Home VOC-Herdenking ontloopt iedere controverse

VOC-Herdenking ontloopt iedere controverse

  • Gepubliceerd op: 3 december 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Remco Raben
VOC-Herdenking ontloopt iedere controverse

Gesponsord door een bierbrouwer, een bank en de beurs vierde Nederland 400 jaar VOC. De oprichting van de VOC in 1602 `was het begin van de wereldwijde oriëntatie van Nederland’. Maar het ronkende proza van marketeers en organisatoren ging voorbij aan de complexiteit van dit verleden. Het is verontrustend dat er in Nederland weinig aandacht is voor de ervaringen en visies van de koloniale immigranten.

Het was niet de meest gedenkwaardige gebeurtenis in het revolutiejaar 2002: de herdenking van 400 jaar VOC, maar toch is er heel wat gevierd. De Verenigde Oostindische Compagnie werd opgericht in 1602 als uiting van Nederlandse eensgezindheid en ondernemingslust. Nu, vierhonderd jaar later, beschouwen wij haar als een lichtend voorbeeld. De viering was een glanzend succes. De oogst van een jaar VOC is indrukwekkend: ik tel ten minste dertig boeken, een twintigtal tentoonstellingen, en een scala aan wandelroutes, puzzeltochten, bouwplaten, lespaketten, congressen en kunstmanifestaties.
        
Zo’n VOC-jaar laat zich niet samenvatten. Maar als we alle activiteiten boven de pot hangen en inkoken, blijven er enkele sensaties over die iets vertellen over de Nederlandse geschiedbeleving. Opvallend is dat de Nederlandse deelnemers aan de viering er ook werkelijk een – Nederlands – feestje van hebben willen maken. Het is lang geleden dat we zo vrolijk met de geschiedenis bezig zijn geweest.

Ondernemingszin
Kennelijk is de VOC voor Nederlanders dé gelegenheid om in alle onschuld hun zelfbeeld te kunnen oppoetsen. Dat er meer aan de hand was dan een onschuldig feestje over een historische gebeurtenis bewijst de hoogdravende retoriek over het ontstaan van de Compagnie. Van officiële zijde deden de organisatoren hun best de viering een positieve lading te geven; in de praktijk heet dat `toekomstgericht’. Het meest nadrukkelijk gebeurde dat in de communiqués van de Stichting 400 jaar VOC, die onder voorzitterschap stond van VVD-Kamerlid E.L.P. Hessing en gesponsord werd door een grote bierbrouwer, een bank en de beurs: `De betekenis van de VOC ligt niet alleen in het verleden maar ook in het heden en in de toekomst. Daarom zal in het kader van de viering nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het belang van een wereldwijde oriëntatie, ondernemerschap, innovatie en vakmanschap, voor de toekomst van Nederland.’
        
Was dit iets waar Nederland warm voor liep? Ja. Historici, musea, gemeentebesturen, VVV’s en de media verzorgden een aanzwellende stroom evenementen en boeken, en hun producten vonden gretig aftrek. In de academische boekhandels gaat minstens een kwart van de boeken in de sectie `Nederlandse geschiedenis’ over de vroege Nederlandse expansie. De top-10 van historische boeken die maandelijks in het Historisch Nieuwsblad verschijnt liet vooral in de eerste helft van 2002 een golf van VOC-boeken zien, die hoog op het lijstje prijkten. Verrassend is dat niet het Nationaal Jubileumboek, met de hooggestemde titel De kleurrijke wereld van de VOC, het best verkocht, maar Femme Gaastra’s degelijke klassieker De geschiedenis van de VOC.
        
De VOC verkoopt. Het scheepvaartfonds MPC Capital biedt aandelen in een bulkcarrier aan met de tekst: `Met musket en ondernemingszin een wereldrijk stichten en daarnaast rijkdom vergaren. De VOC wordt vierhonderd jaar na haar oprichting nog immer gezien als de economische katalysator die de Gouden Eeuw van de Hollandse Republiek inluidde.’ Is dit louter marketingnonsens? Welnee. De Studiebrief Viering 400 jaar VOC, geschreven in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, begint zo: `In de 17e en 18e eeuw was Nederland een van de belangrijkste landen van de wereld. Nederlandse schepen voeren over alle wereldzeeën.’ Ook de Stichting Viering 400 jaar VOC gelooft in een oerknal: de oprichting van de VOC in 1602 `was het begin van de wereldwijde oriëntatie van Nederland’. Wat ze u vroeger ook geleerd mogen hebben: het moderne Nederland ontstond in 1602.

