In 1820 voer een schip met voormalige Amerikaanse slaven naar Afrika. Daar stichtten ze een nieuw land, Liberia, waar ze eindelijk vrij zouden zijn. Maar al snel vierden discriminatie en vriendjespolitiek er hoogtij.
De sfeer van het Zuiden van de Verenigde Staten was in de negentiende eeuw ook terug te vinden aan de kust van West-Afrika. In de straten van de Liberiaanse hoofdstad Monrovia flaneerden mannen in keurige kostuums naast vrouwen in uitbundige jurken, die in hun gehandschoende handen een parasol tegen de zon droegen. Huizen in plantagestijl vormden het decor.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De wandelaars waren hier beland na een actie van de zogeheten American Colonization Society (ACS). Deze club was in 1816 voor het eerst bijeengekomen en bepleitte remigratie van zwarten naar Afrika. De ACS bestond uit blanke prominenten, onder wie Henry Clay, voorzitter van het Huis van Afgevaardigden en na de president de machtigste politicus van de VS. Clay noemde remigratie ‘een nobele zaak’ waarmee twee vliegen in één klap werden geslagen: Amerika werd verlost van een ‘nutteloos’ en ‘verderfelijk’ deel van de bevolking, dat tegelijk in Afrika de zegeningen van de beschaving en het christendom kon overbrengen.
Op 6 februari 1820 was een eerste schip, de Elizabeth, vertrokken uit de haven van New York. Het was bitterkoud. Het had dagen hakken gekost om het water rondom het schip ijsvrij te maken. Op 9 maart arriveerde de boot in heel andere klimatologische omstandigheden in het door de Britten beheerste Freetown, de hoofdstad van het tegenwoordige Sierra Leone. Meer Europese landen hadden er handelsposten. Ze haalden er specerijen, ivoor, goud en slaven vandaan. In de binnenlanden waagden ze zich niet of nauwelijks.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Henry Clay.
West-Afrika oogde op het eerste gezicht als een soort Hof van Eden: groene wouden zo ver het oog reikte, in het wild groeiend tropisch fruit. Die indruk was bedrieglijk; in werkelijkheid was boeren in deze streken een opgave. Onkruid groeide waar je bij stond. In het regenseizoen vielen onvoorstelbare hoeveelheden neerslag. In andere tijden van het jaar voerden winden zand uit de Sahara aan. En ondertussen was het er het grootste deel van de tijd erg heet en vochtig.
Bij de Europeanen stond het gebied bekend als the white man’s grave. Velen waren niet bestand tegen het klimaat en de tropische ziektes. Het idee van de ACS was dat de uit Amerika afkomstige zwarten de zware omstandigheden fysiek wel aan zouden kunnen. Dat bleek een misvatting. Een kwart van de met de Elizabeth aangevoerde nieuwkomers stierf vrij snel na aankomst.
Dorpje in Liberia. De Afrikanen worden omschreven als ‘lui, onbetrouwbaar, beestachtig en crimineel.’
De Britten in Freetown zaten niet op de Amerikaanse zwarten te wachten, zodat die hun geluk beproefden in een oostelijker gelegen streek. Daar stuitten ze op het verzet van de oorspronkelijke bewoners en hun stamhoofden en koningen. Na listige onderhandelingen en gevechten konden ze de Amerikaanse vlag planten op een kaap aan de Atlantische kust, waar uiteindelijk de Liberiaanse hoofdstad Monrovia zou ontstaan. Heel langzaam bouwden ze vandaar hun machtsbasis uit, maar de spanning met het achterland en de natives zou een constante blijven.
