Home Dossiers Tweede Wereldoorlog De mythe van de schuldige omstander

De mythe van de schuldige omstander

  • Gepubliceerd op: 14 april 2020
  • Laatste update 11 mrt 2024
  • Auteur:
    Teun Willemse
  • 11 minuten leestijd
Cohen tijdens de deportatie van Joden
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

In Wij weten niets van hun lot onderzocht Bart van der Boom wat Nederlandse omstanders van de Jodenvervolging wisten, en welke rol onwetendheid speelde in hun handelen. Acht jaar na het winnen van de Libris Geschiedenis Prijs verschijnt een heruitgave van het boek met daarin een nieuw nawoord, waarin Van der Boom ingaat op de discussie die over het boek ontstond. ‘Het antwoord dat mensen egocentrische lafaards zijn vind ik simplistisch.’

Wij weten niets van hun lot is een reactie op de mythe van de schuldige omstander. Hoe luidt die mythe?
‘Dat is het idee dat Nederlandse omstanders tijdens de Tweede Wereldoorlog onverschillig waren over de Jodenvervolging. Het gaat daarbij niet zozeer om schuld, maar om de implicatie van wat mensen van de vervolging vonden. De redenering is vaak dat het mensen niet interesseerde, aangezien ze zich er niet tegen verzetten en er zelfs aan meewerkten.

Het idee dat er maar één reden kan zijn dat mensen niet in verzet kwamen – dat het hen niet genoeg kon schelen of dat ze niet moedig genoeg waren – is volgens mij een fundamentele denkfout. De Jodenvervolging is achteraf zo’n heldere misdaad dat we het nu zien als een duidelijke test van altruïsme. Maar daarin schuilt de veronderstelling dat het duidelijk was wat men moest doen om de Joden te helpen.

De Jodenvervolging is achteraf zo’n heldere misdaad dat we het nu zien als een duidelijke test van altruïsme.

Die veronderstelling klopt niet. Het beste bewijs daarvoor is dat veel slachtoffers niet wisten wat ze doen moesten. De vraag wat de beste keuze was – onderduiken, verzet plegen of gehoorzamen – was ingewikkeld. Het is dus geen simpele test van altruïsme: mensen met de beste bedoelingen die niet laf of antisemitisch waren konden toch denken dat gehoorzaamheid de minst slechte keuze was. Dat ligt maatschappelijk moeilijk, maar historisch gezien is het verhelderend.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel lees je de voorgeschiedenis van het nieuws van vandaag. Maak nu een maand kennis voor maar €1,99.

U onderzocht wat omstanders van de Jodenvervolging wisten aan de hand van hun dagboeken.
‘Het is moeilijk te zeggen welke motieven voor omstanders het belangrijkst waren om niet in actie te komen. In dagboeken lees je dat betrokkenen moeilijk konden vaststellen of verzet in het belang van de slachtoffers was, iets waarvan wij achteraf denken dat het glashelder is. Als dat echt duidelijk was geweest had je dat aan het gedrag van de slachtoffers kunnen zien. Dan hadden alle Joden willen onderduiken, maar dat gebeurde niet.’

Dan had de Joodse Raad misschien andere adviezen gegeven?
‘Vaak denkt men dat de Joodse Raad alleen zijn eigen hachje wilde redden. Dat is slechts een deel van het verhaal. Je ziet bij de Joodse Raad dat mensen die zich hun hele leven hebben ingezet voor de Joodse gemeenschap toch kunnen denken dat gehoorzaamheid de minst slechte strategie is.’

Wat moesten mensen weten om ‘genoeg’ te weten over wat er met de Joden gebeurde?
‘Dat is een ingewikkelde grens, en daar heb ik een keuze in moeten maken. Volgens mij ligt die grens bij de realisatie dat deportatie even gevaarlijk of gevaarlijker was dan onderduiken. Ik kom tot de conclusie dat mensen dat niet wisten, omdat zij dachten dat deportatie een soort gedwongen emigratie was, een vorm van ballingschap. Die termen zie je veel terug in dagboeken.

Mensen wisten wel dat het er hard aan toe zou gaan, maar gingen ervan uit dat aan de andere kant van de treinreis een ander bestaan begon. Dat was ongetwijfeld een zwaar en angstaanjagend bestaan, maar mensen wisten niet dat verreweg de meeste Joden onmiddellijk naar de gaskamer gingen.’

U verzet zich in Wij weten niets van hun lot ook tegen de term ‘grijs’, waarom?
‘Chris van der Heijden stelt in zijn boek Grijs Verleden dat de meeste Nederlanders passief waren en het wel best vonden zolang ze zelf geen last hadden van de bezetting. Hij suggereert heel sterk dat de anti-Duitse stemming pas later kwam. Uit dagboeken blijkt dat die redenering niet klopt: de anti-Duitse consensus was enorm breed. Mensen in wiens levens weinig veranderde waren toch anti-Duits en obsessief met de bezetting bezig. Dat laat zien dat je gedrag niet één op één kunt vertalen naar gedachten. Mensen gedroegen zich misschien grijs, maar ze dachten zwart-wit.’