Theo & Thea
Ook de musea klampten zich vast aan het geëxalteerde beeld van de wereldomspannende Nederlandse handelsgeest. Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en het Maritiem Museum in Rotterdam hadden de wereld van de VOC onder elkaar verdeeld: Amsterdam deed China en India, Rotterdam Japan, Indonesië en Ceylon. Hoewel we er heel wat meer van de Aziatische wereld zagen dan in de meeste andere tentoonstellingen, bleef het resultaat steken in een goedbedoelde poging om de geschiedenis van de VOC te verbinden aan de globalisering en modernisering van de wereld.
        
Zo begon de tentoonstelling in het Amsterdamse Scheepvaartmuseum met een video die de VOC presenteerde als brenger van moderne geneugten, onder het motto `De VOC – het geheim achter succesvol modern leven’. De grappig bedoelde – en inderdaad leuke – clip liet zien dat de Nederlandse keuken zonder de VOC nog zou bestaan uit roggebrood en gepekeld varken. Niet alleen de `Oosterse Keuken bij u Thuis’, maar ook tandpasta, cola en shampoo zouden ons zonder de VOC onthouden zijn.
        
Verderop in de Amsterdamse tentoonstelling drinken Theo & Thea op een video-installatie thee bij de koningin: om te illustreren dat Nederland zonder de VOC nooit aan de thee, koffie of chocola was gegaan. Deze gedachte is gespeend van enig historisch besef. Drinken de Polen geen thee? En is Zwitserland – waarschijnlijk het meest kolonieloze land van Europa – niet een van ’s werelds beroemdste producenten van chocola?
        
Hadden de tentoonstellingsmakers de VOC nu maar écht in het perspectief van de globalisering gezet, dan hadden we iets kunnen opsteken, maar deze geschiedenis-op-de-hurken leidt slechts tot misverstanden. Bovendien krijgen we nauwelijks te zien hoe de theehandel werkelijk in elkaar stak – laat staan wat de explosieve vraag naar thee in Europa heeft betekend voor het arbeidsregime in de koloniën.

Wat is koloniale geschiedenis toch moeilijk! Nergens is het geschiedbeeld zo gespleten en nergens is een zekere mate van consensus zo moeilijk, zo niet onmogelijk te bereiken. Dit geldt voor alle landen die ooit kolonies bezaten. Een jaar of tien geleden herdacht Portugal het begin van zijn koloniale expansie met grootscheepse tentoonstellingen, congressen en een stroom van publicaties; deze herdenking vertoonde dezelfde trekken als de viering in Nederland. Bijna alle activiteiten richtten zich op de eerste `ontdekkingen’, op vermetele avonturiers en nautische innovaties. Daarmee werd de herdenking als het ware losgesneden van de onplezieriger episodes van het kolonialisme. Dit is het moment dat kleine landen zich even groter kunnen denken, al moeten ze er vier of vijf eeuwen voor terug. En al moeten ze een soort historische lobotomie plegen om alles feestelijk en begrijpelijk te houden.
        
De VOC is het laatste restje roemrijk Nederland. Deze status heeft zij al ruim een eeuw, maar er is wel een opmerkelijke verschuiving waar te nemen. Vroeger waren het koloniale helden of houwdegens die de verbeelding prikkelden: Jan Pieterszoon Coen en Cornelis Speelman, of avonturiers op de wereldzeeën als Abel Tasman en de scheepsjongens van Bontekoe – de laatsten doen het nog steeds goed, zij het vooral in kinderboeken. Maar Nederland heeft een nieuwe romantiek ontdekt: die van de eerste multinational, van corporate governance, en van publiek-private samenwerking. En de VOC liep in dit alles voorop.
        