‘Iedere kolonist heeft inlandse slaven om zich heen’
In Monrovia ontbrak de diepe scheidslijn tussen machtig blank en geknecht zwart. Alle Liberianen hadden een donkere huidskleur. Maar die van de Americo-Liberianen was in veel gevallen wel wat lichter. Zij waren ook rijker en machtiger dan de oorspronkelijke bewoners. Zij vormden de kaste van meesters. Ze verafschuwden slavernij – niet voor niets waren ze vertrokken uit de Verenigde Staten –, maar hadden weinig morele bezwaren tegen de uitbuiting en onderdrukking van degenen die al generaties lang in hun nieuwe land woonden. ‘Iedere kolonist heeft inlandse slaven om zich heen (of bedienden, zoals zij ze noemen), in aantallen variërend van een tot vijftien afhankelijk van de welstand van hun meester,’ schreef de Amerikaanse voorstander van afschaffing van de slavernij William Nesbit tijdens een vier maanden durend verblijf in Liberia. ‘Deze arme zielen worden onbarmhartig hard geslagen; de helft overleeft het niet en al het werk dat er is, wordt gedaan door deze arme schepsels.’
Op z’n best was de houding van de Amerikaanse nieuwkomers tegenover de oorspronkelijke bewoners paternalistisch. Nog veel vaker spuiden ze ongegeneerd vooroordelen: de Afrikanen werden dan beschreven als lui, onbetrouwbaar, respectloos, crimineel en beestachtig.
Mississippi. Afro-Amerikanen vluchten in 1879 voor de onderdrukking in het Zuiden naar Kansas of Liberia.
Na enkele decennia begon een groot deel van de Liberiaanse elite de bemoeienis van Amerika en de ACS als een last te beschouwen. Ze vond dat het land op een leeftijd was gekomen waarop het op eigen benen kon staan. Toen in 1847 de onafhankelijkheid werd uitgeroepen, was nog altijd de invloed van het oude moederland zichtbaar. De nieuwe vlag leek als twee druppels water op die van de VS: dezelfde witte en rode banen, maar dan met één witte ster in plaats van een heleboel op een blauw veld.
Ook de Grondwet speelde leentjebuur bij de Amerikanen, met een paar cruciale verschillen. De Amerikaanse onthield zich van uitspraken over religie, maar Liberia noemde zich nadrukkelijk een christelijke staat. Bovendien werd met ‘Wij, het volk van de republiek Liberia’ niet zomaar iedereen bedoeld. Burgerschap was voorbehouden aan zwarten. Het nieuwe land moest een veilige schuilplaats zijn tegen alle vernederingen en discriminatie die hun elders in de wereld ten deel viel. Maar met ‘wij’ werden niet alle zwarten bedoeld. Er stond: ‘Wij, het volk van de republiek Liberia, waren oorspronkelijk bewoners van de Verenigde Staten van Amerika.’
Marcus Garvey
De eerste twee decennia van de jonge republiek waren veelbelovend. De economie groeide. Uit de Verenigde Staten, verdeeld door het debat over het al dan niet afschaffen van de slavernij, arriveerden nieuwe immigranten. Toen die stroom aan het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog in 1861 opdroogde, bleven er toch nog nieuwelingen arriveren, dit keer uit het Caribisch gebied.
Maar het succes bleek eindig. Liberia worstelde met de toenemende internationale concurrentie. De koffieboeren in het land konden niet of nauwelijks opboksen tegen hun concurrenten in bijvoorbeeld Brazilië, die met hun veel grotere plantages goedkoper konden produceren en de prijzen drukten. In Europa en de VS boekten wetenschap en technologie snel vooruitgang. Zo ontdekten geleerden dat je ook suiker uit bieten kon halen, die niet in Afrika verbouwd hoefden te worden. Liberia was zo goed als weerloos tegenover al die innovatie en verandering.
Europa volgde de ontwikkelingen in het land lange tijd met enige afstand. Veel koloniale machten hadden handelsposten aan de Afrikaanse kust en waagden zich niet in de binnenlanden van het donkere continent. Maar vanaf 1880 veranderde dat: in enkele decennia werd vrijwel het hele werelddeel onder Europees bestuur gebracht. Fransen en Duitsers meldden zich aan Liberia’s grenzen en claimden het grondgebied – als het land geen kolonie kon worden, dan maar een protectoraat. De Britten voerden een andere tactiek: ze probeerden indirect een vinger in de pap te krijgen. Een Liberiaans grenslegertje, actief in het noorden van het land, kreeg onder meer door de leidende officier een sterk Brits tintje. Londen bespaarde zich zo de moeite van nog een kolonie en had toch een behoorlijke invloed.
