Home Dossiers Frankrijk Tovenaars en een gifcomplot aan het Franse hof 

Tovenaars en een gifcomplot aan het Franse hof 

  • Gepubliceerd op: 09 nov 2025
  • Update 28 okt 2025
  • Auteur:
    Steven de Boer
Het laboratorium van tovenares Catherine Monvoisin
Iconisch schilderij Frankrijk
Dossier Frankrijk Bekijk dossier

Rond 1680 klopten veel Fransen aan bij gifmengers, magiërs en occultisten voor liefdesdrankjes en dodelijke poeders. Koning Lodewijk XIV gaf opdracht tot een uitgebreid crimineel onderzoek, dat naar de allerhoogste kringen leidde. Het bracht hem in een lastig parket. 

Op 17 juli 1676 werd Marie-Madeleine d’Aubray, de markiezin de Brinvilliers, onthoofd op de Place de Grève in Parijs. Haar lichaam werd verbrand, haar as door de wind verstrooid. De zware straf volgde op een vreselijke misdaad: de markiezin had haar vader en twee broers vergiftigd om de erfenis op te strijken. Ze zou samen met een Zwitserse scheikundige een smaak- en geurloos goedje met arsenicum hebben ontwikkeld, dat ze eerst op ziekenhuispatiënten had getest. 

Meer historische context bij het nieuws van vandaag?

Meld u aan voor de gratis nieuwsbrief van Historisch Nieuwsblad.
Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Meer nog dan deze gruwelen was het de identiteit van de dader die de Franse hoofdstad in rep en roer bracht: de markiezin de Brinvilliers was jong, mooi en kwam uit een voornaam geslacht. Parijzenaren konden niet geloven dat een edelvrouw tot zulke wandaden in staat was.  

De markiezin de Brinvilliers vergiftigt patiënten in het Hôtel-Dieu in Parijs
De markiezin de Brinvilliers vergiftigt patiënten in het Hôtel-Dieu in Parijs, negentiende-eeuwse gravure.

Toch was deze zaak slechts het topje van de ijsberg. Na haar arrestatie bleef de markiezin herhalen dat ‘de helft van de welgeboren mensen hetzelfde heeft gedaan’, en deze onheilspellende woorden waren niet uit de lucht gegrepen. De Parijse autoriteiten onderzochten aanwijzingen die duidden op een criminele onderwereld van gifmengers, waarzeggers, magiërs en priesters. Die leverden hun dubieuze diensten aan iedereen die ervoor wilde betalen. En deze duistere tentakels reikten naar verluidt tot de hoogste regionen van de Franse maatschappij. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Het was aan Nicolas de la Reynie, luitenant-generaal van de Parijse politie, om dit alles te onderzoeken. Na de executie van de markiezin de Brinvilliers volgde hij een aantal aanknopingspunten en penetreerde steeds dieper in een crimineel netwerk. Het begon in februari 1677 met de arrestatie van Magdelaine de la Grange en haar geliefde, de abbé Nail, die veroordeeld werden voor het vergiftigen van een advocaat en het opstrijken van diens fortuin met een valse huwelijksakte. Negen maanden later rekende de politie de criminele bende van Louis Vanens in, die claimde koper in goud te kunnen veranderen maar ook giffen distribueerde voor een brede clientèle. En in de herfst van 1678 vond La Reynie een anonieme brief die duidde op een complot om de koning te vergiftigen met een ‘wit poeder’ op zijn zakdoek. 

Nicolas de la Reynie
Nicolas de la Reynie, luitenant-generaal van de Parijse politie, circa 1670.

Deze losstaande zaken leverden La Reynie nog geen grote doorbraak op. Die kwam aan het eind van dat jaar. Tijdens een diner van palmlezeres Marie Vigoreaux pochte een beschonken gast, Marie Bosse, dat ze met nog drie vergiftigingen genoeg zou hebben verdiend om met pensioen te gaan. Een van haar tafelgenoten waarschuwde de politie, waarop La Vigoreaux en La Bosse werden gearresteerd en in het Château de Vincennes opgesloten. Ze claimden dat ze onschuldige waarzegsters waren, maar in het appartement van La Bosse werden lugubere ingrediënten gevonden: nagelresten, menstruatiebloed en arsenicum. Nu hun eigen schuld bewezen leek, begonnen de twee vrouwen hun collega’s op te noemen. 

De politie vond nagelresten, menstruatiebloed en arsenicum 

La Bosse beweerde dat hun beroepsgroep minstens 400 Parijzenaren telde. Uit politieverhoren en huiszoekingen bleek dat deze helderzienden, alchemisten en tovenaars verschillende diensten aanboden, van onschuldig tot duister. Ze lazen de toekomst in iemands handpalm, verkochten zelfgemaakte cosmetica voor een stralende huid, en leverden amuletten tegen het kwaad. Afvallige priesters handelden in crucifixen, heilig water en gewijde hosties, of schoven een wensenbriefje onder de miskelk tijdens een dienst. Voor gelddorstige klanten waren er talismannen die geluk brachten aan de goktafel, en munten die oneindig gespendeerd konden worden. Of ze gebruikten een toverspreuk die de weg zou wijzen naar verloren schatten.  

