Home Dossiers Nederlandse monarchie De verstoten Oranje-prinses

De verstoten Oranje-prinses

  • Gepubliceerd op: 27 september 2023
  • Laatste update 09 nov 2023
  • Auteur:
    Thomas von der Dunk
  • 11 minuten leestijd
De verstoten Oranje-prinses
Cover van
Dossier Nederlandse monarchie Bekijk dossier

Waarom nu?

Over de toekomstige partner van prinses Amalia wordt druk gespeculeerd. Van de regering mag het een vrouw zijn, maar ze heeft al verklaard op mannen te vallen.

Haar ex-man kreeg al een zenuwinzinking als hij aan haar dacht. En ook haar familie kon haar niet luchten of zien. Maar Oranje-prinses Marianne trok zich niets van hen aan. Ze begon een affaire met haar koetsier en was hem trouw tot in de dood.

Ze was goed voor drie historische romans, en dat is meer dan haar koninklijke vader Willem I, haar koninklijke broer Willem II en haar koninklijke neef Willem III bij elkaar: prinses Marianne, het zwarte schaap van de Oranjes. Bijna een halve eeuw zorgde ze voor problemen, omdat ze zich niet aan de conventies wenste te houden. Ze deed afbreuk aan het krampachtig opgehouden façadefatsoen van twee koningshuizen tegelijk: het Nederlandse en het Pruisische, haar eigen familie en haar aangetrouwde. Inmiddels worden haar weigering zich in de voorgeschreven ondergeschiktheid te voegen en haar wens haar eigen weg te gaan juist als blijk van zelfbewustzijn gewaardeerd.

Meer lezen over de Oranjes? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Marianne werd geboren in 1810 in Berlijn, als nakomertje met twee veel oudere broers, Willem (Guillot) en Frederik. Ze kwam er ter wereld op dat moment dat haar vader ongeveer alles had verloren wat er te verliezen viel. Hij verbleef met zijn gezin in ballingschap aan het hof van zijn zwager Frederik Willem III, de broer van zijn Pruisische vrouw Wilhelmina. Marianne moest in zekere zin het verlies van hun dochtertje Paulina goedmaken. Dat was in 1806 aan de kou bezweken toen Wilhelmina na de Pruisische nederlaag bij Jena voor Napoleon op de vlucht was geslagen.

Als lieveling van haar vader werd Marianne zeer verwend

Na de val van de keizer konden de Oranjes in 1813 naar Nederland terugkeren, waar Mariannes vader het als Willem I tot koning bracht. Als lieveling van haar vader werd ze zeer verwend, wat haar eigenzinnigheid zou hebben gestimuleerd. Anderen zagen die als vrijpostigheid. Tegelijk was ze ook een pion in de dynastieke huwelijkspolitiek. Al in 1826 meldden zich de eerste huwelijkskandidaten. Onder hen de nodige edellieden van het tweede garnituur, maar ook keizer Pedro I van Brazilië. Hoewel Marianne zelf van enig geflirt niet vies was, werden ze door haar vader allemaal als te min afgewimpeld – zelfs die Braziliaanse keizer. Vermoedelijk was de politieke situatie ginds – met revoluties, staatsgrepen en opstanden – hem wat al te instabiel. De eerste kandidaat die wel genade kon vinden, was prins Gustaaf van Zweden. Het kwam in 1828 zelfs tot een verloving.

Albrecht en Marianne. Tekening door L. van de Wildenberg, 1830.
Albrecht en Marianne. Tekening door L. van de Wildenberg, 1830.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Gustaaf was een beschaafde, maar wat verlegen jongeman, die bij Mariannes ouders meteen in de smaak viel. Alleen was hij de zoon van de in 1809 afgezette koning Gustaaf IV Adolf, en daarin school een politiek probleem, waarover Willem I van tevoren niet goed had nagedacht. Want hoewel de jonge Gustaaf zelf alle aanspraken op de Zweedse troon had opgegeven, hield hij aan zijn geboortetitels vast. Daarom werd hij door koning Karel XIV met argusogen gevolgd, en bij het nieuws van het voorgenomen huwelijk verscheen in Stockholm een rood waas voor de koninklijke ogen. Karel XIV reageerde bijkans hysterisch door zelfs met oorlog te dreigen – nog geheel in de geest van het ancien régime, waarin dynastieke familievetes voor internationale conflicten doorslaggevend konden zijn. In dat opzicht hadden de meeste monarchen geestelijk nog steeds niet de onderliggende boodschap van de Franse Revolutie verwerkt dat het belang van de natiestaat voortaan toch echt vóór de persoonlijke obsessies van het toevallige staatshoofd kwam.

