Home Dossiers Lodewijk XIV Lodewijk XIV beledigde zijn tegenstanders met standbeelden

Lodewijk XIV beledigde zijn tegenstanders met standbeelden

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2025
  • Laatste update 28 jan 2025
  • Auteur:
    Thomas von der Dunk
  • 12 minuten leestijd
Transport van het ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV naar de Place Louis-le-Grand. Gravure door René-Antoine Houasse..
Cover van
Dossier Lodewijk XIV Bekijk dossier

Waarom nu?

Franse koningen en staatshoofden onderstrepen hun hoge status met prestigeobjecten. Zo heeft president Emmanuel Macron de afgelopen vijf jaar vaart gezet achter de restauratie van de verwoeste Nôtre-Dame, die onlangs met een grote ceremonie werd heropend.

De Franse koning Lodewijk XIV mocht zijn collega-monarchen graag dodelijk beledigen. Dat deed hij door standbeelden op te richten met hemzelf als stralend middelpunt en de anderen als hond, slaaf of ingedutte grijsaard.

In het najaar van 1666 verkeerde het Engelse hof in een opgetogen stemming. Samuel Pepys, een hoge ambtenaar op het departement van Marine, verhaalt in zijn dagboek dat koning Karel II zich een prachtig nieuw pak van zwarte stof, gevoerd met witte zijde, had laten aanmeten. Iedereen sprak er met grote bewondering over. Ruim een maand later kwam uit Parijs het bericht binnen dat ook de koning van Frankrijk een dergelijk kostuum had besteld. Hij had er zelfs meteen een paar honderd van laten maken. Voor zijn lakeien. Lodewijk XIV wist hoe hij collega-monarchen dodelijk kon beledigen.

Meer lezen over de Franse geschiedenis? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De opkomende Zonnekoning gebruikte daarvoor als werkmateriaal niet alleen stof, maar ook steen. De meeste beledigingen waren namelijk blijvend bedoeld. De monumenten die in de eerste kwart eeuw van zijn bewind (1660-1715) te zijner ere op menig stadsplein werden opgericht, vormden herhaaldelijk een affront voor andere Europese monarchen. Daarnaast dienden zij de koninklijke almacht in eigen land te verbeelden. Die groeide namelijk na de onsuccesvolle adelsopstand in 1648, de zogeheten Fronde. In de tweede helft van zijn regering volgde een reeks koninklijke ruiterstandbeelden, die op strategisch gekozen plekken in het hele land moesten worden neergezet. Helemaal probleemloos verliep de uitvoering van dit program door lokale weerstand overigens niet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Maar het beledigen kwam eerst. Zo moest in 1653 het recalcitrante stadsbestuur van Parijs op de binnenplaats van het stadhuis een uiterst smadelijk standbeeld accepteren. Het gaf de jonge vorst weer als een soort Hercules, die zijn laars in de nek plaatst van een op de grond uitgestrekte krijger, die duidelijk als de stad Parijs te identificeren viel. Daaruit had hij een paar jaar eerder nog door toedoen van dat stadsbestuur halsoverkop moeten vluchten. Lodewijk XIV had bepaald dat de stad dit beeld zelf moest laten maken en betalen. Pas in 1687 was zijn toorn zo ver geluwd dat hij toestemming gaf om het standbeeld te verwijderen.

De Fronde: volk en adel in opstand

In de zeventiende eeuw probeerden de koningen van Frankrijk hun macht fors te vergroten. Deze centraliseringspolitiek, die uitmondde in het absolutisme van Lodewijk XIV en gesymboliseerd wordt door diens (vermoedelijk apocriefe) uitspraak L’état c’est moi, riep bij de Franse standen veel verzet op. Toen kardinaal Mazarin, die tijdens Lodewijks jeugd het regentschap waarnam, in 1648 de belastingen fors wilde verhogen om de oorlog tegen Spanje te financieren, kwam het tot een reeks volks- en adelsopstanden in Parijs en de provincie, de zogeheten Fronde. De koninklijke familie moest in 1651 zelfs de eigen hoofdstad ontvluchten. Zij kon pas het jaar daarop terugkeren, nadat de Fronde militair verslagen was.

