Home Esperanto moest een taal voor de vrede worden

Esperanto moest een taal voor de vrede worden

  • Gepubliceerd op: 23 sep 2025
  • Update 23 sep 2025
  • Auteur:
    Guido van Hengel
Ludwik Lejzer Zamenhof

Als iedereen dezelfde taal sprak, zou er nooit meer oorlog zijn. Tenminste, dat hoopte Ludwik Lejzer Zamenhof, de bedenker van het Esperanto. Hij werd geboren in een Joods getto in het Russische deel van Polen. ‘Niemand heeft zo sterk behoefte aan een neutrale menselijke taal als een Jood.’

‘Saluton! Kia estas la vetero?’ Op het eerste gehoor klinkt het Esperanto als een zuidelijke taal. Wie niet beter weet zou denken dat het gaat om een dialect van het Italiaans of het Spaans. De taal is echter niet bedacht onder de mediterrane zon, maar in de Joodse getto’s van het tsaristische Rusland. Haar geschiedenis begint bij Ludwik Lejzer Zamenhof, een man die streefde naar grenzeloze solidariteit in een tijd van nationalisme, en die zocht naar vrede in een tijd van oorlog.

Vul uw e-mailadres in en download direct deze special:
Ontvang de special en elke week historische duiding bij het nieuws, boekrecensies en aanbiedingen.

In de negentiende eeuw was oostelijk Europa staatkundig overzichtelijk. De politieke structuur was er een van veelvolkerenrijken. In het Ottomaanse, Russische en Habsburgse Rijk heersten de sultan, de tsaar en de keizer over een veelvoud van volkeren, etniciteiten en religieuze gemeenschappen. Na de napoleontische oorlogen bloeide ook daar het nationalisme op en de structuur van gemêleerde veelvolkerenrijken begon barsten te vertonen. Vooral in Midden-Europa emancipeerden de Tsjechen, Slowaken, Polen, Kroaten en andere Slaven zich door in hun eigen taal te gaan dichten, schrijven, onderwijzen en publiceren. De door God gezonden heersers hadden het er druk mee. Hoewel tsaar Alexander II het lijfeigenschap had afgeschaft en andere liberale hervormingen doorvoerde, was hij in 1863 genadeloos geweest voor de Poolse separatisten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

In deze troebele tijd kwam Ludwik Lejzer Zamenhof ter wereld, in Białystok. Deze stad ligt tegenwoordig in Polen, maar behoorde toen tot het Litouwse deel van het Russische Rijk. Op straat werd Pools, Russisch, Belarussisch, Duits en Litouws gesproken, en meer dan de helft van de bevolking communiceerde ook in het Jiddisj. Hoewel er enige cohesie was, leefden de verschillende gemeenschappen toch vooral langs elkaar heen. De grondtoon was er een van wantrouwen en misnoegen – mede ingegeven door de wreedheid en willekeur van het tsaristische regime. De Joden moesten bovendien altijd vrezen voor pogroms, die met regelmaat plaatsvonden. Bescherming was er niet of nauwelijks.

Een winkelstraatje in Zamenhofs geboorteplaats Bialystok
Een winkelstraatje in Zamenhofs geboorteplaats Bialystok, 1915.

Zamenhof was een kind van intellectuele, geassimileerde Joden. Over zijn jeugd in de provinciestad schreef hij later: ‘Ik werd opgevoed als een idealist; mij werd geleerd dat alle mensen broeders waren, en ondertussen, op straat, op het plein, gaf alles bij elke stap me het gevoel dat de mensen niet bestonden, alleen Russen, Polen, Duitsers, Joden, enzovoort. Dit was altijd een grote kwelling voor mijn kinderlijke geest. […] Ik bleef mezelf voorhouden dat ik dit kwaad zeker zou vernietigen als ik groot was.’

Intellectuele debatten

Hoe identificeerden de Joden zich in deze Babylonische omgeving? De niet-Joodse nationale gemeenschappen engageerden zich rondom de taal, en streefden naar zelfbeschikking en autonomie. Voor de Joden was dat niet zo vanzelfsprekend. Veel Joden uitten zich in de talen van hun omgeving (Russisch, Duits, Pools) en spraken onderling in het toen nog nauwelijks gestandaardiseerde ‘jargon’: het Jiddisj. In de sjoel lazen ze het Hebreeuws, een dode taal. Sommige Joden pleitten voor volledige assimilatie, anderen voor een vorm van culturele afzijdigheid, en weer anderen droomden van een Joodse staat, al dan niet in Palestina.

