Home Muurteksten van Dutchbatters houden herinnering levend

Muurteksten van Dutchbatters houden herinnering levend

  • Gepubliceerd op: 20 februari 2023
  • Laatste update 14 jul 2023
  • Auteur:
    Ruurd Kok
  • 12 minuten leestijd
Dutchbat memorial center

In de voormalige Dutchbat-basis bij Srebrenica zijn nog muurteksten te zien die de Nederlandse militairen hebben aangebracht. Behandel deze sporen als een historische bron, betoogt archeoloog Ruurd Kok.

Eens was het de grootste accufabriek van Joegoslavië. Het ruime, door een hek omgeven fabrieksterrein met hallen en kantoorgebouwen diende vanaf februari 1994 als hoofdkwartier van Dutchbat: de drie opeenvolgende Nederlandse infanteriebataljons die onder VN-vlag werden uitgezonden ter bescherming van duizenden gevluchte moslims in de tot veilig gebied verklaarde enclave Srebrenica. De voormalige VN-basis ligt in Potočari, op zo’n zes kilometer ten noorden van het stadje waarvan de naam sinds de zomer van 1995 synoniem is voor de massamoord op duizenden moslimjongens en -mannen. Het door heuvels omsloten Srebrenica werd al drie jaar belegerd, toen de enclave op 11 juli 1995 werd ingenomen door Bosnisch-Servische troepen.

Ik bezoek Srebrenica voor het eerst in december 2022. Als archeoloog gespecialiseerd in oorlogssporen ben ik uitgenodigd voor een expertmeeting van internationale deskundigen. Over dezelfde weg waarlangs de duizenden mannen, vrouwen en kinderen werden afgevoerd, passeren we ongemerkt de grens van de voormalige enclave. De in grauwe wolkensluiers gehulde winterse heuvels maken het lastig hierin de plek te herkennen van de filmbeelden die gemaakt zijn in de brandende zon op die snikhete julidagen, ruim 27 jaar geleden.

Uitzicht vanaf de begraafplaats op de voormalige compound van Dutchbat, nu Srebrenica Memorial Center.
Uitzicht vanaf de begraafplaats op de voormalige compound van Dutchbat, nu Srebrenica Memorial Center.

De laatste rustplaats van 6721 slachtoffers van de genocide ligt tegenover de voormalige Dutchbat-basis waar honderden van hen een veilig toevluchtsoord hoopten te vinden. De gebouwen op de compound en de begraafplaats vormen samen het Srebrenica-Potocari Memorial Center for the Victims of the 1995 Genocide. Het herinneringscentrum werd ingericht na een lobby van overlevenden en op 20 september 2003 geopend. Een grote steen op de begraafplaats vermeldt het officiële aantal slachtoffers: 8372. Elk jaar bij de herdenking op 11 juli worden hier nog recent geïdentificeerde stoffelijke resten begraven.

In het voormalige Dutchbat-hoofdkwartier spreken de deelnemers aan de expertmeeting over vondsten en documenten die getuigen van de genocide. De verhalen over de slachtoffers staan centraal, maar het decor bevat stille getuigen van de Nederlandse aanwezigheid.

Afbladderende witte verf

Van een loods aan het pad naar de begraafplaats staan de hoge metalen deuren een beetje open. In een grote roestplek op de linker deur is zelfs van enige afstand nog duidelijk de verkleurde tekst leesbaar, die hier destijds met witte verf op werd geschilderd: ‘GEEN DOORGANG’. De onverwachte confrontatie met een Nederlandse tekst maakt meer indruk op me dan de keurige zwarte letters ‘HQ DUTCHBAT’ op het door een glazen overkapping beschermde betonblok bij de hoofdingang van de compound. De uit de losse pols geschilderde mededeling maakt dit onmiskenbaar tot een plek waar Nederlanders werkten. Blauwhelmen, die niet bij machte bleken de burgers te beschermen die aan hen waren toevertrouwd. Het is de eerste stille getuige van Dutchbat die me raakt in de twee dagen dat we te gast zijn in het Memorial Center.

Dutchbat slaapgebouw.
Opschrift op een deur van ‘Blue Hotel’, een loods die door Dutchbat gebruikt werd als slaapgebouw.

