Bij het opruimen van mijn boekenkast, waarbij voor sommige werken onherroepelijk verbanning naar het antiquariaat in het verschiet ligt, kwam ik een boekje tegen dat al diverse selectieronden heeft overleefd, zonder dat ik weet waarom. Zo’n boek krijgt alleen al daardoor een zekere curiositeitswaarde. Ik weet niet hoe ik eraan kom, maar ik had het in ieder geval nooit gelezen. Het verscheen in 1966. Misschien moest ik toch eens met de inhoud kennismaken.
De titel luidde: Wat is links? Goede vraag, dat wel. Een vraag die met de jaren beter is geworden. Wist ik in de jaren zestig heel precies wat ‘links’ was, nu zou ik dat niet zo makkelijk kunnen zeggen. Was ik vroeger bereid met een zeker jeugdig enthousiasme het hele pakket dat als links werd aangeboden te aanvaarden, door de jaren heen ben ik kieskeuriger geworden: dit wil ik wel uit de linkse boedel, maar dat beslist niet.
Van ‘links’ moet je helaas altijd het hele pakket nemen. Links is een kiloknaller. De SP is daar een afschrikwekkend voorbeeld van. Wat de partij vindt moet het partijlid slikken. Solidariteit heet dat, een baken in de strijd tegen de uitverkoop van de beschaving. Zo’n partij is één brok kracht, maar vermorzelt je als je afwijkt.
De Vlaming Herman Claeys, auteur van Wat is links?, had zich in de jaren zestig ten doel gesteld er door een groot aantal interviews met schrijvers die zich naar zijn idee ‘in en door hun werk bij het sociale gebeuren betrokken voelen’, achter te komen wat de taak en de functie van de literatuur zijn bij het nastreven van een progressieve samenleving. Met andere woorden, hoe meenden schrijvers dat zij het heilig ideaal in hun werk het best konden dienen?
Twee belangrijke linkse auteurs haakten af. Louis Paul Boon schreef een pittig briefje waarin hij de vragenlijst en het uitgangspunt van Claeys volkomen en terecht onderuithaalde. Het pleit weer voor Claeys dat hij de brief heeft opgenomen. Theun de Vries vond de benaderde schrijvers niet zuiver genoeg op de communistische graat. Ook onthullend. In het gezelschap ondervraagden vallen de namen op van Hugo Claus, Pierre Dubois, Hella Haasse, Harry Mulisch, G.K. van het Reve, die bepaald niet allen het linkse gedachtegoed onvoorwaardelijk waren toegedaan.
Het lezen van de interviews is deels instructief, deels een straf, deels komisch gedateerd. Neem nu de verontwaardigd klinkende vraag van Claeys aan Nico Rost: ‘De crisis in het stalinisme doet toch geen afbreuk aan het marxisme als zodanig?’ Daarop volgt het geruststellende antwoord: ‘Vanzelfsprekend niet. Natuurlijk is het marxisme daardoor niet afgedaan, maar je moet voor jezelf weer opnieuw beginnen met de grondige studie ervan. Eigenlijk moet je alleen naar je eigen Geweten luisteren, en niet naar een partij. Dat kan niet meer na wat er gebeurd is.’
Als Claeys de zijns inziens linkse, geëngageerde auteur Gerard Kornelis van het Reve een beetje gepikeerd over diens afhoudende antwoorden vraagt: ‘Als het schrijven voor u een middel, een manier is om u als individu te ontwikkelen, waarom publiceert u dan?’, krijgt hij het onbetaalbare antwoord: ‘Geld is de enige fatsoenlijke drijfveer tot schrijven.’
Claeys verklaarde de schrijver/kunstenaar heilig en achtte de marxistische schrijver goddelijk. De echt goede schrijvers protesteerden beleefd, het tweede garnituur liet het zich graag aanleunen. Claeys is altijd zijn activisme trouw gebleven, tot op de dag van vandaag, maar een groot schrijver is hij er niet van geworden.
Na lezing vroeg ik me af of dit boekje, dat zoveel selectieronden per ongeluk heeft overleefd, een aardige bijdrage is aan het begrip van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Heeft de historicus uit 2060 hier wat aan? Helpt het hem om het literaire klimaat uit die tijd te schetsen, een idee te geven van wat schrijvers wilden en wat er in de maatschappij omging? En welke namen die op het omslag staan zijn dan nog bekend? Herwig Leus? Piet van Aken? Constant Peeters? Hector-Jan Loreis? Zelfs Mulisch zal het moeilijk hebben, gezien het tempo waarin tegenwoordig wordt vergeten.
Een curieus boek. Bewaren? Wie biedt?
Nelleke Noordervliet