Portret van de markiezin de Brinvilliers
Portret van de markiezin de Brinvilliers op de dag van haar executie. Door Charles le Brun, 1676.

Populair waren de vele middelen en rituelen die hartstochtelijke liefde beloofden. Magiërs boden talloze drankjes aan om iemands hart in vuur en vlam te zetten. Vaak verwerkten ze hier menstruatiebloed of ander reproductiemateriaal in. Ook het lustopwekkende drankje Spaanse vlieg was een veelgebruikt ingrediënt. Voor het zwaardere werk konden liefdesrituelen en -ceremonies worden uitgevoerd, soms met de hulp van een gewijde priester. De harten van geofferde duiven stonden daarin symbool voor die van het beoogde liefdespaar.  

Soms was deze liefdesmagie niet genoeg, omdat rivalen en huwelijkspartners in de weg stonden. Dan konden wanhopige Parijzenaren hun toevlucht nemen tot de duisterste krochten van deze onderwereld, waar de dood werd verkocht. Als macabere rituelen en spreuken niet werkten, was gif een goed alternatief. Arsenicum was zeer effectief, maar magiërs boden ook dodelijke kruiden, giftige paddenstoelen en het geheimzinnige secret du crapaud, een paddengif dat ook de markiezin de Brinvilliers zou hebben gebruikt.  

Magische handleidingen

De occultisten van de Parijse onderwereld baseerden zich op grimoires, magische handleidingen die al sinds de Middeleeuwen in omloop waren. Deze boeken bevatten recepten voor toverdrankjes, instructies voor spreuken, en de juiste handelingen om demonen op te roepen. In een grimoire van de tovenares La Voisin stond bijvoorbeeld een remedie voor kiespijn: de getroffene moest de pijnlijke tand aanraken en drie keer ‘galbes galbat galdes galdat’ herhalen tijdens de mis. En in de grimoire van paus Honorius stond een formule voor geluk aan de goktafel: de speler moest een klavertje vier of vijf plukken, een kruis slaan, en een spreuk zeggen. 

De middeleeuwse grimoire van paus Honorius
De middeleeuwse grimoire van paus Honorius, uitgave uit 1760.

Martelingen 

Op 12 maart 1679 arresteerde La Reynie op aanwijzing van La Bosse de spilfiguur van deze donkere wereld. Catherine Montvoisin, bijgenaamd ‘La Voisin’, was de bekendste tovenares van Parijs. Ze beoefende diverse ambachten – van het verkopen van parfums tot waarzeggerij en vergiftiging – en ontving haar vele klanten in een kleine spreekkamer in haar tuin. Ze werd zo rijk met haar handel, dat ze  munten uit haar koets zou gooien terwijl ze door de stad reed.  

De arrestatie van La Voisin bracht La Reynies onderzoek naar steeds hogere kringen van de Franse maatschappij. Eerder had La Bosse al geclaimd dat Marguerite de Poulaillon, telg uit een adellijke familie in Bordeaux, een van haar klanten was; zij wilde haar echtgenoot vergiftigen. En toen La Bosse en La Voisin elkaar gingen beschuldigen in de gevangenis, kwamen nog meer hooggeplaatste verdachten aan het licht. Twee weduwes van leden van het Franse hooggerechtshof zouden beiden bij La Voisin hebben aangeklopt om van hun huwelijkspartner af te komen. Een van hen zou hebben gevraagd om een vergiftigd bosje bloemen.  

Tovenares La Voisin op een zeventiende-eeuws portret
Tovenares La Voisin op een zeventiende-eeuws portret dat wordt vastgehouden door een duivel. Afbeelding door Antoine Coypel.

Ze werden ondanks hun status gearresteerd. Dit was een grote schok voor de Parijse elite. Verontwaardigde aristocraten vonden dat hun privileges op basis van trivialiteiten werden geschonden. Maar koning Lodewijk XIV wilde deze misdaden zonder aanzien des persoons bestraffen. Ze bedreigden niet alleen de openbare orde in zijn hoofdstad, maar ook de sacraliteit van de katholieke kerk. De koning voerde een kruistocht tegen bijgeloof, godslastering en heiligschennis, en trad daarom hard op. 

