Home Dossiers Slavernij Voorproefje van het slavernijmuseum

Voorproefje van het slavernijmuseum

  • Gepubliceerd op: 12 april 2024
  • Laatste update 15 apr 2024
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 4 minuten leestijd
Leonard Parkinson, Jamaicaanse marron kapitein (prent: H. Smith)
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Al in de zeventiende eeuw klonken er in de Nederlandse Republiek bezwaren tegen slavernij. En de protesten werden steeds luider, zo is te zien in een pop up-tentoonstelling van het Slavernijmuseum in oprichting.

In de kolonie had een revolte van ‘Negers’ plaatsgevonden, schreef Petrus Gerardus Duker in 1789 vanuit Demerary, aan de noordkust van Zuid-Amerika. Gelukkig, vond hij, was de opstand snel gesmoord. En de straffen waren streng: van de gevangen daders kregen de meesten de doodstraf.

Meer museumrecensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De brief waarin Duker vertelde over de opstand is te zien in Verzet tegen slavernij, een ‘pop up-tentoonstelling’ van het Slavernijmuseum, over protest tegen het gebruik van mensen in de West. De opening van het echte Slavernijmuseum staat voor 2030 gepland dus dit is een voorproefje, gemaakt samen met het Verzetsmuseum in Amsterdam, dat tot en met 11 augustus 2024 onderdak biedt aan het verhaal.

Voor een klein deel gaat de tentoonstelling over de mensen die aan de overkant van de Atlantische Oceaan op plantages moesten werken en in opstand kwamen, zoals de personen in Demerary, die hoopten de kolonie gewapenderhand te kunnen innemen. Maar het meest vertellen de makers over Nederlanders die bezwaar maakten tegen de onrechtvaardige behandelingen van hun medemensen in de Amerikaanse kolonies. Want, zo is de boodschap van de tentoonstelling, die gewetensbezwaarden zijn er altijd geweest, sinds het begin van de trans-Atlantische slavenhandel.

Toch was het aanvankelijk nog vrij stil. De slavenhandel kwam in de zestiende eeuw op gang en rond 1630 liet ook de West-Indische Compagnie zich er officieel mee in. Toch liet de eerste hoofdpersoon van de tentoonstelling pas in 1662 van zich horen. Toen maakte filosoof Francis van der Enden plannen voor een kolonie zonder slavernij.

Bettje Wolf
Portret van Bettje Wolf, circa 1766.

Laat in de achttiende eeuw begon het protest luider te klinken, relatief vaak uit de mond van vrouwen, zoals Betje Wolff (1738-1804), die in een brief meldde dat ze niet bij een Vlissingse familie wilde logeren omdat ze een ‘natuurlyken afkeer’ had van slavenhandelaars.

Jongelings Genootschap

Brieven zoals die van Wolff maken een belangrijk deel uit van de kleine, helder toegelichte tentoonstelling, samen met boeken als Harriet Beecher Stowes antislavernijroman Uncle Tom’s Cabin (1852). Om het papier en de niet altijd lekker leesbare handschriften tot leven te brengen, draait middenin de expositie een documentaire van een minuut of tien, waarin presentatrice Tirsa With laat zien hoe het tegengeluid langzaam aanzwol. Ook stipt ze verbanden tussen heden en verleden aan, door te verwijzen naar de afstammelingen van tot slaaf gemaakten die nu in Nederland wonen. Zelf is ze trots om af te stammen van marrons, die van plantages vluchtten en vervolgens in de Surinaamse binnenlanden leefden. Die link met het heden wordt aan het einde van de tentoonstelling iets verdiept, met citaten op een wand. Zo stelt Verzetsmuseumdirecteur Liesbeth ter Horst daar: ‘Slavernij was destijds ver weg en er waren grote economische belangen. Zo is het ook met de hedendaagse slavernij. Ook wij doen er bar weinig tegen, net als toen.’

Portret van abolitionist Frits Moquette
Portret van abolitionist Frits Moquette. Bron: Verzetsmuseum.

Verder houdt de tentoonstelling de focus op het historische verhaal. Dat mondde in de negentiende eeuw uit in verschillende clubs, onder meer die van Frits Moquette. Als zeventienjarige was hij onder de indruk van Harriet Beecher Stowes antislavernijroman Uncle Tom’s Cabin en van brieven van zijn vader, die in Suriname werkte en schreef hoe het eraan toeging op plantages. Daarom begon Moquette in 1853 het Jongelings Genootschap ter Afschaffing van Slavernij.

Tien jaar later kwam er in Suriname en op de Caraïbische eilanden een verbod – al moesten velen daarna nog toen jaar doorwerken op de plantages waar ze eerder als slaaf hadden geleefd. Bovendien was het einde van de slavernij niet alleen het resultaat van het Nederlandse verzet dat centraal staat in de tentoonstelling, maar vooral van internationale druk.  

Verzet tegen slavernij

T/m 11 augustus 2024
Verzetsmuseum Amsterdam
www.verzetsmuseum.org/nl/verzet-tegen-slavernij

Openingsafbeelding: Leonard Parkinson, Jamaicaanse marron kapitein (prent: H. Smith). Bron: Verzetsmuseum.