Wie nu terugkijkt op zijn leven, heeft het gevoel dat er veel is veranderd. Maar voor 1800 vonden mensen juist dat veel hetzelfde bleef. Zo blijkt uit de studie van Arianne Baggerman naar Nederlandse dagboeken en autobiografieën.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw haalde onderwijzer en schrijver Cor Bruijn, bekend van Sil de strandjutter, herinneringen op aan zijn jeugd in Wormerveer, waar hij in een huis aan de Zaan had gewoond. ‘Een der schoonste plekjes op aarde was het daar inderdaad, toen! Nu niet meer. Een niets ontziende geest van verkeerde zakelijkheid heeft er veel verknoeid.’ Bruijn was geboren in 1883 en in zijn jongensjaren begonnen de Zaanse molens in hoog tempo plaats te maken voor walmende fabrieken. Maar in Bruijns geboortejaar blikte de in 1819 geboren politicus J.P.J.A. van Zuylen van Nyevelt terug op de wereld van zijn jeugd, om te constateren dat die in veel opzichten nog op de zeventiende eeuw had geleken en radicaal anders was geweest dan het Nederland van eind negentiende eeuw.
Het is tegenwoordig niet opmerkelijk dat wie op latere leeftijd terugblikt het gevoel heeft uit een heel andere wereld te komen, maar in De storm die wij vooruitgang noemen laat Arianne Baggerman zien dat dit verschijnsel is ontstaan in de negentiende eeuw. Uit haar even imposante als leesbare studie naar Nederlandse dagboeken en autobiografieën uit de periode 1750-2000 wordt duidelijk dat wie vóór 1800 de balans opmaakte, niet het idee had dat er fundamenteel veel veranderd was. De steden, het platteland, de vervoersmiddelen, de omgangsvormen, de politiek en de cultuur van pakweg 1770 leken niet zo heel verschillend van die van 1720. Maar wie in 1820 terugblikte, keek al terug op een periode van tumultueuze politieke veranderingen, zoals de Patriottentijd, de Bataafse Republiek en het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden. En toen moest de Industriële Revolutie nog beginnen.
De verschuiving van een cyclisch tijdsbesef naar een lineair perspectief, waarin het heden sterk verschilt van het verleden en de toekomst helemaal open lijkt te liggen, is een van de boeiende aspecten die Baggerman in dit fraai geïllustreerde boek belicht. Naast autobiografieën, die altijd terugblikken, heeft ze ook dagboeken bestudeerd, waarin de auteurs als het ware ‘met de tijd meeschrijven’. En hierin zijn verschuivingen te constateren, waarbij vooral processen een rol spelen als individualisering, secularisering en een sterkere betekenis die aan het gevoelsleven wordt toegekend. Hiermee heeft Baggerman niet alleen de ontwikkelingen binnen het genre van egodocumenten beschreven, maar tevens een bijdrage geleverd aan de Nederlandse mentaliteitsgeschiedenis.
De storm die wij vooruitgang noemen. Tijd, tempoversnelling en de transformatie van Nederland in egodocumenten, 1750-2000
Arianne Baggerman
591 p. Panchaud, € 34,90