Woedende burgers tijdens de Fronde. Schilderij door François-André Vincent, 1779.
Woedende burgers tijdens de Fronde. Schilderij door François-André Vincent, 1779.

In 1664 was het opnieuw raak. Ditmaal betrof Lodewijks boosheid de paus. De Corsicaanse Garde van Alexander VII had een aanslag gepleegd op de familie van een Franse gezant – geprovoceerd door diens arrogante gedrag. Deze belediging diende gewroken. Met het dreigement dat hij hem anders de oorlog zou verklaren, dwong Lodewijk de paus om diplomaten naar Parijs te zenden die zich moesten verontschuldigen voor het gedrag van zijn lijfwacht. Bovendien moest de paus pal voor de kazerne van zijn Corsicanen in Rome op eigen kosten een stenen piramide met inscriptie oprichten die tot in detail van de euveldaad verhaalde. Deze keer hield Lodewijks boosheid minder lang aan. In 1667 werd Alexander VII door Clemens IX opgevolgd en diens verzoek om van de schandpiramide te worden verlost, werd al snel gehonoreerd.

De schandpiramide voor de kazerne van de Corsicaanse Garde in Rome, gravure uit 1664.
De schandpiramide voor de kazerne van de Corsicaanse Garde in Rome, gravure uit 1664.

Etiquettestrijd

Het meest saillante voorbeeld van belediging van buitenlandse staatshoofden in steen vormde het monument op de Place des Victoires in Parijs. Het initiatief lag ditmaal bij een ambitieuze hoveling, François d’Aubusson, die het op het plein voor zijn eigen stadspaleisje oprichtte. Met de terreinwinst van de Vrede van Nijmegen van 1678 stond de Zonnekoning op het hoogtepunt van zijn roem. D’Aubusson besloot toen voor hem een persoonlijk gedenkteken op te richten, in de hoop dat daardoor ook zijn eígen ster nog verder zou rijzen.

Het werd een zeer herkenbaar standbeeld. De voeten van Lodewijk rustten op de driekoppige hellehond Cerberus, die de verslagen Triple Alliantie tussen Engeland, Zweden en de Republiek voorstelde. De sokkel werd omringd door vier slaven die zijn macht symboliseerden, in navolging van het ruitermonument van Lodewijks grootvader Hendrik IV uit 1614 op de Pont Neuf. Verder verbeeldden vier rechthoekige reliëfplaten belangrijke militaire en politieke successen.

Hellehond Cerberus stelde de verslagen vijanden voor

De voornaamste plaat ging over een etiquettestrijd tussen Spanje en Frankrijk. Dit was een kwestie waaraan Lodewijk XIV grote waarde hechtte. Bij de aanvang van zijn regering was het in Londen op straat letterlijk tot een botsing tussen de koetsen van de Spaanse en Franse gezant gekomen, omdat geen van beiden voor de ander wilde uitwijken. De Spaanse vertegenwoordiger had zelfs de paarden van de Franse laten doden. Parijs had daarop Madrid met oorlog gedreigd als niet terstond op de meest onderdanige wijze genoegdoening werd verschaft.

Dit relief op de sokkel van het monument op de Place des Victoires toont hoe de Spaanse gezant zijn excuses aanbiedt.
Dit relief op de sokkel van het monument op de Place des Victoires toont hoe de Spaanse gezant zijn excuses aanbiedt.

Omdat Filips IV zich geen oorlog kon veroorloven, moest hij zich wel verontschuldigen. Zijn afgezant graaf De Fuentès bood het Franse hof excuses aan, waarmee de Spaanse koning zijn lagere rang erkende. Op het reliëf zien we de graaf uiterst deemoedig met de hoed in de hand zijn opwachting maken. De door Parijs voorgeschreven buiging leek bijna in een knieval uitgemond, en op de afbeelding keken zelfs de Franse hovelingen duidelijk op de Spaanse gezant neer. Zo werd het standbeeld, dat inclusief voetstuk met hellehond en slaven 12 meter hoog was, op 23 maart 1686 feestelijk onthuld.