Lejzer Zamenhof schreef in 1905 aan een Franse esperantist dat hij nooit een eigen taal had gemaakt, als hij geen ‘Jood uit het getto’ was geweest. ‘Niemand,’ zo stelde hij, ‘kon de behoefte aan een nationale, neutrale menselijke taal zo sterk voelen als een Jood.’ Zijn zoektocht naar een overstijgende identiteit bracht hem aanvankelijk naar Moskou, waar hij medicijnen studeerde, maar ook deelnam aan Joodse intellectuele debatten.

Ludwik Lejzer Zamenhof met de Esperanto-ster op zijn revers
Ludwik Lejzer Zamenhof met de Esperanto-ster op zijn revers.

In 1882 schreef hij in een van zijn eerste nog overgeleverde artikelen, voor het Russische Rassjet (Dageraad), over de pogroms die plaatsvonden in Warschau en elders. Hij pleitte voor een aparte Joodse staat, zij het niet in Palestina. Dat lag immers (nog) in het Ottomaanse Rijk en er woonden andere volkeren. Beter, zo suggereerde hij, was het om een Joodse staat te stichten in Amerika, aan de ‘oevers van de Mississippi’. Later stelde hij zijn mening bij en steunde hij het zionisme, zij het niet voor lang. De eeuwige vijandigheid en Europese haat tegen de Joden weigerde hij in culturele termen te zien: het bleef een intermenselijk probleem, dat vroeg om een intermenselijke oplossing.

En die oplossing vond hij, geheel in de geest van die tijd, in de taal. In Warschau had hij het gymnasium doorlopen, waar hij de dode talen Latijn en Grieks had geleerd, maar ook het levende Engels. Van zijn vader, die talen doceerde, had hij Frans en Duits meegekregen. Thuis sprak hij Russisch, in de wijk Jiddisj, en op straat Pools. Maar in zijn geest vormde hij zich een andere taal – eenvoudiger, en vooral: nieuwer, zonder culturele bagage. Een taal voor de toekomst.

Poster voor het 21ste Spaanse Esperantocongres
Poster voor het 21ste Spaanse Esperantocongres op 21-23 juli 1960 in Pontevedra.

Voor veel twintigste-eeuwse esperantisten is Zamenhof een soort heilige, een icoon. Daardoor heeft het verhaal van zijn taalkundige bouwsels ook iets episch gekregen – een sprookje. Zo zie je voor je hoe hij in zacht, vriendelijk licht, op zijn negentiende verjaardag een groep vrienden uitnodigde en daar zijn nieuwe taal – de lingwa universala – presenteerde. Samen zongen zij een gedicht, in het proto-Esperanto: ‘La tot’ homoze in familje/ konunigare so debá’ (‘De gehele mensheid moet zich/ in een familie verenigen’).

Voor esperantisten was Zamenhof een heilige

Mogelijk waren zijn vrienden ontroerd en speelden ze het spel mee. Veel zouden ze er verder niet mee doen, met die zelfbedachte taal. Maar voor Zamenhof was de lingwa universala een ernstige zaak. Nadat hij zijn studie in Moskou en Warschau had afgerond, probeerde hij in Polen en Litouwen te werken als arts – wat hem niet goed afging. Zakelijk instinct had hij niet. Aan de horizon zag hij de droom van een universele mensentaal, maar met zijn beide benen op de grond ploeterde hij door het leven.

Hulp uit Frankrijk

Zijn huwelijk bood, voor even, een oplossing. In Moskou had hij zijn vrouw Klara Zilbernick ontmoet, die stamde uit een rijke, Joodse familie van zeepfabrikanten. Dankzij het geld van zijn schoonvader kon hij in 1887 een eerste pamflet publiceren, waarin hij de nieuwe taal wereldkundig maakte aan de hand van gedichten, een vertaling van het Onzevader en een woordenlijst. Om zijn werk als arts niet te veel te schaden, publiceerde hij onder het pseudoniem ‘Doctor Esperanto’, wat zoiets betekent als ‘hij die hoopt’. 

Het pamflet bereikte lezers, en niet alleen in Rusland. In de eerste twee jaar na het verschijnen werd het Unua Libro (‘Eerste boek’) door heel Europa vertaald en verspreid in het Duits, Hebreeuws, Jiddisj, Zweeds, Lets, Deens, Bulgaars, Italiaans, Spaans, Frans, Tsjechisch en Engels. Enthousiastelingen formeerden vertaal- en leesclubs, en gingen elkaar brieven schrijven in deze nieuwe, frisse ‘taal van Esperanto’.