Meer teksten zijn te vinden in de grote productiehal die door Dutchbat gebruikt werd voor opslag en als garage. Op de afbladderende witte verf van de achterwand staan in donkergroene verf nog de voertuignummers, zoals ‘V50’ en ‘V49’. Achter een stapel metaal tegen een andere wand gaat een dichtgemetselde granaatinslag schuil.

In deze kille ruimte werden tussen 11 en 13 juli 1995 circa 6000 vluchtelingen opgevangen. Dutchbatters die in de loop der jaren hun herinneringen aan deze hal hebben gedeeld, spreken over het lawaai en de stank van de opeengepakte mensenmenigte. ‘Er hing een lucht van angstzweet, van de dood,’ herinnert een Dutchbatter zich in een van de 171 ‘soldatengesprekken’ die tien jaar later zijn gebundeld onder de titel Herinneringen aan Srebrenica. ‘De hal stonk na twee dagen naar verrotting en dood,’ zegt ook een chirurg die door fotograaf Friso Keuris werd geportretteerd in zijn boek Dutchbat III.

“Zo op het eerste oog hebben de vluchtelingen in de hal geen sporen nagelaten”

Zo op het eerste oog hebben de vluchtelingen in de hal geen sporen nagelaten. Al is te verwachten dat sommigen, wanhopig over hun lot, een boodschap of hun naam op een muur hebben gezet. Hun lotgevallen worden hier in beeld gebracht aan de hand van historische foto’s van het belegerde Srebrenica. En met een expositie van portretten van de moeders die zich al jaren onvermoeibaar inspannen om het verhaal van de genocide te blijven vertellen.

‘Zo lang de voorraad strekt’

Naast functionele aanduidingen zijn er ook teksten en schilderingen die een andere kant van het soldatenleven laten zien. Zoals in de Charlie Bar, waar een bouwdroger het vocht uit de muren trekt die door het kapotte dak jarenlang konden natregenen. Hier hebben drie Rotterdammers in 1994 onder de naam ‘De Ketelbinkies’ een wandschildering aangebracht met de kreet ‘Ech wel’ en Rotterdamse iconen als de Euromast, de Willemsbrug en het Feyenoord-logo. Een schildering in een andere hoek wekt de suggestie van een nachtelijk uitzicht vanuit een café.

De op de buitenzijde van de deur geschilderde menukaart toont verschillende vleesgerechten die voor Duitse marken verkrijgbaar waren, en geserveerd werden met ‘gekookte of gebakken aardappelen, patat en keuze uit drie soorten groenten’. Voor de lunch stond alleen de frituur aan. De opmerking ‘zo lang de voorraad strekt’ krijgt een zekere lading door de wetenschap dat Bosnisch-Servische troepen de bevoorradingskonvooien voor Dutchbat belemmerden. Op maandag-, woensdag- en vrijdagavond was er vanaf 21 uur ‘natuuruur’, waarop ongetwijfeld ‘natuurfilms’ werden vertoond.

Gerestaureerde muurschilderingen van Dutchbat in Srebrenica.
Gerestaureerde muurschilderingen in de Charlie Bar.

In de gangen tussen de fabriekshallen werden in die julidagen een paar honderd zieke en gewonde vluchtelingen verzorgd op stretchers en geïmproviseerde bedden. Ook was hier ruimte vrijgemaakt voor zwangere vrouwen. ‘Die vrouwen lagen daar zonder enige privacy op stretchers in een gangetje te bevallen,’ vertelt de eerder genoemde Dutchbat-chirurg in Herinneringen aan Srebrenica. Een Nederlands drieletterwoord op de muur getuigt van baldadigheid en de verveling die geïnterviewde Dutchbatters zich herinneren uit de maanden voor de val van de enclave.

Banaliteit

Op 13 juli kregen de vluchtelingen van Dutchbat te horen dat ze de compound moesten verlaten. Door deze gangen liepen ze vanuit de fabriekshal naar de uitgang, waarna mannen en vrouwen werden gescheiden en afgevoerd door de Bosnisch-Serviërs. Voordat ze vanuit de gang het daglicht in stapten, zagen ze rechts een wand vol bruine handafdrukken met de kreet ‘Handklap’. Op de wand ertegenover zijn naast enkele handafdrukken een zonnetje en een grote bloem geschilderd, met in hoofdletters ernaast ‘WILHELMUS’.

