Home Aandelenhandel VOC

Aandelenhandel VOC

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2016
  • Laatste update 12 apr 2023
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
  • 9 minuten leestijd
Aandelenhandel VOC

De VOC was het eerste bedrijf ter wereld met verhandelbare aandelen. Dat was een belangrijke vernieuwing, maar het systeem bleek fraudegevoelig. Een jarenlang conflict tussen de Compagnie en zakenman Isaac le Maire maakt duidelijk wat er mis kon gaan.

Isaac le Maire had graag het laatste woord. Ruim twintig jaar lang verkeerde Le Maire in conflict met de VOC, en om zijn gelijk te halen schuwde hij geen rotstreek of proces. In 1609 was hij een spil in slimme zwendel met VOC-aandelen. Daarmee hoopte hij het bedrijf te schaden en zelf veel geld te verdienen.

Compagnie van de Veertien Schepen

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Misschien werd zijn geldingsdrang veroorzaakt door het gevoel dat hij er niet echt bij hoorde. Le Maire was rond 1558 geboren in de Zuidelijke Nederlanden en na de inname van Antwerpen door de Spanjaarden naar Amsterdam gevlucht.

De gevestigde orde probeerde nieuwkomers op afstand te houden, maar door alles aan te pakken had Le Maire zich toch tot een geslaagde zakenman ontwikkeld. Ook had hij de basis voor een eigen dynastie gelegd: hij verwekte bij zijn echtgenote 22 kinderen. Rond 1600 raakte hij betrokken bij de zogeheten Compagnie van de Veertien Schepen, die op Indië voer. Hij stak er een flink deel van zijn eigen kapitaal in. Achteraf gezien begon daarmee de ellende.

De laatste jaren van de zestiende eeuw hadden kooplieden van de Republiek compagnieën uitgerust die met succes naar ‘de Oost’ voeren. De schepen kwamen rijk beladen terug, maar de compagnieën beconcurreerden elkaar fel. De Staten-Generaal zagen liever dat de handelaren het de Portugezen lastig maakten, want met hen verkeerde Nederland in oorlog. Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt pleitte er daarom voor de activiteiten te bundelen in één onderneming.

Oprichting VOC

Tegen dat idee bestond veel weerstand, vooral bij de Zeeuwen. Zij vreesden een overwicht van Amsterdam in het bedrijf. Om de twijfelaars over de streep te trekken deed Amsterdam een voorstel: als één nationaal bedrijf een concessie op Indië kreeg, dan mocht iedere inwoner van de Republiek daarin een aandeel kopen.

Massale intekening: De VOC haalde 6,5 miljoen gulden op

Zo geschiedde. In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. In zes plaatsen kwamen ‘kamers’ – bestuursafdelingen. Die kamers konden afgevaardigden sturen naar het hoofdbestuur, de Heren XVII.

Tijdens de intekening op de aandelen liep het storm. In totaal haalde de VOC bijna 6,5 miljoen gulden op – vergelijkbaar met 100 miljoen euro nu. Daarvan was 3,6 miljoen gulden afkomstig uit Amsterdam. Burgers uit alle geledingen van de maatschappij legden geld in, en Isaac le Maire was met 85.000 gulden een van de grootste intekenaars.

Goede bijverdiensten

De uitgifte van aandelen was op zich niet nieuw. Investeerders in de eerdere compagnieën hadden ook aandelen kunnen kopen. Maar dan ging het om eenmalige expedities waarbij het geld werd toevertrouwd aan een handelaar met een goede reputatie. Bij winst keerden deze ondernemingen snel uit, soms deels in specerijen.

Bij de VOC investeerden de beleggers in een bedrijf waarvan niet zeker was of het op korte termijn zou uitkeren. De VOC had een octrooi voor 21 jaar gekregen, en na tien jaar bestond de mogelijkheid geld terug te krijgen. Of er tussentijds zou worden uitgekeerd, hing af van de resultaten.