Er ontstond veel discussie over Wij weten niets van hun lot. Had u dat in deze mate verwacht?
‘Ik had verwacht dat het boek niet goed zou vallen, maar ging er in eerste instantie vanuit dat het niet veel aandacht zou krijgen. Ik had de indruk dat dit zo tegen de collectieve herinnering inging, dat het heel moeilijk zou zijn om voet aan de grond te krijgen. Toen er vervolgens veel aandacht voor Wij weten niets van hun lot kwam en ik de Libris Geschiedenis Prijs won, wekte het boek ook steeds meer weerstand op.

Bart van der Boom wint de Libris Geschiedenis Prijs in 2012 met 'Wij weten niets van hun lot'
Bart van der Boom wint de Libris Geschiedenis Prijs in 2012

Bij de moord op 100.000 Nederlandse Joden is het heel begrijpelijk dat we achteraf denken: ‘hoe is het mogelijk dat zo weinig mensen in verzet kwamen?’ Die morele zorg snap ik, maar historici stellen zichzelf de vraag hoe we dat moeten begrijpen. Het antwoord dat mensen egocentrische lafaards zijn vind ik simplistisch. Natuurlijk zit er een morele component aan: allerlei mensen hebben achteraf gezien moreel gefaald. Zij weigerden Joodse vrienden onderdak te geven hoewel ze misschien het gevoel hadden dat ze dat wel hadden moeten doen. Maar die morele component is niet het hele verhaal.

Aan de ene kant denk ik dat de maatschappij niet bereid is dit vraagstuk moreel te compliceren. We zijn niet geneigd te zeggen: “dit is geen heldere test van moed, dit ligt ingewikkelder”. Aan de andere kant zou ik, als ik Wij weten niets van hun lot opnieuw zou schrijven, nog nadrukkelijker benoemen dat onwetendheid één element is, en dat we niet weten hoe groot de rol is die dat element speelt. Dat staat er uiteraard wel in, maar veel mensen lezen in het boek een soort monocausale verklaring. Als ik het teruglees zie ik zinnen waaruit je dat kunt afleiden, dat had ik zelf ook beter kunnen doen.’

U stelt dat maatschappelijke gevoeligheden het wetenschappelijk debat over dit onderwerp eerder hinderen dan helpen. Geldt dat ook voor andere historische onderwerpen, zoals slavernij?
‘Ik denk het wel. De collectieve herinnering wil nu eenmaal iets anders dan de geschiedschrijving. De collectieve herinnering wil lessen trekken, schuldigen aanwijzen en verwerken. Dat is een legitieme wens, maar het staat op gespannen voet met wat historici doen. Wij willen zowel de slachtoffers als daders begrijpen.

Mensen begrepen maar half wat er gebeurde, en dat speelde een rol in hun handelen.

 Nicht gewusst is een besmet idee. Zodra je zegt dat mensen ‘het’ niet wisten gaan automatisch de alarmbellen rinkelen: “daar heb je die mythe weer”. Dat snap ik, maar dat helpt een rationeel debat natuurlijk niet. Nicht gewusst is niet alleen een zelfgenoegzame mythe om schuld te ontlopen. Mensen begrepen maar half wat er gebeurde, en dat speelde een rol in hun handelen.’

In Veel valse hoop trekt de Duitse historicus Katja Happe een andere conclusie. Mensen wisten íets, maar stopten dat weg om hoop te houden.
‘De rol van verdringing is ongrijpbaar. Het probleem dat ik met Happes interpretatie heb is dat er in dat geval uitzonderingen moeten zijn. Ondergedoken Joden hadden geen belang bij verdringing, maar ook zij schrijven niet dat het helder is dat je onmiddellijk wordt gedood wanneer je naar Polen gaat. Als dat wel bekend was, moet je daar sporen van kunnen vinden, dan moeten er mensen zijn die dat opschreven, maar die zijn er niet.

Het boek van Happe is feitelijk, rustig en goed geschreven. Wat ik er minder sterk aan vind is het gebrek aan analyse. Haar boek behandelt allerlei kwesties slechts impliciet. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vraag die centraal zou staan in het boek: hoe komt het dat er zoveel Joden uit Nederland zijn gedeporteerd? Daar krijg je geen helder antwoord op.’