Al eerder had Lodewijk op aanbeveling van La Reynie een speciale commissie opgericht die moest oordelen over zaken van vergiftiging en donkere magie. Door het juridisch apparaat te omzeilen hoopte de koning misdadigers sneller te berechten. En zo kon hij gevoelige informatie over hooggeplaatste verdachten geheimhouden. Op 7 april 1679 kwam de Chambre de l’Arsenal officieel tot stand, maar een bekendere naam was de Chambre Ardente (‘brandende kamer’), naar de toortsen die het enige licht brachten in de donkere raadszaal.  

De commissieleden konden diverse uitspraken doen, en marteling was vaak onderdeel van het proces. Ondervragers plaatsten de benen van gevangenen in een houten mal die steeds nauwer werd, of goten grote hoeveelheden water in hun keel. Het is mogelijk dat verdachten verhalen uit hun duim zogen om hun kwellingen te verlichten. Hierdoor blijft veel rond deze gifaffaire onzeker.  

Beulen martelen de markiezin de Brinvilliers
Beulen martelen de markiezin de Brinvilliers. Schilderij door Jean-Baptiste Cariven, 1878.

Koning in gevaar

Ondertussen speurde La Reynie onvermoeibaar verder in de Parijse onderwereld, en vulde de gevangenissen met diverse verdorven misdadigers. Zo was er een tovenares die illegale abortussen uitvoerde en de restanten naar La Voisin zou hebben gebracht. Die begroef de resten naar verluidt in haar tuin of verbrandde ze in haar kachel. Een andere tovenares bezat een bibliotheek aan occulte boeken, bewaarde een skelet in haar appartement en stal de vingers van terechtgestelde criminelen.  

Maar La Reynies belangrijkste gevangene was Adam Cœuret, die door het leven ging als de magiër Lesage. Deze charismatische charlatan, die op 22 maart 1679 werd gearresteerd, beweerde dat hij contact kon maken met bovennatuurlijke krachten; hij stopte een boodschap in een balletje was en gooide dat in het vuur. Met een priester voerde Lesage demonische ceremonies uit om klanten te helpen met liefdesproblemen en moordplannen.  

Succesvol toneelstuk

Op 19 november 1679 ging in Parijs een toneelstuk in première dat de angst voor vergiftigingen in de hoofdstad moest kalmeren. La devineresseou les faux enchantments ridiculiseerde de trucs van zogenaamde tovenaars en de goedgelovigheid van hun klanten, die een jongere huid of een gesprek met de duivel wilden. De schrijvers wilden bezoekers laten lachen en hun een gezonde dosis scepticisme bijbrengen. La devineresse werd een groot succes; het was met vijf uitverkochte maanden het langstlopende Parijse toneelstuk tot dan toe. 

Scènes uit La devineresse, ou les faux enchantment
Scènes uit La devineresse, ou les faux enchantments. Zeventiende-eeuwse gravure.

Lesage had ooit een verhouding met La Voisin gehad, maar van warme gevoelens was geen sprake meer toen hij ondervraagd werd. Om zijn eigen hachje te redden beschuldigde de magiër zoveel mogelijk collega’s en klanten. Om te beginnen zijn voormalige geliefde. La Voisin, zo beweerde hij, had meermaals geprobeerd haar echtgenoot te vergiftigen, en ook hijzelf was ternauwernood aan haar dodelijke mengsels ontsnapt. La Voisin sloeg meteen terug met haar eigen beschuldigingen. Zo boden de twee misdadigers tegen elkaar op met steeds schokkendere onthullingen, die de affaire tot aan het hof in Versailles brachten.  

De markies van Feuquières, zo claimde Lesage, wilde niet alleen met geesten praten, maar ook de oom van zijn beoogde bruid uit de weg ruimen. De Maréchal de Luxembourg, een van de grootste Franse generaals, wilde zijn eigen vrouw dood hebben, en met duivelse hulp zegevieren op het slagveld. La Voisin beweerde dat ze meerdere edelvrouwen ontving die de verbintenis met hun echtgenoot wilden verruilen voor de liefde van de koning. De gravin van Soissons en andere dames waren bereid de koninklijke maîtresse daarvoor te vergiftigen. En de hertogin van Vivonne zou haar ziel aan de duivel hebben gegeven.  

Maar dat was nog niet alles: de koning leek zelf in gevaar. Françoise Filastre, een occultist die zelfs haar eigen baby aan de duivel zou hebben geofferd, suggereerde in augustus 1680 dat haar netwerk contact had met Athénaïs de Montespan: de beeldschone maîtresse-en- titre van Lodewijk XIV, de prominentste vrouw aan zijn hof, en de moeder van zes van zijn legitieme kinderen. De insinuaties konden worden bevestigd door La Voisins dochter Marie-Marguerite, die eerder dat jaar was gearresteerd.  

Athénaïs de Montespan
Athénaïs de Montespan, de belangrijkste maîtresse van koning Lodewijk XIV, circa 1675.