“Een Nederlands drieletterwoord getuigt van baldadigheid en verveling”

De banaliteit van de afbeeldingen en teksten staat in schril contrast met de vondsten die worden getoond in een ruimte naast de gang. De kleine hal waar Dutchbat zijn YPR-pantserrupsvoertuigen parkeerde, biedt nu plaats aan een tentoonstelling van conservator Azir Osmanovic. Op de begraafplaats had hij voorovergebogen op een knie leunend de naam van zijn broer aangewezen op een van de grote, schuingeplaatste steenplaten met de namen van alle slachtoffers. Onder de titel In the footsteps of those who did (not) cross presenteert hij de resultaten van zijn zoektocht naar sporen van de 12.000 tot 15.000 mannen en jongens die op 11 juli de heuvels in vluchtten.

Deze voettocht vanuit de enclave staat bekend als de ‘March of Death’. Op verschillende plaatsen langs het bijna honderd kilometer lange traject werd de vluchtelingenstroom aangevallen door Bosnisch-Servische militairen. Alleen al bij de eerste hinderlaag werden circa duizend mensen gedood. Hierna viel de groep uit elkaar. De eerste vluchtelingen wisten binnen zes dagen de vrijheid te bereiken, anderen hielden zich maandenlang verborgen in de heuvels. De laatsten arriveerden in april 1996 in veilig gebied, maanden na het ondertekenen van de Akkoorden van Dayton waarmee een einde kwam aan de oorlog in Bosnië.

Honderden schoenen

Op aanwijzingen van overlevenden onderzoekt Osmanovic met zijn team plekken langs de vluchtroutes om persoonlijke bezittingen te verzamelen. Soms moeten ze uren door het bos lopen om de onherbergzame plekken te bereiken waar mensen zich verborgen hielden. Centraal in de expositie ligt een uitstalling van honderd gevonden schoenen, gympen en (rubber)laarzen in uiteenlopende maten – de meeste versleten, sommige provisorisch gerepareerd. Naast schoeisel en kleding zijn ook pannen te zien en andere gebruiksvoorwerpen als een wekker, een transistorradio en zelfs een kacheltje. Het is haast onmogelijk de oorspronkelijke eigenaren te achterhalen, maar de bezittingen ontlenen hun zeggingskracht aan de verhalen van overlevenden en dragen bij aan het reconstrueren van hun vlucht, aldus het gidsje bij de tentoonstelling.

Gevonden schoenen van Dutchbat in Srebrenica.
Installatie van gevonden schoenen in de expositie In the footsteps of those who did (not) cross.

Later neemt Osmanovic ons mee naar enkele van de beter bereikbare plekken langs de belangrijkste route, zoals de locaties van de tweede en derde hinderlaag, beide gemarkeerd met een gedenksteen. De tweede hinderlaag vond plaats op de plek waar de route uit het bos komt. Op de steile helling onder het monumentje heeft Osmanovic ook spullen verzameld, waaronder een kompas, brillen en een kinderschoen. Verderop staat langs een bospad een houten huisje. Achter een deurtje met Bosnische vlag liggen enkele schoenen en een verroest conservenblik. Het is gemaakt door een teruggekeerde overlevende, als een soort schrijn voor persoonlijke spullen die wandelaars langs de route vinden.

Jaarlijks komt hier begin juli de driedaagse Vredesmars langs, waarbij deelnemers in omgekeerde richting van Tuzla naar Srebrenica lopen. De tweede nacht kamperen de wandelaars een paar honderd meter verderop, op een veld tegenover de markering van de derde hinderlaag. Hiervandaan vertrekken ze voor het laatste stuk naar Srebrenica, waar de Vredesmars op 10 juli eindigt, daags voor de jaarlijkse herdenking op de begraafplaats.