Ook de slaven bezaten een zeer uitgesproken politieke ondertoon. Deze halfnaakte, in zware ketenen geslagen figuren waren allegorieën op de overwonnen vijanden Oostenrijk, Nederland, Brandenburg en Spanje. Aan de voorzijde waren de twee belangrijkste katholieke tegenstanders aan de ketting gelegd, aan de achterzijde de beide protestantse. Daarbij was elk van de vier in een andere levensfase afgebeeld: Spanje als schuchtere jongeling, de Republiek als volwassen woesteling, Brandenburg als man op rijpere leeftijd, Oostenrijk – lees: de keizer – als in elkaar gezakte grijsaard.

Vooraanzicht van het monument op de Place des Victoires. Tekening uit 1808.
Vooraanzicht van het monument op de Place des Victoires. Tekening uit 1808. Bron: Alamy.

Op dergelijke onverhuld agressieve wijze was nog nooit eerder de vermeende superioriteit van een vorst in een monument weergegeven. De onthulling van het standbeeld veroorzaakte een schandaal met verreikende politieke gevolgen. Stockholm en Berlijn protesteerden heftig. De Zweden omdat een kop van de vertrapte hellehond de gelaatstrekken van hun koning Karel XI bezat. En de Oostenrijkse gezant Lob-kowitz moet bijna van woede zijn ontploft toen hij zijn chef als aftandse bejaarde terugvond. Verontwaardigd liet hij de Franse minister van Buitenlandse Zaken weten ‘dat de keizer zich niet in de positie van een slaaf bevindt, met zijn handen door boeien omklemd’ behalve dan in de inbeelding van D’Aubusson.

De onthulling van het standbeeld veroorzaakte een schandaal

Tevergeefs poogde Versailles daarop het boze buitenland gerust te stellen, met de mededeling dat het slechts om een particulier initiatief ging waarmee de regering niets te maken had. Maar het onheil was al geschied. De Duitse rijksvorsten, die in dit onbeschaamde standbeeld – of het nu privé was of niet – een zoveelste blijk van de onbegrensde heerszucht van Lodewijk XIV herkenden, sloten zich op 9 juli 1686 in een anti-Franse alliantie aaneen.

Lodewijk had zich persoonlijk al tijdig van de hele zaak gedistantieerd. Bij de inwij-dingsceremonie was hij afwezig. Officieel wegens een fysieke ongesteldheid, maar die ongesteldheid was vermoedelijk eerder van politieke aard. In elk geval had de rel een belangrijk gevolg: nadien gingen de Fransen voorzichtiger te werk. Bij nieuwe koninklijke monumenten werden niet langer andere monarchen als slaven in ketenen geslagen, of vreemde mogendheden onder koninklijke voeten vertrapt. Niet het offensieve, maar het defensieve aspect van Lodewijks Europapolitiek werd geaccen-tueerd: de koning zou altijd slechts met de grootste tegenzin de wapens opgenomen hebben – een dieper inzicht dat de buitenwacht na een half dozijn veroveringsoorlogen een beetje was kwijtgeraakt.

Portret van beeldhouwer Martin Desjardins, geschilderd door Hyacinthe Rigaud, 1686. Op de achtergrond het Lodewijk-monument met de vier slaven op de Place des Victoires.
Portret van beeldhouwer Martin Desjardins, geschilderd door Hyacinthe Rigaud, 1686. Op de achtergrond het Lodewijk-monument met de vier slaven op de Place des Victoires.

Romeinse imperator

Toch ging tegelijkertijd een veel grandiozer en grootschaliger initiatief om de Zonnekoning te vereeuwigen van start. Het initiatief daartoe ging uit van een andere hoveling: de Franse minister van Oorlog, François Michel le Tellier, markies van Louvois. Ook híj had niet alleen de vermeerdering van de glorie van Lodewijk XIV op het oog, maar ook die van hemzelf. En daartoe beperkte hij zich niet tot alleen een monument in de hoofdstad, maar plande hij tevens een aantal epigonen in de provincie. Met als het beroemde voorbeeld het standbeeld van Marcus Aurelius op het Capitool in Rome. Daarvan bestonden sinds de vijftiende eeuw elders in Europa al ettelijke voorbeelden, maar nog niet eerder was dat op zo’n grote schaal gebeurd.