De regering in Monrovia geloofde niet in de utopie van Garvey
Voor de Liberiaanse regering restte vaak niets anders dan slikken aan onderhandelingstafels en in het veld. Ze kon hooguit de koloniale machten tegen elkaar uitspelen en hopen op wat stille protectie van het land dat het hele nationale avontuur ooit in gang had gezet, de Verenigde Staten. Toen de Europeanen rond de Eerste Wereldoorlog klaar waren met de verdeling van Afrika, had Liberia twee derde van zijn grondgebied en een derde van zijn kustlijn verloren. Het land grensde nu aan territorium van de Britten (Sierra Leone) en de Fransen (Guinee, Ivoorkust). De onafhankelijkheid was ondanks alles wel overeind gebleven.
Nieuwe bedreigingen kwamen niet uit Europa, dat zijn wonden van de Eerste Wereldoorlog likte, maar uit de Verenigde Staten. Daar ontstond na 1918 een nieuw zwart bewustzijn. Een van de voormannen van de nieuwe beweging was de van Jamaica afkomstige Marcus Garvey. Via zijn United Negro Improvement Association (UNIA) verspreidde hij plannen om zwarten massaal te laten terugkeren naar Afrika. Europa voor de Europeanen, Afrika voor de Afrikanen, was Garveys simpele gedachte. De uit Amerika teruggekeerde zwarten zouden helpen om de koloniale machten te verdrijven, maar om te beginnen zouden ze zich in Liberia vestigen.
West-Afrika. De staat Liberia wordt uitgeroepen in 1847. Na 1880 komt het continent onder Europees bestuur; Frankrijk en Duitsland claimen Liberia.
De regering in Monrovia geloofde niet in de utopie van Garvey, maar veinsde toch enthousiasme. Een kleine golf van immigranten uit de VS was immers best welkom, het geld dat ze mogelijk meebrachten nog veel meer. In de loop van de tijd nam het enthousiasme van de Liberiaanse elite nog verder af: zij vreesde een staat binnen een staat. Terecht overigens, want in interne notities speculeerde de UNIA er openlijk over op termijn de ‘gedegenereerde’ en ‘moreel zwakke’ Liberiaanse politici terzijde te schuiven ten gunste van ‘zwarten met hersenen, energie en ervaring’.
Frankrijk en Groot-Brittannië waren ondertussen beducht voor de anti-imperialistische retoriek van de UNIA. In de VS werden Garvey en de zijnen scherp in de gaten gehouden door de FBI, die een dossier opbouwde tegen ‘radicale oproerkraaiers’. Door alle tegenstand liepen de plannen van Garvey ten slotte op niets uit.
‘Hoewel de uitslag vooraf vaststond, deed iedereen alsof de stemmen ertoe deden’
In Liberia bleef daarna veel héél erg lang hetzelfde. In dezelfde jaren dertig schreef de Britse schrijver Graham Greene over Liberia en noemde de politiek in het land ‘een kolderspel met een gemanipuleerde dobbelsteen’. Hij vond de campagnes surrealistisch: ‘Hoewel de uitslag vooraf vaststond, gedroeg iedereen zich alsof de stemmen, de speeches en de pamfletten ertoe deden.’ Verkiezingen in Liberia gingen hooguit over de vraag wie van de vooraanstaande families dit keer de president mocht leveren. De True Whig Party regeerde er uiteindelijk meer dan honderd jaar – een wereldrecord. Eén procent van de bevolking hield de rest onder de knoet.