Vier Nederlandse socialisten zijn in 1936 naar een conferentie in Manchester gefietst. Een van hen draagt de tekst ‘Wereldvrede voor Esperanto’
Vier Nederlandse socialisten zijn in 1936 naar een conferentie in Manchester gefietst. Een van hen draagt de tekst ‘Wereldvrede voor Esperanto’.

De tijdgeest was ernaar. Het einde van de eeuw naderde, en hoewel het natuurlijk nergens op slaat, worden mensen toch nerveus bij een jaartal dat eindigt op twee nullen. Bovendien was de wereld door nieuwe communicatie- en transportmiddelen zo ontzettend snel veranderd, dat het idee voor een compleet nieuwe taal er ook nog wel bij kon. De taal ‘van de hoop’ bood perspectief in de onrustige, onzekere samenlevingen van Europa.

Zamenhof had weinig talent voor het dagelijks leven. Hij kon zichzelf en zijn gezin nauwelijks voeden. Zijn leven in de Joodse wijk van Warschau was droevig en arm aan luister. Nadat het tijdschrift La Esperantisto een vertaling van een stuk van Leo Tolstoj over burgerlijke ongehoorzaamheid had gepubliceerd, verboden de Russische autoriteiten de verdere verspreiding van het blad. In Rusland was het Esperanto niet veilig.

Premier Willem Drees opent het 39ste Esperanto wereldcongres
Premier Willem Drees opent het 39ste Esperantowereldcongres in Haarlem, 1954.

In West-Europa lag dat anders. Een paar Franse intellectuelen hadden de taal omarmd en correspondeerden met de uitvinder in Warschau over taalkundige aanpassingen. De nog vrij jonge linguïst Louis de Beaufront wierp zich op als de ‘tweede man’ van het Esperanto, maar dan in het Westen. Deze Franse energie is achteraf bezien cruciaal gebleken voor het overleven van de taal. Na een eerste ad hoc samenkomst in Calais in 1904, kwam het een jaar later tot een heus congres – in de Noord-Franse kustplaats Boulogne-sur-Mer. Nadat allerlei lieden van diverse pluimage in heel Europa in het Esperanto hadden geschreven en gelezen, zou dan eindelijk dat gebeuren waarvoor talen van nature bedoeld zijn: het spreken.

Bezoekers van het eerste Esperantowereldcongres
Bezoekers van het eerste Esperantowereldcongres in Boulogne-sur-mer, augustus 1905.

Om en nabij zevenhonderd esperantisten uit zo’n twintig landen kwamen naar het eerste Esperanto-congres. Ook Zamenhof was helemaal vanuit Warschau gereisd om een toespraak te houden. Van tevoren had hij laten weten niet in het centrum van de belangstelling te willen staan, en zeker niet toegejuicht te willen worden. Maar daar had hij geen invloed op. Zijn rede in het Esperanto, vol mystieke visioenen (‘fantomen zweven in de lucht, het beeld van een toekomstige tijd, een nieuw tijdperk’), ontving een donderend applaus. De majstro werd toegejuicht, en de esperantisten toonden hem eer: Vivu Zamenhof!

De Franse organisatoren bezagen het met gemengde gevoelens. Zij wilden een nieuwe, simpele en functionele taal verspreiden, geen zweverige ideologie. Ook hadden de cartesiaans geschoolde, rationele taalkundigen niet veel op met de spirituele toon van de Oost-Europese, stoffige, bijziende Zamenhof. De Dreyfus-affaire lag veel Fransen nog vers in het geheugen. Liever zagen ze een ander boegbeeld. Iemand die er niet zo Joods uitzag.

De Fransen wilden een functionele taal, geen zweverige ideologie

Enthousiaste jongeren  

Deze tegenstelling tussen enerzijds een vernuftig taalkundig spel en anderzijds een Grote Droom voor de Mensheid zou het Esperanto altijd blijven achtervolgen – wellicht tot op de dag van vandaag. Het gaat te ver om hier alle taalkundige haarkloverij en interne strijd uit de doeken te doen, al volstaat het om te zeggen dat er al snel een afsplitsing van het Esperanto kwam. Deze taal, het Ido, was bedoeld als een (nog meer) versimpelde versie van het Esperanto, en was ontdaan van universalistische franje. De idisten, onder wie ook de voormalige ‘tweede man’ De Beaufront, kwamen met name uit West-Europa en misten waarschijnlijk de ook existentiële nood van een wereldtaal, die Zamenhof had ervaren in de Joodse getto’s van Rusland.