Het grootste monument moest uiteraard in Parijs komen, op de nieuw aangelegde Place Louis-le-Grand, de huidige Place Vendôme. Het werd in 1699 ingewijd en was met een hoogte van bijna vijf meter nog groter dan dat van Hendrik IV en dat van Marcus Aurelius. De neus van de Zonnekoning stak buitengewoon ver in de lucht. Als een nieuwe Romeinse imperator was hij in Romeinse veldheerskledij gekleed – alleen zijn pruik verraadde dat het om een wel erg verre navolger van Marcus Aurelius ging. Vier Latijnse opschriften sierden de vier zijden van de sokkel, die tezamen de verdiensten van de koning op alle terreinen van de staatskunst opsomden. Die inschriften waren zeer lang geworden, want Lodewijk was immers een man van zeer veel verdiensten.

Allegorieën van de Republiek (links) en Spanje (rechts) zijn onderdeel van het monument dat oorspronkelijk op de Place des Victoires stond.
Allegorieën van de Republiek (links) en Spanje (rechts) zijn onderdeel van het monument dat oorspronkelijk op de Place des Victoires stond.

Tegelijk had de regering na de rel rond D’Aubussons project zijn lesje geleerd: provocaties van andere vorsten waren uit den boze. ‘De koning,’ zo kreeg de uitvoerend kunstenaar van hogerhand te horen, ‘wil slechts iets groots, maar niets, dat niet wijs en verstandig is, niets, om het met één woord te zeggen, dat aan de slaven, de reliëfs en de inschriften op de Place des Victoires herinnert.’ Hoe minder er op de sokkel te zien viel en hoe minder uitgesproken die was, des te geschikter was het project. Lodewijk had zelfs even overwogen het project helemaal af te blazen, omdat zijn vorige standbeeld hem zoveel politieke kopzorgen had bezorgd.

De oorspronkelijk bedachte naam van het plein, Place de nos Conquêtes (‘Plein van onze veroveringen’) verviel daarom – ook omdat verdere veroveringen voorlopig uitzouden blijven. De naam Place Louis-le-Grand lokte in elk geval geen onaangename vragen uit. En omdat Lodewijk van plan was aan dit plein ook alle buitenlandse ambassades te vestigen, zou de boodschap van zijn onovertroffen grootte toch wel bij alle andere koninklijke hoven overkomen.

Heimelijke obstructie

De ruiterstandbeelden in de provinciehoofdsteden, die eveneens door hofkunstenaars werden gemaakt, hadden een andere ideologische en propagandistische functie. Zij moesten ook de verder weg gelegen delen van Frankrijk nauwer aan de kroon binden, met de koning als personificatie van de Franse staat. De beelden werden daarom bij voorkeur neergezet in perifere en vrij recent toegevoegde gebieden, waarvan de absolute trouw van de ingezetenen nog niet zo zeker was.

Vooral daar moest de kersverse onderdanen ingeprent worden wie het voortaan voor het zeggen had en wie ze dus onvoorwaardelijk dienden te gehoorzamen. Officieel ging het initiatief steeds uit van de standen van de desbetreffende provincie, maar feitelijk van het hof. Dat had de standen steeds geïnstrueerd om, uit dankbaarheid voor Lodewijks weldadige bewind, zich nederig tot de koning te wenden met het verzoek een ruiterstandbeeld te zijner ere te mogen oprichten – een verzoek waarmee vervolgens genadig door de koning werd ingestemd.

Lodewijk XIV met zijn voet op de stad Parijs, na zijn overwinning op de Fronde. Standbeeld door Gilles Guérin, 1653.
Lodewijk XIV met zijn voet op de stad Parijs, na zijn overwinning op de Fronde. Standbeeld door Gilles Guérin, 1653.