De beleggers investeerden in een bedrijf waarvan niet zeker was of het op korte termijn zou uitkeren

Le Maire werd een van de bewindvoerders in Amsterdam. Daarmee had hij een lucratieve nevenfunctie, die een vast salaris opleverde en daarnaast kans bood op goede bijverdiensten. Iedere bewindvoerder had namelijk als taak de uitrusting van een schip voor te financieren, en over die investering kon hij een stevige provisie in rekening brengen.

Algauw ontstonden er problemen over de Compagnie van de Veertien Schepen, de vroegere zakelijke activiteit van Le Maire die nog moest worden afgehandeld. De administratie daarvan werd ook door de VOC gedaan en Le Maire kon het met de andere bewindvoerders niet eens worden over de verrekening van de kosten. De ruzie liep zo hoog op dat de schout en de kerkenraad van de gereformeerde gemeente probeerden te bemiddelen. Maar de partijen kwamen niet tot elkaar.

In 1605 trad Le Maire af als bewindvoerder. Hij moest een verklaring ondertekenen waarin hij beloofde dat hij nooit meer handel zou drijven op Oost-Indië. Aanvankelijk gehoorzaamde hij, maar toen zag hij in dat de VOC de mogelijkheid tot wraak bood.

Manipulatie

Samen met acht andere mannen, onder wie enkele voormalige Antwerpenaren, vormde Le Maire in 1609 een syndicaat om in het geheim de aandelenkoers te manipuleren. VOC-aandelen werden vaak verkocht via termijncontracten: de partijen spraken af een aandeel pas na een bepaalde periode over te dragen. De prijs daarvan werd wel al vastgelegd. De prijs van een aandeel kon bij de uiteindelijke transactie meer of minder waard blijken, maar dat risico hoorde erbij.

De aanschaf kon vrij informeel verlopen. Koper en verkoper hoefden de transactie niet officieel te laten registreren, maar de partijen legden wel een onderlinge verklaring vast op papier. Zo’n contract werd in de lengte doormidden geknipt en beide handelaren kregen de helft. De betaling vond plaats bij de overdracht van de aandelen. Als de transactie was voltooid, werden de stukken vernietigd. Deze manier van handelen werd binnen de kortste keren populair.

Le Maire en zijn kameraden verkochten veel meer aandelen dan ze zelf hadden

Maar er school een gevaar in: doordat een koper pas bij de overdracht hoefde te betalen, was het mogelijk zonder eigen geld te besteden een grote positie in de markt in te nemen. Hierop speculeerden Le Maire en zijn kameraden. Zij verkochten op de termijnmarkt veel meer aandelen dan ze zelf hadden. Ze gokten erop dat ze die goedkoper zouden kunnen inkopen, voordat de contracten zouden worden afgewikkeld.

Short selling

Omdat de transacties niet werden vermeld in de administratie van de VOC, werden deze verkopen ‘blanco’ genoemd. Tegenwoordig spreken we van short selling. Op zich was en is dat toegestaan, zolang er echte aandelen aan de basis van de transactie liggen. Maar Le Maire en zijn mannen verkochten fictieve aandelen – naked short selling in huidig jargon – en dat is inmiddels verboden.

De bestuurders van de VOC reageerden furieus toen ze achter deze ‘rotterye’ kwamen

Hun plan was als volgt: ze wilden de koers drukken door negatieve verhalen over de VOC te verspreiden en zelf aandelen op de markt te brengen tegen bodemprijzen. Als de handel een dieptepunt had bereikt, konden Le Maire en consorten de benodigde aandelen tegen een zacht prijsje inkopen – voor veel minder dan de afgesproken verkoopprijs – en zo zouden ze een grote klapper maken. Bijkomend voordeel was dat het vertrouwen in de VOC als geheel zou worden geschaad.