De woedende Karel XIV vond in Den Haag bondgenoten in de kroonprins en zijn gemalin Anna Paulowna. De toekomstige Willem II koos altijd partij tegen zijn vader als hij de kans kreeg. En Anna moest als Russische prinses niets hebben van een Zweedse prins, die inmiddels als officier in dienst van Oostenrijk was getreden – de aartsvijand van haar vaderland. Ook uit Sint-Petersburg kamen waarschuwingen van Anna’s broer tsaar Nicolaas I, die door de kroonprins gretig werden doorgebriefd. Onder de toenemende druk van binnen én buiten haalde Willem I bakzeil. De verloving werd verbroken, de reeds uitgewisselde geschenken gingen retour, en de sympathieke schoonzoon in spe kreeg zijn congé.

Eigenzinnig

Daar kwam twee jaar later een minder sympathieke schoonzoon voor terug, die politiek-dynastiek evenwel veel beter lag: Mariannes neef, prins Albrecht van Pruisen, de jongste zoon van Frederik Willem III. Een oude jeugdliefde van Marianne, maar wat nog belangrijker was: zo konden de Oranjes – als monarchen toch nieuwkomers – opnieuw de banden met de belangrijke Hohenzollerns aanhalen. Na de eerdere huwelijken met een Pruisische prinses van Willem I en zijn vader, en in 1825 van Mariannes broer Frederik met Albrechts zuster Louise, was dit de vierde echtverbintenis in deze zin. En ze waren alle vier neef en nicht van elkaar. Maar noch de Russische tsaar, noch de Nederlandse kroonprins zag ditmaal enig bezwaar.

Geen rolmodel voor feministen

Lange tijd werd prinses Marianne nagenoeg doodgezwegen, omdat ze niet in het gewenste plaatje paste. Anders dan de echtgenotes van de koningen Willem I, II en III weigerde ze zich in de voorgeschreven ondergeschikte rol te voegen. Tegenwoordig krijgt ze voor haar zelfbewustzijn meer waardering dan in haar eigen tijd. Toch is ze nooit tot een feministisch rolmodel uitgegroeid. Daarvoor was haar vrijheidsstrijd te veel een persoonlijke strijd, geen strijd tegen maatschappelijke onvrijheid in het algemeen. Haar financiële zelfstandigheid, die haar luxeleven faciliteerde, was daartoe te vanzelfsprekend. In dat opzicht bleef ze deel uitmaken van dezelfde elite die haar vanwege haar ‘wangedrag’ had buitengesloten.

De bruiloft vond echter op een uiterst ongelukkig moment plaats, namelijk op 14 september 1830. Vlak daarvoor was de Belgische Opstand uitgebroken, waardoor veel vorstelijke genodigden verstek lieten gaan. Mariannes bruidsjurk kon nog net uit Brussel komen, maar daartoe bleef de bijdrage van het zuiden aan de feestvreugde beperkt. De Zwolse predikant Van Senden dichtte bij die gelegenheid echter nog hoopvol: ‘Leeuw en adelaar nestelen teer/ Lief in Venus’ zacht struweel/ En de schepping galmt zo weer:/Deze liefde valt geluk ten deel!’

Met haar nieuwe echtgenoot reisde Marianne daarna spoorslags af naar Berlijn, waar ze haar schoonvader smeekte om haar vader militair tegen het opstandige Belgische gespuis te ondersteunen. Precies zoals diens vader Frederik Willem II haar stadhouderlijke grootouders in 1787 na de smaad van Goejanverwellesluis te hulp was geschoten. De zaak van Nederland was voor haar de zaak van God – ‘en als Hij voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?’

Intocht van de pasgetrouwde Marianne en Albrecht in Utrecht, 1830.

Dat was Frankrijk, en dat bleek afdoende. Aangezien Frederik Willem III daarom geen enkele lust voelde om zich in een ongewis avontuur te storten, kreeg Marianne nul op het rekest. Bovendien hadden vrouwen zich in Pruisische ogen niet met politiek te bemoeien. Alleen was dát een boodschap die aan Marianne niet was besteed, en ze zou in Berlijn wel vaker als eigenzinnig opvallen. ‘Goedhartig, maar totaal verkeerd opgevoed,’ aldus haar schoonzus Augusta, vrouw van de latere keizer Wilhelm I.