De belangrijkste bedpartner van de koning zou hebben gevreesd dat zijn liefde voor haar uitdoofde. Madame de Montespan had om hulp gevraagd bij La Voisin, en die voorzag haar jarenlang van afrodisiaca en liefdesdrankjes voor Lodewijk. En het werd nog erger: de priester Étienne Guibourg had een pact met de duivel gesloten en demonische ceremonies voor haar uitgevoerd. Tijdens een zo’n duistere mis zou de maîtresse-en-titre haar eigen naakte lichaam ter beschikking hebben gesteld aan Guibourg, die een kruis en miskelk op haar buik plaatste en een zuigeling offerde. Daarnaast zou madame de Montespan haar rivale, Marie de Fontanges, hebben willen vergiftigen. Toen dit allemaal niets uithaalde, had ze de koning zelf willen straffen. La Voisin moest hem een petitie overhandigen die met een dodelijk middel was bewerkt. 

Op de brandstapel

Athénaïs de Montespan werd nooit gearresteerd of veroordeeld. La Reynie erkende haar criminele connecties, maar was niet overtuigd van haar rol in een gifcomplot. Bovenal waren de beschuldigingen aan haar adres veel te schadelijk voor de reputatie van de koning en zijn hof. Op 21 juli 1682 hief Lodewijk de Chambre Ardente op en dichtte de geopende beerput. Alle gevangenen die nog leefden en madame de Montespan in diskrediet konden brengen, werden zonder proces levenslang opgesloten in afgelegen forten. La Reynie beschreef hun lot als ‘honderd keer vreselijker dan de dood’. Madame de Montespan kreeg een ander soort straf: ze verloor haar smetteloze reputatie en het hart van de koning. Lodewijk bezocht haar alleen nog in gezelschap. 

Tijdens haar korte bestaan klaagde de Chambre Ardente 442 mensen aan, nam er 194 gevangen en veroordeelde 36 tot de doodstraf. De grootste misdadigers werden op de brandstapel door de vlammen verteerd. Maar de commissieleden durfden personen uit hun eigen sociale klasse niet hard te straffen; edellieden kwamen er meestal vanaf met een boete of tijdelijke verbanning. Sommigen wachtten dit niet af en vluchtten het land uit. 

Sceptische rechters

Ten tijde van de gifaffaire was geloof in magie nog wijdverbreid in Frankrijk. Toch markeerde het schandaal een verandering in de vervolging van tovenarij. Sinds de grote vroegmoderne heksenprocessen waren rechters sceptischer geworden over het bestaan van hekserij, en vooral over het bewijzen ervan in de rechtszaal. Tijdens de gifaffaire legden rechters de nadruk dan ook niet op zaken die ze evident onmogelijk achtten. Ze beschuldigden verdachten vooral van oplichterij en goddeloosheid. Het edict dat Lodewijk in 1682 afkondigde verankerde deze houding: magiërs waren slechts zondige bedriegers die de kerk corrumpeerden. 

Abt Étienne Guibourg draagt een zwarte mis op bij het naakte lichaam van de Montespan
Abt Étienne Guibourg draagt een zwarte mis op bij het naakte lichaam van De Montespan in aanwezigheid van La Voisin. Negentiende-eeuwse gravure.

De koning was geschrokken van de zondigheid aan zijn hof. Na de gifaffaire nam hij zich voor om de zeden in Versailles te verbeteren. Lodewijk nam geen maîtresses meer, ging vromer leven, en verwachtte dat zijn hovelingen hem volgden.  

Een Italiaanse commentator zag een veel soberder hof dan twintig jaar eerder: ‘Toen was het vol met bals, festivals, banketten en concerten … nu leefde iedereen een teruggetrokken leven … losbandigheid, dronkenschap, onbetamelijke kleding, ondeugden, zelfs schelden bracht een man bij de koning in ongenade … het koninkrijk leek op een seminarie.’ 

Op 31 juli 1682 kondigde Lodewijk een koninklijk edict af waarin hij de activiteiten van gifmengers, waarzeggers en magiërs definitief verbood. Ook legde hij de verkoop van arsenicum en andere gevaarlijke middelen aan banden; alleen professionals mochten nog gif kopen. Maar de occulte onderwereld van Parijs woekerde nog lang voort. In 1702 drong La Reynies opvolger alweer aan op zwaardere repressie van ‘valse tovenaars die de goedgelovigheid van het publiek misbruiken’. 

  • Madame de Montespan et l’affaire des poisons (1953) door Georges Mongrédien is de klassieke studie over deze episode. 
  •  The Affair of the Poisons (2003) door Anne Somerset behandelt het schandaal aan het hof van Lodewijk XIV. 
  •  Strange Revelations (2011) door Lynn Wood Mollenauer bestudeert de gifaffaire door een sociaal-historische lens. 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2025

Loginmenu afsluiten