De meeste boeken en activiteiten van het afgelopen jaar gingen over het VOC-bedrijf in Nederland en over de zeereizen. Deze trend was al lang zichtbaar, maar was het afgelopen jaar wel zeer pregnant. Al met al houdt het gros van de boeken zich bezig met de belevingswereld van directeuren, aandeelhouders, kaartenmakers en matrozen. Dat is niet erg, maar de opeenstapeling van dergelijke beelden leidt tot een vervorming. Door zich vooral te richten op de bedrijfsgeschiedenis, de scheepstechnische details en op de Nederlandse kant van dit verleden, werden de VOC en de viering ontdaan van hun potentiële controverses.

House of horror
Het probleem is niet eens dat het allemaal onzin is, of slechte geschiedschrijving. Het ergste is wel dat de herdenkers op geen enkele wijze wisten te verrassen. Nieuwe inzichten zijn niet ontsproten. Hoewel de Stichting beloofde dat ook de `schaduwzijden’ aan bod zouden komen, is nergens de discussie gezocht. Zelden was er aandacht voor de veelkantigheid van deze geschiedenis, steeds was er alleen de verholen trots op die dekselse Nederlanders of de zucht naar het zeeavontuur.
        
Een wilde speurtocht wilde het maar niet worden, hoogstens een belegen ritje in de Jan Plezier. Daar is niets mis mee, maar de initiatiefnemers hebben zich weinig rekenschap gegeven dat zij de viering de symbolische waarde meegaven van nationale eenheid en vooruitstrevendheid, zonder enige controverse. Zou het hebben uitgemaakt dat de meeste initiatiefnemers blanke mannen van licht tot meer gevorderde leeftijd waren? In Angelsaksische landen zou dit terstond zijn opgemerkt, maar in Nederland wordt een dergelijke overweging doorgaans weggehoond. We houden de façade van historische neutraliteit krampachtig overeind.

Dat de viering verzet zou ontmoeten, was te verwachten. Molukse demonstranten wisten op 20 maart – de nationale vieringsdag – minstens zoveel aandacht te trekken als het officiële herdenkingsgedeelte. Maar de proteststemmen hebben nauwelijks een gedegen weerwoord geformuleerd. Molukse en Indische groeperingen stelden slechts hun eigen parochiaal eigenbelang tegenover het etnocentrisme van de vrolijke vierders. Zij stoorden zich aan dingen als de term `viering’ of `herdenking’, of aan de geringe aandacht voor de `zwarte bladzijden’ van de VOC-geschiedenis. `Het droevig lot van de `inlanders’ komt tijdens de VOC-viering nauwelijks aan bod. Voor de nazaten van die Aziaten valt er niets te vieren. Daartoe behoort ook de Molukse bevolkingsgroep in Nederland,’ schreef de Molukse website Djangan Lupa Maluku, die een symposium organiseerde onder de titel `Wat valt er te vieren?’. Helaas was het geluid van de protesteerders doorgaans niet subtieler dan dat van de vierders: tegenover het feestgedruis stelden zij marteling en verkrachting – de VOC als house of horror in de Nederlandse geschiedenis.
        
Vooral de media hebben verschillende pogingen ondernomen om de duistere kanten van de VOC-geschiedenis onder de aandacht te brengen. Er wordt dan al snel verwezen naar de slavernij, de laatste jaren een soort lakmoesproef van historisch recht en onrecht. De historicus Ewald Vanvugt bijvoorbeeld, al jaren een constante proteststem, schreef Zwartboek van Nederland overzee, een kroniek van Nederlandse gewelddaden tijdens de gehele koloniale periode. Maar ook Vanvugt verklaart niet; hij klaagt aan.

Het effect van dergelijke geluiden is nauwelijks te meten, maar de aantrekkingskracht van de VOC blijkt dit jaar nauwelijks verminderd. De VOC beschikt over een sterke uitstraling en beantwoordt aan de behoefte iets groots te hebben verricht, al was het maar de `uitvinding’ van de naamloze vennootschap.
        