U bent momenteel bezig met een boek over de Joodse Raad. Borduurt dit voort op het idee dat onwetendheid tot meer begrip leidt voor de keuze voor het minste kwaad?
‘Dat is een belangrijk onderdeel. Bij niet-Joden kun je je altijd afvragen in hoeverre zij wilden snappen hoe het zat. Vanwege het ontbreken van die storende factor zijn juist de inschattingen van Joden heel interessant. De Joodse Raad is daar het schoolvoorbeeld van: ze verlenen hand-en-spandiensten aan de bezetter vanuit de gedachte dat dat het minste kwaad is.

Abraham Asscher
Abraham Asscher

Een verstorende factor is wel dat Joden die bij de Joodse Raad werkten een vrijstelling kregen voor transport. Daarom heerst het idee dat mensen zich om zelfzuchtige motieven bij de raad aansloten. Dat gold ongetwijfeld voor sommigen, maar bij veel leidende functionarissen zie je dat zij niet enkel hun eigen hachje probeerden te redden. Velen duiken niet onder, ondanks dat zij hiervoor de kans krijgen. Abraham Asscher, een van de twee voorzitters, kon in de zomer van 1942 vertrekken naar Zwitserland, maar weigerde. “Gaan jullie maar”, zei hij tegen zijn kinderen. Hij moest blijven, vond hij. Hij had plichten te vervullen.’

De keuze van de Joodse Raad voor het minste kwaad kun je doortrekken naar de overheid. Wat vindt u in dat opzicht van de excuses van Rutte voor de houding van de regering tijdens de Jodenvervolging?
‘Daar heb ik gemengde gevoelens over. Ik vind er als burger iets anders van dan als historicus. Als staatsburger en Nederlander kan ik er in meegaan, want het is een enorme ramp dat er 100.000 medeburgers zijn vermoord. Het is natuurlijk zorgelijk dat de maatschappij dat heeft laten gebeuren en er op allerlei manieren aan heeft meegewerkt. Dat de maatschappij uiteindelijk bij monde van de premier zegt dat dit niet had moeten gebeuren, daar kun je niet tegen zijn.

Het probleem is dat Rutte impliciet zegt dat mensen toen hadden kunnen weten dat ze dit niet hadden moeten doen. Die historische uitspraak is volgens mij een vereenvoudiging van de werkelijkheid en helpt ons niet die werkelijkheid beter te begrijpen. Er zit in de excuses geen begrip voor de mensen over wie het gaat. ‘

Tot slot, u stelt dat de conclusie die u aan uw onderzoek verbindt samenhangt met uw mensbeeld. Kunt u dat uitleggen?
‘Het enige wat wij als historici kunnen doen is ons verplaatsen in de mensen over wie we het hebben. Hoe je dat doet hangt af van hoe je zelf in elkaar zit. Ik heb een vrij positief mensbeeld en denk dat mensen over het algemeen deugen, dus ben ik niet gevoelig voor cynische interpretaties. Mensen met een somberder mensbeeld denken misschien dat we allemaal egocentrisch zijn en vooral ons eigen hachje proberen te redden. Dat kan dan een verklaring zijn voor het feit dat mensen hun medeburgers lieten wegvoeren.

Een cynisch, pessimistisch mensbeeld staat in hoger aanzien dan een positief mensbeeld. Het lijkt kritisch, terwijl optimisme hersenloos of naïef lijkt. Volgens mij is dat onterecht. Er zijn allerlei aanwijzingen dat mensen vreselijke dingen kunnen doen en er zijn allerlei aanwijzingen dat mensen altruïstisch uit de hoek kunnen komen. In dagboeken lees je dat mensen zich wel degelijk druk maakten om andermans leed. Ook mensen die zelf geen Joden kenden schreven over de Jodenvervolging. Dat vind ik slecht te combineren met een cynisch mensbeeld.

Het gewicht dat je aan onwetendheid toekent hangt volgens mij af van je mensbeeld, maar het vreemde is dat veel van de kritiek op mijn conclusie er op neer komt dat onwetendheid er überhaupt niet toe doet. Mensen zouden genoeg hebben geweten. Dat blijf ik een onbegrijpelijk standpunt vinden.

Volgens mij kun je er niet omheen dat het ertoe doet dat mensen niet wisten dat deportatie een vrijwel zekere dood betekende. Veel overlevenden hebben gezegd dat zij niet wisten waar ze heen gingen en dat zij anders hadden gehandeld als ze het wel wisten. Maar zodra je beweert dat dit voor omstanders ook gold, en dat dit voor hun gedrag van belang is, is de beer los. Niet omdat het onredelijk is, maar omdat het moreel ingewikkeld is.’

‘Wij weten niets van hun lot’: Gewone Nederlanders en de Holcocaust
Bart van der Boom, Boom uitgevers 540p.
Bestel als e-book in onze webshop.

Cover van 'Wij weten niets van hun lot'