Het Ido was een versimpelde versie van het Esperanto

Vanaf 1905 hielden de esperantisten elk jaar een congres, en elk jaar kwamen er meer mensen op af. De frisse energie sprak vooral tot de verbeelding van Europese jongeren, die dachten voorbij de ideologieën. Voor hen was het Esperanto meer dan een taal alleen. In 1906 had Zamenhof in Genève op het Esperanto-congres gesproken over de pogroms die toen plaatsvonden in zijn geboorteplaats Białystok: ‘Haal de muren neer, haal ze neer, de muren tussen de volkeren; geef hun de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten en op neutrale basis met elkaar te communiceren, en pas dan zal er een einde komen aan de wreedheden die we nu op verschillende plaatsen zien gebeuren.’ Een paar jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit.

Esperanto-enthousiastelingen in Praag
Esperanto-enthousiastelingen op het Wereldcongres in Praag, 1921.

Van 1914 tot 1918 konden de esperantisten weinig omdat de grenzen gesloten waren en de landen in oorlog een internationalistische taal wantrouwden. In 1917 overleed Zamenhof in het door Duitse troepen bezette Warschau. Zijn woorden van een universele vrede resoneerden met de vredesgedachten die uiteraard vooral na de oorlog alom gedeeld werden. Na de wapenstilstand van 1918 kon er een nieuw begin worden gemaakt.

Bij de oprichting van de Volkenbond was er zelfs sprake van een keuze voor Esperanto als de lingua franca. De Japanse diplomaat Inazō Nitobe schreef een positief rapport over deze mogelijkheid, dat echter, door druk van de Franse diplomaten, nooit werd omgezet in tastbaar beleid. Het Frans was toen nog een heel internationale taal, zeker in Europa, en dat wilden de Fransen graag zo houden.

Deel van een Japanse religie

Het Esperanto is belangrijk voor de Japanse religie Oomoto, die ontstond nadat in 1892 een ongeletterde weduwe, genaamd Deguchi Nao, een visioen kreeg en meer dan tweehonderdduizend pagina’s aan profetieën schreef. Oomoto is, anders dan de meeste Japanse religies, monotheïstisch en verwijst naar één universele godheid, een soort oerbron waaruit alle wijsheid komt. Binnen de Oomoto-beweging wordt veel in het Esperanto gepubliceerd en de volgers beschouwen Lejzer Zamenhof als een soort engel. In de jaren dertig maakten Japanse nationalisten jacht op Oomoto-aanhangers en vernielden hun tempels. De reden daartoe was vooral hun internationalisme en hun alternatieve visies op de keizer.

Poster in het Esperanto tegen het internationale fascisme
Poster in het Esperanto tegen het internationale fascisme, september 1936.

Groot gevaar

Hoewel de esperantisten het momentum van de Volkenbond niet hadden kunnen verzilveren, beleefden ze na de oorlog goede jaren. Zelfs tot in Japan en China werd er Esperanto gesproken, en Bahá’u’lláh, de van oorsprong Perzische stichter van het Baháʼi-geloof, omarmde Esperanto als een taal met voor hem vergelijkbare, universele ambities. Lidia Zamenhof, de charismatische dochter, reisde door Amerika en gaf honderden Esperanto-lessen.

Maar een nieuwe wereldoorlog was aanstaande. Het zal niet verbazen dat de nationaal-socialisten geen warme gevoelens koesterden voor de taal van een Russische Jood met pacifistische idealen. Hoewel er in de jaren twintig ook wel nazi’s waren die probeerden zich het Esperanto toe te eigenen, was er geen toekomst voor Zamenhofs taal in het Derde Rijk. Joseph Goebbels noemde het de ‘taal van communisten en Joden’ en na een verbod liepen de esperantisten groot gevaar.

Esperanto na 1945

Toen in 2015 de populaire taal-app Duolingo een cursus Esperanto lanceerde, registreerden zich alleen al in de eerste week meer dan 20.000 komencantoj. Het Esperanto is na de Tweede Wereldoorlog nooit echt groter geworden, maar ook nooit ten onder gegaan. Tijdens de Koude Oorlog en tot op heden vonden er elk jaar congressen plaats, en bleven de esperantisten schrijven en vertalen. Linguïsten en pedagogen bestuderen het Esperanto. Niettemin is het grote idealisme niet meer zo vurig als in de dagen van Zamenhof. Zeer weinig esperantisten geloven nog dat de taal ooit zal functioneren als een internationale lingua franca.

Franse cursisten krijgen les in Esperanto
Franse cursisten krijgen les in Esperanto, 2013.

