In de verkiezingsprogramma’s voor 29 oktober staan niet alleen plannen voor de toekomst, maar ook visies op het verleden. Sommige partijen benadrukken vooral nationale trots terwijl andere partijen juist pleiten voor kritische bewustwording. Maar die tegenstelling loopt niet precies langs de traditionele links-rechtsverdeling. Het CDA is behoorlijk opgeschoven.
Wat direct opvalt is dat de VVD zich in haar verkiezingsprogramma niet uitlaat over haar kijk op geschiedenis. De meeste concurrenten besteden er wel aandacht aan. Een aantal partijen benadrukt vooral trots op het Nederlandse verleden en tradities. De PVV wil dat elk kind les krijgt in vaderlandse geschiedenis en spreekt zich uit tegen een ‘misplaatste schaamtecultuur’. Tradities moeten gekoesterd worden, evenals nationale helden en feesten. Forum voor Democratie (FvD) pleit voor een Nederland waarin ‘onze glorieuze geschiedenis wordt gekoesterd’. Ook de BoerBurgerBeweging (BBB) grijpt terug op historische trots, met nadruk op de innovatieve landbouw en vakmanschap die Nederland hebben gevormd.
Streekgeschiedenis
Die nadruk op trots gaat vaak samen met een afwijzing van excuses voor het slavernij- en koloniale verleden. JA21 spreekt zich uit tegen herstelbetalingen, de PVV wil de excuses zelfs intrekken. FvD sluit zich hierbij aan, en wil bovendien dat er nooit meer excuses of betalingen worden aangeboden voor zaken uit het verleden.
Sommige partijen leggen de nadruk op regionale geschiedenis. Zo wil NSC meer aandacht in het onderwijs voor regionale cultuur, taal en geschiedenis. De BBB pleit voor zichtbaarheid van streekgeschiedenis in overheidsgebouwen in Den Haag en voor erkenning dat de Nederlandse identiteit in elke regio anders wordt ingevuld. FvD focust primair op nationale identiteit, maar wil daarnaast ook regionale culturen en identiteiten beschermen.
Andere partijen kiezen voor een meer schuldbewuste benadering van de geschiedenis. NSC en CDA spreken in algemene termen over ‘beladen hoofdstukken’ en de ‘schaduwzijde’ van het verleden. D66 wil werken aan ‘maatschappelijke bewustwording over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan’ en GroenLinks-PvdA pleit voor meer aandacht in het onderwijs voor kolonialisme, slavernij, de Holocaust en de Joodse cultuur. De SP voegt daar aandacht voor de uitbuiting van de arbeidersklasse aan toe. De Partij voor de Dieren wil ook de geschiedenis van arbeidsmigratie en de genocide in Srebrenica opnemen in het curriculum en, net als Volt, een niet-eurocentrisch perspectief bevorderen.
Verplicht bezoek aan herdenkingsplek
Hoewel veel van deze partijen achter de excuses voor het slavernijverleden staan, verschillen de programma’s in toon en uitwerking. D66 steunt de bestaande lijn, maar Volt gaat verder en wil excuses en herstel wettelijk vastleggen. DENK schrijft dat de partij slavernij wettelijk wil erkennen als ‘misdaad tegen de menselijkheid’. De ChristenUnie gebruikt meer religieuze taal en wil de ‘zonde van het slavernijverleden’ erkennen. Ook het herdenken van het verleden krijgt een plek in meerdere programma’s. GroenLinks-PvdA, D66 en DENK willen van Keti Koti een nationale feestdag maken en Volt pleit voor een vrije dag.
De Joodse geschiedenis en de Holocaust keren in meerdere programma’s terug, zowel links als rechts. SP pleit voor aandacht voor ‘zwarte bladzijden’ waaronder de Holocaust. GroenLinks-PvdA wil kennis over de Joodse geschiedenis vergroten om antisemitisme te bestrijden. Opvallend is dat de aandacht voor Joodse geschiedenis zowel vanuit seculier-progressieve als religieus-conservatieve hoek komt: waar de SP inzet op gelijkwaardigheid, verbindt de SGP het thema aan religieuze identiteit. De SGP vraagt om meer budget voor educatie en herinneringscentra, terwijl de ChristenUnie wil dat jongeren verplicht een bezoek brengen aan het Nationaal Holocaustmuseum of een vergelijkbare herdenkingsplek.
Het CDA heeft de ambitie voor een Nationaal Historisch Museum losgelaten
Voorstellen voor een Nationaal Historisch Museum keren bij iedere verkiezingen weer terug, en dat is dit jaar niet anders. In 2005 presenteerden Jan Marijnissen (SP) en Maxime Verhagen (CDA) het plan, maar het kwam nooit van de grond. In 2021 werd het idee nieuw leven ingeblazen met een motie van Lilian Marijnissen (SP) en Pieter Heerma (CDA), maar tot een museum kwam het niet. De SP houdt het onderwerp levend en wil een Nationaal Historisch Museum dat ‘ons gezamenlijke verhaal’ vertelt, inclusief de donkere kanten van het verleden. Het CDA heeft de ambitie losgelaten, maar NSC neemt het stokje over met een voorstel voor een Nationaal Historisch Museum waarin ook regionale geschiedenis en nationale rampen aan bod komen. D66 wil geen specifiek museum, maar pleit wel voor een ‘nationaal museaal beleid’ met structurele steun voor musea die de veelzijdigheid van de Nederlandse geschiedenis tonen.
Koerswijziging van het CDA
Over het algemeen sluiten de visies van partijen op de geschiedenis aan bij hun positie in het politiek spectrum. De SP vormt daarop een uitzondering. Hoewel de partij kritisch reflecteert op het verleden, ziet zij geschiedenis ook als een verbindend middel; een nationaal verhaal dat verteld moet worden in een museum. De meest opvallende verschuiving op geschiedenisgebied is te zien bij het CDA: de partij beweegt van een nationalistisch-culturele koers naar een meer reflectieve benadering van geschiedenis en identiteit. Onder partijleider Sybrand Buma zette het CDA tussen 2010 en 2019 sterk in op nationale symbolen als de Nederlandse vlag en het volkslied. Buma wilde zelfs dat kinderen dagelijks het Wilhelmus zouden zingen op school. Maar nu kiest de partij onder Henri Bontenbal voor een genuanceerdere toon. De nadruk ligt nu op het behoud van ‘waardevolle culturele tradities’, maar met erkenning dat het verleden ook een schaduwzijde heeft.