In 1685 en 1686 stroomden zulke verzoeken uit de provincie binnen, waarbij de ene regio de andere aangestoken leek te hebben. Maar dat was niet zonder de nodige druk van boven gegaan. In werkelijkheid was markies Louvois de bedenker van deze ‘spontaan’ bedoelde actiereeks geweest. Hij had als eerste de onmetelijke dankbaarheid van de onder danen vermoed. En omdat die van hun dankbaarheid zelf nog geen vermoeden hadden, had hij hen daarmee bekend gemaakt. Soms had hij zelfs het project als antwoord van zo’n regionaal verzoek al in detail gereed voordat de standen van zo’n verzoek hunnerzijds zelfs enig vermoeden hadden.

Napoleon vervangt Lodewijk

Zoals alle koninklijke monumenten werd ook het enorme ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV op de Place Louis-le-Grand (tegenwoordig Place Vendôme) in Parijs tijdens de Franse Revolutie na een algemeen decreet van de Nationale Vergadering in

1792 vernietigd. Op dezelfde plaats werd in 1806 naar het voorbeeld van de Trajanuszuil in Rome een 43 meter hoge erezuil opgericht, gegoten uit omgesmolten Russische en Oostenrijkse kanonnen die bij de Slag bij Austerlitz waren buitgemaakt. Bovenop kwam een standbeeld van Napoleon te staan, maar dat werd direct na diens val in 1814 omgesmolten voor een nieuw ruiterstandbeeld van Hendrik IV op de Pont Neuf. In 1833 keerde een nieuw standbeeld van Napoleon op de zuil terug.

Neergehaald standbeeld van Napoleon I, tijdens de Commune van Parijs, mei 1871.
Neergehaald standbeeld van Napoleon I, tijdens de Commune van Parijs, mei 1871.

Het uiteindelijke resultaat bleef desalniettemin beperkt, want de algehele dankbaarheid hield in de provincie toch minder over dan Parijs had gehoopt. Van de tien geplande ruiterstandbeelden werden er acht begonnen, en daarvan maar vier voltooid: die voor Rennes, Montpellier, Lyon en Dijon. En ook in die vier steden waren de inwoners helemaal niet zo happig op een bronzen koning in hun midden geweest. Ze maakten weinig haast met de uitvoering of gingen zelfs over tot heimelijke obstructie.

De ruiterstandbeelden moesten ook nog eens helemaal vanuit Parijs over water of over land naar hun bestemmingsoord worden versleept, een reis van vele maanden, waarbij vijandelijke vlooteenheden meermalen een bedreiging vormden. Door een Engelse zeeblokkade tijdens de Spaanse Successieoorlog moesten die voor Rennes en Montpellier liefst twee decennia in Parijs op hun vertrek wachten. En dat voor Rennes werd vervolgens in Nantes – de eeuwige rivaal om de hoofdstadtitel van Bretagne – negen jaar lang illegaal door de autoriteiten vastgehouden, omdat die zich bij nader inzien toch gepasseerd voelden. Dat voor Montpellier ging bijna bij een schipbreuk kopje-onder. En de wagen die naar Dijon op weg was, zakte ergens halverwege in de modder weg, waarop de bronzen ruiter 27 jaar lang in een dorpsschuur werd opgeborgen, omdat Parijs noch Dijon bereid was enige verbeteringen aan de weg aan te brengen.

De bronzen Lodewijk lag 27 jaar in een dorpsschuur

Elders was het project, al dan niet met een financiële smoes, al sowieso snel behoorlijk afgeschaald: in Grenoble, Aix-en-Provence en Marseille ontpopte het geplande grootse ruiterstandbeeld zich uiteindelijk als een klein buste. De laatste stad had zich in 1689 zelfs bereid verklaard om vrijwillig 400.000 livres aan Lodewijks oorlogskas bij te dragen, als het maar van diens standbeeld – dat amper een kwart daarvan zou kosten – gevrijwaard kon blijven.

Meer weten:

  • Das Deutsche Denkmal. Eine Geschichte in Bronze und Stein (1999) door Thomas von der Dunk over de propagandafunctie van monumenten.
  • Het beeld van een koning (1991) door Peter Burke over de pr van Lodewijk XIV.
  • Les monuments équestres de Louis XIV (1986) door Michel Martin behandelt de boodschap die de koning uitdroeg met zijn ruiterbeelden.

Openingsbeeld: Transport van het ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV naar de Place Louis-le-Grand. Gravure door René-Antoine Houasse.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2025