Home Vorsten leenden zich blut

Vorsten leenden zich blut

  • Gepubliceerd op: 14 november 2019
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
Vorsten leenden zich blut

In de late Middeleeuwen was de financiële situatie van de vorsten van Brabant, Gelre, Holland en Luxemburg penibel. Ze leenden veel geld, waardoor ze zichzelf nog dieper in de problemen brachten.

Volgens de mores van de late Middeleeuwen diende een vorst te leven van zijn ‘domein’: allerlei historisch gegroeide inkomsten die zijn bezittingen opleverden. Dat konden bijvoorbeeld tolgelden zijn, of betalingen voor land, visrechten, of het gebruik van molens. Voor de vorsten van Brabant, Gelre, Holland en Luxemburg werd het echter steeds moeilijker rond te komen van deze opbrengsten. Deels had dat te maken met rampen zoals de Zwarte Dood, deels met onhandig beheer van de versnipperde bezittingen, en deels met toenemende kosten. Oorlogen werden frequenter, intensiever en duurder, en het hofleven werd uitbundiger, waardoor vorsten gestaag meer uitgaven.

Het gat tussen inkomsten en uitgaven vulden Johanna van Brabant, Jacoba van Beieren (gravin van Holland), Elizabeth van Görlitz (Luxemburg) en Arnold van Gelre in de veertiende en vijftiende voor een groot deel door het domein te ‘bezwaren’: ze verkochten een deel van hun eigendom of gaven het in leen. Dat leverde flink wat op, maar betekende ook dat de inkomsten uit hun domein nog lager werden. Daardoor raakten de vorsten nog dieper in de financiële problemen en konden ze zelfs hun vorstendom verliezen.

Verpacht
Omdat hun inkomsten daalden, beleenden vorsten hun domein, waardoor hun inkomsten nog verder daalden. Het staatje hieronder laat zien hoeveel inkomsten de vorsten konden mislopen.
 
Brabant (ca. 1406)  Holland (ca. 1433)      Gelre (ca. 1473)
48%                           60%                                59%
 
Bourgondische overname
Door hun bezittingen te belenen verloren de vorsten behalve inkomsten ook steun van hun onderdanen, die het on-vorstelijk vonden om een domein te belasten met een schuld. Daarvan profiteerden met name de Bourgondiërs, die in de veertiende en vijftiende eeuw aan een opmars bezig waren. Zo raakte Arnold van Gelre zo diep in de schulden dat hij in 1473 zijn hele hertogdom moest verkopen aan de Bourgondische hertog Karel de Stoute.
 
Bron
Jaap Ligthart, Vorst aan de grond. De veranderende financiële functie van het vorstelijk domein in de Nederlanden (1356-1473), proefschrift Universiteit Leiden.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.