Maar als de VOC zo wereldwijd georiënteerd was, is haar geschiedenis ook van iedereen. Een van de weinige pogingen tot een werkelijk `internationale visie’ was de manifestatie Upstream, die 26 beeldend kunstenaars uitnodigde om in Amsterdam en Hoorn hun visie op de VOC te geven. Dit resulteerde in een zoektocht naar kunst die slechts met uitgebreide toelichting aan de VOC te relateren was. Aan de manifestatie gekoppeld was het radioprogramma Supplement, een doorgaans door een handjevol mensen beluisterde uitzending die op zondagavond drie uur lang zeekoegeluiden uitzendt. Daarin mocht een serie componisten hun geluidsvisie geven op 400 jaar VOC. Marginaal was het, maar wel leuk, en een van de weinige pogingen om uit de polder te klimmen.
        
Wat nog het meest verbaast, is hoe weinig moeite gedaan is om de stemmen van de overkant eens aan te horen. Voor landen als Indonesië, India of Sri Lanka was er natuurlijk weinig te vieren, maar enige reflectie op dit verleden zou ook daar geen kwaad kunnen. Er was een piepkleine protestactie in Jakarta en een congresje over VOC-archieven, maar verder lieten Indonesiërs zich onbetuigd. Alleen de Indonesische ambassade in Den Haag produceerde, geconfronteerd met het herdenkingsgeweld, een boekje met artikelen over Indonesië en de VOC. Opvallend is dat de Indonesische historici eigenlijk niet goed raad weten met hun koloniale geschiedenis. Zo blijft de prominente Indonesische historicus Anhar Gonggong steken in het bekende relaas van onderdrukking en verzet: het is de historische zingeving aan de Indonesische natievorming die als een politiek-correcte dooddoener elke kritische of originele geest bezweert. Zou het aan Nederlandse kant wezenlijk anders zijn? In het bundeltje is ook een artikel van de Leidse historicus Gerrit Knaap opgenomen, die betoogt dat de koloniale geschiedenis in Nederland `gedenationaliseerd’ is. Maar dat schreef hij voordat het VOC-jaar begon.

Koloniale immigranten
Zegt dit alles nu iets over het heersende geschiedbeeld en de praktijk van de geschiedschrijving in Nederland? Nee en ja. Nee, omdat historici natuurlijk veel genuanceerder en voorzichtiger zijn dan de uitbaters van evenementen en marketeers. Ja, omdat diezelfde historici kennelijk niet van zins of in staat waren om een relevant tegenbeeld te produceren. Daarin speelt een zekere academische schroom mee. Veel historici, doorgaans niet het soort dat zich graag in feestelijkheden mengt, zullen de schouders hebben opgehaald en zijn overgegaan tot de orde van de dag. Historici die zich bezighouden met de vroeg-moderne geschiedenis van Azië of de Nederlandse koloniale expansie hebben zich onbetuigd gelaten. Terwijl bijvoorbeeld het feit dat in Leiden een groot aantal Aziatische studenten wordt opgeleid om onderzoek in de VOC-archieven te verrichten, betekent dat er in Nederland wel degelijk meer is dan publiek feestgedruis en verontwaardiging.
        
De wijze van vieren zegt wel iets over de publieke beleving van de geschiedenis. Alex van Stipriaan en Ellen Bal betogen in een essay in het boekje Rotterdammers en de VOC dat de VOC een geloof is geworden. Inderdaad zijn de mantra’s (Nieuw! Wereldwijd!) gecanoniseerd. Maar het is de vraag of dit VOC-geloof werkelijk nationaal is. Juist de discussies over het Nederlandse koloniale verleden wijzen uit hoe gespleten de geschiedbeleving is geworden. Waar tot voor vijftig jaar de koloniale roem de natie schraagde, is er in het postkoloniale Nederland geen eenduidig gebruik van deze geschiedenis meer mogelijk. Bij veel immigranten en buitenlanders ligt deze kwestie gevoeliger dan veel Nederlanders beseffen, omdat het kolonialisme als niets anders de ongelijkheid in de wereld symboliseert.
        