Onder Americo-Liberiaan William Tubman, president van 1944 tot zijn dood in 1971, deed de economie het op een zeker moment verrassend goed. Even gold Liberia als het Zwitserland van Afrika. Maar de welvaart kwam slechts ten goede aan de happy few. Verdiend geld ging voor een belangrijk deel op aan nutteloze prestigeprojecten en aan luxe voor de president.
Afrika voor de Afrikanen: de United Negro Improvement Association demonstreert in de New Yorkse wijk Harlem, 1920.
Tubmans opvolger William Tolbert – ook weer een Americo-Liberiaan – probeerde wel wat hervormingen door te voeren, maar het was te weinig en te laat. Het volk begon te morren. In april 1980 pleegde een groep militairen van inheemse komaf onder leiding van de 28-jarige sergeant Samuel Doe een staatsgreep. Tolbert werd in zijn pyjama in zijn presidentiële slaapkamer doodgeschoten. Mensen die hem hadden verdedigd, maar ook andere regeringsfunctionarissen, wachtte hetzelfde lot. Dertien van hen werden op het strand van Monrovia uitgejouwd en met stenen bekogeld door het toegestroomde publiek, en uiteindelijk neergemaaid door een dronken executiepeloton. De macht van de Americo-Liberianen was ten eind
Land in het verderf gestort
Twee burgeroorlogen
Tekst loopt verder onder afbeelding.
150.000 doden. Een aanhanger van Charles Taylor naast de schedel van een vijand.
Stabieler werd Liberia niet na de staatsgreep van 1980. Charles Taylor, voormalig handlanger van de nieuwe president Samuel Doe, betwistte algauw diens macht. Later kwamen daar ook nog de rebellen onder leiding van Prince Johnson bij. Twee burgeroorlogen (in 1989-1996 en 1999-2003) stortten het land in het verderf. Alleen al de eerste kostte 150.000 Liberianen het leven en joeg er 850.000 op de vlucht. Doe werd tijdens de eerste burgeroorlog vermoord. Taylor werd in 2012 en 2013 (in hoger beroep) door het Internationaal Strafhof in Den Haag veroordeeld tot vijftig jaar cel wegens misdaden tegen de menselijkheid en zit die straf uit in Groot-Brittannië.
5000 doden
Uitbraak ebola
Bij de uitbraak van ebola lag Liberia met buurlanden Sierra Leone en Guinea in het hart van het besmettingsgebied. De gezondheidszorg was er slecht voorbereid op zo’n ramp. Van het hulpgeld – alleen al voor Liberia bijna een miljard euro – kwam slechts een fractie bij de hulpverleners terecht. Het lukte desondanks om de zaak weer enigszins onder controle te krijgen. Later werd bij nieuwe dreigingen grootschalige uitbreiding van de besmetting met succes bestreden. De grote uitbraak in 2014-2015 kostte niettemin zo’n 5000 Liberianen het leven.
Wereldvoetballer als president
George Weah ingezworen
Jongeren hopen dat voormalig topvoetballer George Weah de corruptie kan bestrijden.
George Weah (1966) speelde voor topclubs als AS Monaco, Paris Saint-Germain, AC Milan, Chelsea en Manchester City, en was in 1995 de eerste Afrikaan die werd gekozen tot wereldvoetballer van het jaar. Op 22 januari van dit jaar werd de oud-voetballer in een stadion in Monrovia ingezworen als president van Liberia. Weah won de verkiezingen mede dankzij de massale steun van de talrijke jongeren in het land. Die hebben hoge verwachtingen van hem en hopen dat hij iets kan doen aan de hoge werkloosheid en de nog altijd welig tierende corruptie in het land.
Afbeeldingen: Bridgeman Images; Imageselect; ANP Foto; Getty Images
Meer weten
Another America. The Story of Liberia and the Former Slaves Who Ruled It (2013) door James Ciment.
Liberia: The Land, Its People, History and Culture (2011) door Frank Sherman.
Journey Without Maps (1936) door Graham Greene.