Marianne werd wel geacht kinderen te baren. En meer specifiek: zonen. Toen hun eerste kind in 1831 een dochter bleek, reageerde Albrecht woest: daarvoor was hij niet getrouwd, hij had soldaten voor het Pruisische leger nodig! Pas in 1837 kon Marianne aan die eis voldoen. Het zou ook bij die ene zoon blijven, want intussen was hun relatie ernstig verzuurd. Haar echtgenoot bleek een lompe, luidruchtige en soms gewelddadige bruut, slechts in de jacht en het leger geïnteresseerd. Met de kunstzinnige inslag van Marianne had hij niets op, en haar belangstelling voor religieuze zaken irriteerde hem zelfs mateloos.

Albrecht was woest toen hun eerste kind een dochter bleek

Bovendien hield hij er voortdurend liefjes op na. Die had hij al voordien bij de vleet gehad, maar zijn huwelijk bleek voor hem geen reden om daar voortaan van af te zien. Meermalen werd hij bij kamermeisjes op de kamer of bij balletdanseressen tussen de toneeldecors aangetroffen. Zijn vrouw had zich daar maar bij neer te leggen – zo was dat altijd in vorstelijke kring gegaan. Tot zijn verbazing bleek Marianne daartoe niet bereid; integendeel, zij wierp hem zijn ontrouw openlijk voor de voeten.

Tegelijk ging ze in de ogen van haar schoonfamilie zelf te lichtzinnig amicaal-amoureus om met hovelingen. Maar dat sterkte haar juist in haar verzet, omdat hier met twee maten gemeten werd: een maatschappelijk korset van kuisheid voor de vrouw, alle ruimte voor liederlijke losbandigheid voor de man. Dat laatste ging bij Albrecht zeer ver. Al in 1833 belandde er een geheim politierapport in Den Haag met de informatie dat de Pruisische prins regelmatig in beruchte Berlijnse bordelen opdook.

De Pruisische prins bezocht beruchte Berlijnse bordelen

Voor Marianne reden om al na een paar jaar op scheiding aan te dringen, en ook Albrecht voelde daar gaandeweg wel voor. Zeker nadat Marianne in de herfst van 1843 tijdelijk naar Rome was uitgeweken en hij het intussen met haar hofdame Rosalie von Rauch had aangelegd, dochter van de minister van Oorlog. Diens paleistuin grensde aan de zijne, wat voor hun romance wel zo praktisch was. Maar van een officiële breuk wilde geen van beide koningen weten: Marianne had er maar mee te dealen, de schande van een scheiding was voor de Oranjes en de Hohenzollerns te groot. Die zou de geloofwaardigheid van hun christelijke voorbeeldfunctie, voor het heilige verbond tussen Troon en Altaar essentieel, verpulveren.

Verliefd

In 1844 legden beide hoven zich toch neer bij een scheiding van tafel en bed, waarna Marianne zich niet meer in Berlijn mocht laten zien en haar kinderen onder voogdij werden geplaatst van haar kinderloze oudste schoonbroer, sinds 1840 koning Frederik Willem IV. Vanaf dat moment was Marianne voortdurend op reis. Ze was schatrijk dankzij de erfenis van haar in 1843 overleden vader. Afwisselend verbleef ze op haar landgoederen in Voorburg en Silezië, of in villa’s aan het Comomeer en in Rome, waar de normen losser waren en ze een kring van Nederlandse kunstenaars om zich heen zou verzamelen.

Albrecht dreef vervolgens in 1849 ook eigenmachtig bij de rechtbank een officiële scheiding door ‘wegens de schending van de eer der Hohenzollerns’, waarna hij in 1853 een morganatisch huwelijk met zijn Rosalie sluiten kon. De gedachte aan zijn vrouw alleen al bracht hem ‘in een staat van voortdurende zenuwachtigheid met bevingen, inrimpelen en blauw worden der handen’.