De viering is voorbijgegaan aan de voortgeschreden fragmentatie van het Nederlandse burgerschap en de geschiedbeleving. Wat wel aan de orde kwam – de vraag of de VOC goed of fout was, of er een viering, herdenking of helemaal niets moest komen – was grof, maar de publieke beeldvorming wordt sterk door dit soort vraagstellingen geprikkeld. Toch zijn dergelijke tegenstellingen te gekunsteld. Het is, natuurlijk, veel gecompliceerder, en het is jammer dat die complexiteit, in historische en morele zin, het afgelopen jaar niet sterker is benadrukt.
        
Dat had gekund door niet alleen de `zwarte bladzijden’ aan bod te laten komen, zoals het vieringsproza wat schaapachtig stelt, maar juist door te luisteren naar de andere hoofdpersonen in dit verleden. Het is verontrustend dat er in Nederland kennelijk maar zeer weinigen nieuwsgierig zijn naar de ervaringen en visies van de overzijde of van de koloniale immigranten. Nederland kan het zich kennelijk nog veroorloven hun mening te veronachtzamen, maar daarmee negeert het de snelle culturele veranderingen die hier op dit moment plaatsvinden.

Remco Raben is Indonesië-specialist bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.


Boeken over de VOC

ISAAC TITSINGH (1745-1812), EEN PASSIE VOOR JAPAN. LEVEN EN WERK VAN DE GRONDLEGGER VAN DE EUROPESE JAPANOLOGIE door Frank Lequin. 290 p. Canaletto, euro 41,-
        Bij voorsprong het meest interessante boek dat dit jaar is verschenen, over Titsinghs leven en zijn fascinatie voor Japan.

DE GESCHIEDENIS VAN DE VOC door Femme S. Gaastra. 192 p. Walburg Pers, euro 19,95
        Dateert al uit 1982, maar is nog steeds het beste overzicht.

IN STEEN GESCHREVEN. LEVEN EN STERVEN VAN VOC-DIENAREN OP DE KUST VAN COROMANDEL IN INDIA door Marion Peters en Ferry André de la Porte. Bas Lubberhuizen, 284 p. euro 37,50
        Liefdevol boek voor gravenkrabbers. Schitterende foto’s van de necropolen van de VOC in Zuid-India en een beschrijving van het leven en de grafcultuur in de VOC-nederzettingen.

IN DIENST VAN DE COMPAGNIE. LEVEN BIJ DE VOC IN HONDERD GETUIGENISSEN (1602-1799) door Vibeke Roeper en Roelof van Gelder. 300 p. Querido, euro 19,95
        Mooie en originele bloemlezing over reizen en leven in Azië.

ZWARTBOEK VAN NEDERLAND OVERZEE. WAT IEDERE NEDERLANDER MOET WETEN door Ewald Vanvugt. 352 p. Aspekt, euro 26,98
        Voor lijkentellers, moralisten en somberaars. Honderd doorslaggevende argumenten waarom kolonialisme niet altijd leuk is.

ROTTERDAMMERS EN DE VOC. HANDELSCOMPAGNIE, STAD EN BURGERS (1600-1800) onder redactie van Manon van der Heijden en Paul van der Laar. 270 p. Bert Bakker, euro 22,50
        Rotterdamse perspectieven op het VOC-bedrijf.

EEN ONDERNEMING VAN LANDSBELANG. DE OPRICHTING VAN DE VERENIGDE OOST-INDISCHE COMPAGNIE IN 1602 door Menno Witteveen. 128 p. Amsterdam University Press, euro 15,-
        Aardig relaas van handelsbelang en staatsbemoeienis bij de oprichting van de VOC.

DE KLEURRIJKE WERELD VAN DE VOC. NATIONAAL JUBILEUMBOEK VOC 1602-2002 door Leo Akveld en Els Jacobs. 192 p. Thoth, euro 24,50
        Geschiedenis van de VOC in zap-formaat, voor wie geen samenhang zoekt.

OUD EN NIEUW OOST-INDIEN door François Valentijn. 8 delen. Van Wijnen, euro 1132,-
        De meest omvangrijke eigentijdse beschrijving van Hollands Azië, voor bemiddelde fanaten.

DE NEDERLANDSE ONTMOETING MET AZIE 1600-1950 door Kees Zandvliet. 463 p. Waanders, euro 31,50
        Pronkgalerij van de mooiste relicten van de `ontmoeting’.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.