In de Sovjet-Unie lagen de zaken ingewikkelder. Na de Oktoberrevolutie hadden de bolsjewieken de esperantisten in principe en voorlopig nog met rust gelaten, al zagen Lenin en consorten weinig heil in de internationale taal. Niettemin bestond er in de Sovjet-Unie nog enige jaren een officiële Esperanto-Unie, die probeerde de al bestaande Esperanto-netwerken te misbruiken voor de wereldrevolutie, spionage en verraad. Jozef Stalin moest echter niets hebben van de esperantisten en beschouwde hen als ‘kosmopolieten’ – een nauwelijks eufemistische term voor Joden. Tijdens de Grote Zuiveringen van de jaren dertig liet hij niets heel van de Esperanto-beweging: leden kregen de kogel of verdwenen in de Goelag.

Een vergelijkbaar lot trof de familie Zamenhof. Nadat in 1939 het huis in Warschau tot ruïne was gebombardeerd, arresteerden de bezetters Lejzers kinderen Zofia en Adam (en zijn vrouw Wanda). Lidia, die was teruggekeerd uit de Verenigde Staten, werd ook gearresteerd. Toen in januari 1940 leden van het Poolse verzet een nazi-officier hadden doodgeschoten, haalden de nazi’s vijftig gedetineerden uit de gevangenis en schoten die, bij wijze van vergeldingsactie, dood. Adam was een van hen. In 1942 werden Lidia, Wanda en Zofia in Treblinka vermoord. Waarschijnlijk vergast. Lejzer Zamenhof had de rassenhaat die hij had meegemaakt in zijn jeugdjaren in Białystok niet kunnen vernietigen – niet voor zijn kinderen, en niet voor de mensheid.

Meer weten:

  • Een wereldtaal (2004) door Marc van Oostendorp is een helder overzichtswerk.
  • Bridge of Words (2016) door Esther Schor is een historisch en een persoonlijk onderzoek.
  • Dangerous Language: Esperanto under Hitler and Stalin (2020) door Ulrich Lins gaat over de onderdrukking van het Esperanto.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2025

Nieuwste berichten

Vrouw wordt kaal geschoren, Rotterdam (1945)
Vrouw wordt kaal geschoren, Rotterdam (1945)
Nieuws

Hoe wordt een foute vrouw weer goed?

Vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden met de bezetter, werden na de bevrijding geïnterneerd. De meesten mochten na een jaar zonder veroordeling naar huis, maar bleven onder toezicht van een reclasseringsambtenaar. Wat was het doel van de reclassering? Wanneer vond de overheid dat ‘foute’ vrouwen waren veranderd in ‘goede’ vrouwen? Dat heeft historicus Lieke Speerstra uitgezocht op...

Lees meer
Middeleeuwse monnik drinkt stiekem bier
Middeleeuwse monnik drinkt stiekem bier
Interview

Middeleeuwers dronken bier, want water was voor dieren

‘We kunnen beter bier drinken, net als in de Middeleeuwen,’ grapten Utrechters toen hun kraanwater ondrinkbaar werd door besmetting met een bacterie. In de Middeleeuwen dronken iedereen inderdaad bier, zegt historicus Leendert Alberts. Dat had niet met vervuild water, maar met status te maken. Vóór 1600 hadden inwoners van de Lage Landen weinig andere keuze...

Lees meer
De Amerikaanse gangster Al Capone
De Amerikaanse gangster Al Capone
Recensie

Overheden creëren onbedoeld markten voor misdadigers

Naarmate staten beter zijn georganiseerd en meer wetten maken, raken er ook steeds meer zaken verboden. En dat is een kolfje naar de hand van de georganiseerde misdaad, zo laat Mark Galeotti zien in Homo criminalis. Misdadigers verdienen juist aan handel in zaken die de overheid heeft verboden. Dat was vroeger zo en dat is...

Lees meer
Anti-Immigratie demonstratie escaleert in Den Haag
Anti-Immigratie demonstratie escaleert in Den Haag
Recensie

Historicus heeft kritiek op Rosan Smits: fascisme is geen inhoudsloze strategie

In haar boek Dit is fascisme waarschuwt politicoloog en journalist Rosan Smits voor uiterst rechtse ondermijning van de democratie. De waarschuwing is terecht, maar zij gebruikt het begrip ‘fascisme’ te gemakzuchtig in de ogen van expert Robin te Slaa. Fascisme is geen inhoudsloze machtspolitiek, zoals Smits beweert, maar een echte ideologie. Er zijn weinig boeken...

Lees meer
Loginmenu afsluiten