Dat beide hoven uiteindelijk voor het onvermijdelijke capituleerden kwam evenwel niet door Albrechts wangedrag, maar door Marianne. Rond 1845 was zij verliefd geraakt op haar koetsier, Johannes van Rossum, die het al snel via stalmeester tot secretaris en bibliothecaris bracht, en met wie ze steeds openlijker samenleefde. Al kreeg de verontruste Pruisische koning de verzekering dat ze met Johannes niets anders deed dan ‘boeken bespreken’. Anders dan Albrecht deelde deze met haar namelijk een grote intellectuele, culturele en religieuze belangstelling, en vervolgens ook het bed. Haar zwangerschap maskeerde Marianne vervolgens met een langdurige gemeenschappelijke reis naar het Heilige Land, met als gids dezelfde dominee Van Senden – groot kenner van bijbelse geografie – die ooit zo’n hoogdravend lofdicht op haar huwelijk met Albrecht vervaardigd had.

Johannes van Rossum. Schilderij door Johan Philip Koelman, omstreeks 1850-60.
Johannes van Rossum. Schilderij door Johan Philip Koelman, omstreeks 1850-60.

Op Sicilië bracht ze vervolgens haar zoon ter wereld, die ze eerst bij een gezin ter plaatse ondergebracht. Maar na enkele jaren haalde ze hem op en verscheen ze openlijk met hem in Den Haag. Niet alleen voor Marianne, ook voor haar geliefde was dit kind het product van overspel, want Johannes was sinds 1837 met een Haagse tapster getrouwd. Zo raakte Marianne definitief met haar oom Frederik en neef Willem III gebrouilleerd, maar vooral met Anna Paulowna en de nieuwe koningin Sophie, die er schande van spraken. Frederik zou Johannes’ wettige echtgenote maandelijks een bedrag hebben toegeschoven om te verhinderen dat zij een echtscheiding aanvroeg, die immers ook voor Marianne de weg voor een morganatisch huwelijk geëffend zou hebben.

Morganatisch huwelijk

Vorstenkinderen werden geacht om alleen met gelijken, dus met andere vorstenkinderen, te trouwen. Om de eigen exclusiviteit binnen de adellijke hiërarchie te handhaven telde het beginsel van Ebenbürtigkeit zeer nauw: een koningszoon diende niet te huwen met een barones. Aan de hand van de fameuze Almanach de Gotha kon iedereen nalopen wie in welk geval als wederhelft in aanmerking kwam. Als iemand buiten die band sprong, kwam hooguit een morganatisch huwelijk in aanmerking: de partner van lagere komaf moest dan met de uit dit echtverbond voortgekomen kinderen van alle erfaanspraken afzien. Mariannes vader sloot na zijn abdicatie zo’n huwelijk met de gewezen hofdame van haar overleden moeder, Henriette d’Oultremont.

Nadat het Nederlandse hof een adelstitel voor haar illegitieme zoon had geweigerd, kocht Marianne in 1855 in het hertogdom Nassau het aan de Rijn gelegen landgoed Reinhartshausen; de hertog ginds deed haar dat genoegen wel. Dramatisch genoeg overleed de jongen plotseling, amper twaalf jaar oud, reeds op de eerste kerstdag van 1861; in 1873 zou Johannes volgen.

Maar zelfs hun begrafenis was met obstakels omgeven. Marianne had in het naburige Erbach op haar kosten een protestantse kerk laten bouwen, die tevens als hun grafkerk moest dienen. In het mausoleum was voor drie tombes plaats. Haar zoon mocht erin, haar partner niet – de kerkenraad lag onverbiddelijk dwars, omdat hij ‘openlijk in zonde had geleefd’. Johannes werd daarom op een algemene begraafplaats ter aarde besteld. Daarna zelf voor de keus gesteld, koos Marianne in 1883 niet voor het mausoleum van haar zoon, maar voor het graf van haar minnaar – trouw tot in de dood. Op haar grafsteen staat alleen háár naam, en wel als Albrechts douairière. Ook na de dood wensten beide koningshuizen de schijn nog op te houden.

Meer weten

  • Prinses Marianne(2010) door Arnout van Cruyningen is een biografie.
  • Marianne von Preußen, Prinzessin der Niederlande (2003) door Annette Dopatka, over leven en werk van de prinses.
  • Prinses Marianne (2010) door Kees van der Leer en Tiny de Liefde-van Brakel besteedt extra aandacht aan de kunstzinnige activiteiten van de prinses.

Openingsbeeld: Marianne op 24-jarige leeftijd. Schilderij door Jan Baptist van der Hulst, 1834.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2023