Onbedoelde dialoog

De ruim duizend vondsten die Osmanovic sinds november 2019 heeft verzameld, worden bewaard in archiefkasten op de eerste verdieping van het voormalige kantoorgebouw van de accufabriek. Met latexhandschoenen toont een medewerker enkele voorwerpen uit plastic voorraaddozen. Ook hier gaan de vondsten onbedoeld een dialoog aan met teksten op de muren.

In dezelfde ruimte herinneren aanduidingen aan het Dutchbat-hospitaal dat er was ondergebracht. Verschillende adjudant-onderofficieren die op de OK en de röntgenafdeling werkten, hebben met stift hun naam op de muur geschreven. Enkelen van hen zetten hun naam en functie ook op de witte tegels in de ruimte erachter, naast de tekening van een slangachtig beest dat achter een deurpost vandaan komt. De namen maken het mogelijk de muurteksten te koppelen aan andere bronnen, zoals de getuigenis van een röntgenlaborant in het NIOD-rapport.

Een verdieping lager is op de afbladderende verf van een leeg vertrek met moeite het restant van een verslag leesbaar. Het grootste deel van de tekst is al verdwenen, maar de laatste regels zijn grotendeels bewaard gebleven:

‘3 april 1994
ammunition is starting to run out
17.00 5 april 1994
the punishment starts Srebrenica is pounded
by the Serbian artillery. During the night …
19.00 6 april 1994
convinced that reinforcements are ..
the 11th staf and bravo company’

De data en de aanduiding ‘11th’ wijzen op iemand van het 11e Infanteriebataljon Luchtmobiel, de eenheid die eind februari 1994 als Dutchbat I vertrok naar Srebrenica. Het verslag start op de dag van aankomst, blijkt uit eerdere foto’s van de verdwenen beginregels. Op dat moment zaten 30.000 tot 40.000 vluchtelingen uit Oost-Bosnië al ruim twee jaar opgesloten in het stadje. Hier biedt de muurtekst een unieke bron over de val van de enclave.

Zielenroerselen

De muurschilderingen en tekeningen hebben eerder aandacht getrokken. Fotograaf Sake Elzinga exposeerde in de zomer van 2015 een serie foto’s bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork. ‘Dutchbat Graffiti’ toonde vooral de namen en emblemen van verschillende legeronderdelen. Foto’s van de graffiti worden permanent getoond in Gallery 11/07/95 in Sarajevo. Directeur en fotograaf Tarik Samarah maakte zelf opnamen kort na de oorlog en ziet de soldatengraffiti als metafoor voor de onverschilligheid van de internationale gemeenschap. In zijn museum is ook Bosnian girl te zien, het werk dat de Bosnische kunstenaar Šejla Kamerić in juli 2003 maakte: een zelfportret met daarop de kwetsende muurtekst van een Nederlandse blauwhelm over Bosnische vrouwen.

De muurteksten op de compound zijn echter nooit systematisch onderzocht. Ze vormen een onderbelichte en kwetsbare bron, die niet alleen inzicht geeft in het gebruik van de gebouwen, maar ook in het dagelijks leven en de belevingswereld van de Dutchbatters. De potentie van nader onderzoek blijkt uit de herinnering van een luitenant-kolonel die als psycholoog bij de militaire GGZ werkte. Deze ‘dip-doc’ vertelde aan fotograaf Friso Keuris: ‘Ik toetste de stemming van de manschappen in Srebrenica en Potočari. Een goede manier daarvoor was om de wacht op de wachttorens te bezoeken. Op de wanden krasten of schreven de militairen wat hen zo bezighield. Het waren teksten waar de onvrede, onmacht, frustraties en verlangens vanaf spatten.’

“De muurteksten op de compound zijn nooit systematisch onderzocht”

De wachttorens op de compound zijn allang verdwenen, maar er moeten ongetwijfeld meer plekken zijn waar Dutchbatters hun zielenroerselen aan de muren hebben toevertrouwd. Net als de teruggevonden bezittingen van slachtoffers zijn deze teksten sporen van wat zich in Srebrenica heeft afgespeeld, ook al tonen ze elk een andere kant van de geschiedenis. De vraag is hoelang die getuigenissen van de mislukte vredesmissie nog bewaard blijven op de afbladderende muren.

Met dank aan Sven Maaskant (NIMH) en Dion van den Berg (PAX).