De bestuurders van de VOC reageerden furieus toen ze achter deze ‘rotterye’ kwamen. De actie van Le Maire was niet alleen nadelig voor de VOC, maar ook voor hun privévermogen. Ze bezaten allemaal immers veel aandelen. Daarom vroegen ze de Staten-Generaal bij wet vast te leggen dat alle aandelentransacties voortaan binnen een maand moesten worden ingeschreven bij de VOC. Op deze manier was beter toezicht mogelijk en konden mensen met weinig of geen aandelen geen grote, fictieve pakketten verkopen.

Paradepaardje

Daarop volgde protest van de handelaren – waarschijnlijk ook van de club van Le Maire. Ze wilden geen registratieplicht, omdat die hun handelingsvrijheid zou beknotten. Volgens de handelaren was de lage koers van het aandeel niet per se het gevolg van speculaties, maar van problemen binnen de VOC: de bewindvoerders deden hun werk slecht en brachten bovendien veel te grote onkosten in rekening. ‘Het schadelijk bestuur ontmoedigt vele goede patriotten en participanten,’ schreven zij in een petitie.

De VOC was een paradepaardje van de jonge republiek, het gedonder bezoedelde de reputatie

De protesten mochten niet baten. Nergens in de statuten van de VOC stond dat naar de aandeelhouders moest worden geluisterd, en dat gebeurde op dat moment dan ook niet. De Staten-Generaal waren ontstemd over de speculaties – mede omdat de VOC een paradepaardje was van de jonge Republiek en dit soort gedonder haar reputatie bezoedelde.

Vanaf 1610 mochten handelaren daarom niet meer aandelen verkopen dan ze op hun naam hadden staan. Bovendien moesten alle transacties voortaan binnen een maand worden geregistreerd. De termijnhandel op zich kon blijven bestaan.

Het lukte de samenzweerders niet om de aandelenkoers te manipuleren volgens hun oorspronkelijke plan. Ze verloren duizenden guldens en kregen onderling ruzie. Le Maire verliet Amsterdam en verhuisde naar Egmond, waar hij verder broedde op andere plannen tegen de VOC. Ondertussen wist de Compagnie haar geloofwaardigheid op te krikken door voor het eerst met een winstuitkering te komen. Vanaf april 1610 kregen de aandeelhouders allemaal een portie foelie uitgekeerd.

Machtig staatsbedrijf

Door conflicten met mannen als Le Maire werd duidelijk waar de zwakke plekken zaten in de organisatie van de VOC. De onderneming paste zich steeds een beetje aan en groeide uit tot een machtig staatsbedrijf dat vooral zijn eigen belang en dat van de bewindvoerders diende. In de periode tot 1622 kregen de aandeelhouders maar 10 procent van hun aandeel uitgekeerd, wat als een tegenvaller werd beschouwd.

Geen emissie meer: Tot haar opheffing heeft de VOC nooit meer aandelen uitgegeven

Bij de verlenging van het octrooi in 1623 werd de macht van de bewindvoerders toch iets ingeperkt: ze mochten nog maar drie jaar in functie zijn en niet meer levenslang. Ook konden ze geen provisie meer in rekening brengen voor de uitrusting van schepen. Wel bleven ze delen in de opbrengst. De aandeelhouders kregen wat meer te vertellen. In de praktijk kwam er van deze maatregelen weinig terecht. Maar de beleggers deelden in de decennia daarop wel royaal in de winsten.

Tot haar opheffing in 1799 heeft de VOC nooit meer aandelen uitgegeven. Waarom is niet duidelijk. Extra kapitaal werd voortaan via leningen aangetrokken. En lange tijd werkte dat prima, en een VOC-aandeel bleek tot ver in de achttiende eeuw een goed renderende belegging.

Mirjam Janssen is historicus en journalist.

Meer weten

De bakermat van de beurs. Hoe in zeventiende-eeuws Amsterdam de moderne aandelenhandel ontstond (2011)

van Lodewijk Petram.

Geschiedenis van de VOC (1992/2009)

van Femme Gaastra is een klassieker.

Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw (1988)

van Simon Schama.

Op voc-kenniscentrum.nl staat onder andere informatie over de aandelenhandel.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2016