugese afzijdigheid tijdens de Tweede Wereldoorlog achteraf vanzelfsprekend, maar vooral in de beginjaren moest Salazar de nodige evenwichtskunsten uithalen om zijn land buiten het strijdgewoel te houden. Zonder de neutraliteit op te geven was Salazar zo slim om tijdig hand- en spandiensten aan de geallieerden te verlenen, zoals het openstellen van de Azoren voor de geallieerde luchtmacht.
Door dit pragmatische buitenlandse beleid ontliep Portugal het lot van buurland Spanje, dat na 1945 een tijdlang een internationale paria bleef. In tegenstelling tot Spanje mocht Portugal wel toetreden tot de NAVO en de Verenigde Naties, en ontving het zelfs Marshallhulp. Natuurlijk dankte Salazar dit succes voor een groot deel aan strategische en geopolitieke overwegingen van de Amerikanen, maar in eigen land kon hij het verkopen als zijn eigen grote verdienste.
Hetzelfde gold voor de succesvolle poging om het Portugese wereldrijk tegen de stroom in intact te houden. Salazar legitimeerde de Portugese aanwezigheid in Afrika en Azië met de zogenoemde mito imperial, waarin Portugal niet werd beschouwd als een Europees land, maar als een multiraciaal wereldrijk met provincies in Europa (Portugal zelf), Afrika (Mozambique, Angola, Guinee-Bissau) en Azië (Portugees-India, Oost-Timor, Macao).
Door dit pragmatische buitenlandse beleid ontliep Portugal het lot van buurland Spanje, dat na 1945 een tijdlang een internationale paria bleef.
Ook deze veronderstelde grote verwantschap tussen de verschillende gebiedsdelen was grotendeels studeerkamerwijsheid: Salazar had zelf op een enkel dagreisje naar Spanje na nog nooit een voet buiten Portugal gezet en zou dat ook nooit doen. Vooralsnog echter riepen de Portugese pretenties noch in de Portugese koloniën, noch in de internationale diplomatie veel weerstand op.
Bij het 25-jarige jubileum van de Estado Novo in 1956 kon Salazar dan ook vrijwel louter successen presenteren: behoud van de koloniën, lidmaatschap van het westerse bondgenootschap, een begroting die elk jaar keurig in evenwicht was, en nauwelijks enige noemenswaardige oppositie.
Het venijn in Salazars bewind bleek vooral in de staart te zitten. In de laatste tien jaar van zijn leven, van 1958 tot 1968, leek hij niet langer op koning Midas, die alles wat hij aanraakte in goud veranderde, maar meer op een seniele en stuntelige stumperd die geen enkele greep meer had op de gebeurtenissen. Vooral 1961 was een annus horribilis zonder weerga.
Het jaar begon met de kaping van een Portugees cruiseschip in de Caraïbische Zee door een kleine verzetsgroep onder leiding van Henrique Galvão. De 900 gegijzelden werden uiteindelijk allen vrijgelaten, maar de kapers kregen politiek asiel in Brazilië – een enorme vernedering voor Salazar. In dezelfde maand presenteerde een groep oppositionele intellectuelen een ‘Programma voor de Democratisering van de Republiek’, het startsignaal voor toenemende onrust op de Portugese universiteiten, die rond 1964 een hoogtepunt bereikte.
Ook in Angola sloeg in de winter van 1961 vrij plotseling de vlam in de pan na een aanslag van onafhankelijkheidsbeweging MPLA. In de daaropvolgende maanden vielen er in de strijd tussen Portugese troepen en Angolese guerrillastrijders duizenden doden. Het jaar eindigde met een nieuwe ramp: op 16 december vielen Indiase troepen de Portugese bezittingen in India (onder meer Goa) binnen. Salazar hoopte op hulp van de Amerikanen en Engelsen, maar tot zijn ontzetting werd de telefoon in het Witte Huis en op Downing Street 10 niet eens opgenomen.
In de daaropvolgende jaren braken ook in Portugees-Guinee en Mozambique onafhankelijkheidsoorlogen uit. Salazar weigerde elke dialoog en stuurde steeds meer troepen naar Afrika. Rond 1967 waren er al meer dan 100.000 soldaten naar de Afrikaanse koloniën gezonden, van wie een behoorlijk deel dood of gewond terugkeerde. Bij gebrek aan militair succes begonnen de Portugezen met een omvangrijk programma van gedwongen relocatie van hele Angolese dorpen.
Dankzij zijn door God geschonken geniale intellect was Salazar de uitverkorene om zijn volk te leiden
De dure oorlogen slurpten een groot deel van het budget op, tot afgrijzen van Salazar. Sinds zijn financiële reddingsoperatie eind jaren twintig was hij geobsedeerd door begrotingsevenwicht, ook al ging dit ten koste van de noodzakelijke investeringen. De gevolgen van dit beleid waren dat Portugal in de jaren vijftig en zestig steeds meer achterop kwam te liggen bij de rest van Europa.
De economische groei bleef ver achter, door het gebrekkige schoolsysteem was het aantal analfabeten bijzonder hoog, en de infrastructuur was sterk verouderd. Veel Portugezen stemden met de voeten: in de jaren vijftig en zestig ontvluchtten velen de armoede en vestigden zich in Frankrijk of Brazilië.
Buurman Spanje diende ook niet langer meer als fotonegatief voor de Portugezen. Daar liet Franco het regeren steeds meer over aan technocraten, die voor een sterke economische groei zorgden, onder meer door buitenlandse toeristen te lokken.
De val van Salazar was een letterlijke. In de zomer van 1968 was de dictator zo verdiept in de krant dat hij zich gedachteloos in zijn stoel liet zakken. Die was echter net door de werkster verplaatst en Salazar maakte een flinke smak, die hem een hersenbloeding opleverde. Salazar overleefde de val, maar was niet meer in staat te regeren. Op doktersadvies moest hij absolute rust nemen en mocht hij geen kranten, radio of televisie meer volgen. Naar verluidt zou hij nochtans tot aan zijn dood in 1970 in de veronderstelling hebben verkeerd dat hij de touwtjes in het land nog in handen had.
Zijn opvolger Marcello Caetano probeerde voorzichtig enige hervormingen door te voeren, maar kon het tij niet meer keren. Uit onvrede met de voortslepende koloniale oorlogen pleegde een groep militairen op 25 april 1974 een staatsgreep. De zogeheten Anjerrevolutie beëindigde de door Salazar opgerichte Estado Novo en maakte de weg vrij voor de terugkeer van de democratie.
Meer weten
- In de Nederlandse taal zijn nauwelijks boeken over het Portugal onder Salazar geschreven. Uitzondering is het genoemde De opbouw van den corporatieven staat. Het nieuwe Portugal (1940) door E. Brongersma,
- Meer recent en algemeen is Geschiedenis van Portugal (1994) van Peter Birmingham.
- De meest uitvoerige in het Engels verschenen biografie is Salazar. A Political Biography (2009) van Filipe Ribeiro de Meneses.
- Lezenswaardig is ook het al oudere boek van Hugh Kay, Salazar and Modern Portugal (1970).