Home Verraad aan de Amstel

Verraad aan de Amstel

  • Gepubliceerd op: 10 januari 2007
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 11 minuten leestijd
Verraad aan de Amstel

De liquidatie van Alexander Litvinenko, eind 2006, laat weer eens zien hoe gevaarlijk het spionnenbestaan is. Zeventig jaar geleden raakte de Nederlandse communist Henk Sneevliet nauw betrokken bij de wereld van spionage en verraad toen hij probeerde om deserterend Sovjetspion Ignace Reiss te helpen.

Op vrijdag 11 juni 1937 wandelde een blonde, elegant geklede jonge vrouw het Amsterdamse Café Royal binnen. Ze keek om zich heen, alsof ze verwachtte dat in de zaak bekenden van haar zaten. Omdat dat blijkbaar niet het geval was, wandelde ze even later weer naar buiten. In werkelijkheid kende de bijna 22-jarige Elisabeth Spanjer een aantal mensen die in het café zaten wel degelijk, en kwam ze alleen even controleren of die niet in gevaar waren. 
           
In Café Royal, op de hoek van de Sarphatistraat en het Frederiksplein, voerde op dat moment de bekende linkse politicus en vakbondsleider Henk Sneevliet (1883-1942) een gesprek met een geheimzinnige man. Sneevliet was de leider van de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), een kleine communistische partij die zich tegen de politiek van Stalin verzette. Begin jaren twintig was Sneevliet in opdracht van Lenin als Komintern-agent actief geweest in Azië en was hij betrokken geweest bij de oprichting van de Chinese Communistische Partij. Na de dood van Lenin had hij in de machtsstrijd die toen binnen de communistische beweging losbarstte, de zijde van Lev Trotski gekozen, al verschilde hij op een aantal punten met hem van mening. Nadat Trotski in 1929 uit de Sovjet-Unie was verbannen, had Sneevliet geregeld contact met hem, en al geruime tijd werden er moeizame besprekingen gevoerd om tot een zogeheten Vierde Internationale te komen, een samenwerkingsverband van antistalinistische partijtjes. 
           
De man die Sneevliet in Café Royal ontmoette, was ooit zijn vriend geweest. Ignace Poretsky, zoals hij officieel heette, was in 1899 geboren in Galicië, een streek die later tot Polen zou behoren. Als zoveel Joodse jongeren van zijn generatie had hij voor het communisme gekozen. Hij was een belangrijke officier van de inlichtingendienst van het Rode Leger. Eind jaren twintig had hij in Nederland een spionagenetwerk opgezet, met als belangrijkste agent de tekenaar Han Pieck, de avontuurlijker ingestelde tweelingbroer van Efteling-ontwerper Anton. Bij het organiseren van dit netwerk en het opzetten van een dekmantel was de Sovjetspion, die hier opereerde onder de naam Ludwik, maar die de geschiedenis is in gegaan als Ignace Reiss, geholpen door Sneevliet. Die was toen al gebrouilleerd met de Communistische Partij in Nederland (CPN), maar geloofde nog steeds dat de belangen van de Sovjet-Unie en die van het internationale socialisme in hoge mate samenvielen. Bovendien konden Reiss en Sneevliet goed met elkaar opschieten. 
           
Nadat Reiss rond 1930 was overgeplaatst, verloren de mannen elkaar uit het oog. In de jaren na hun laatste ontmoeting raakte Sneevliet er meer en meer van overtuigd dat Stalins regime rampzalig en misdadig was. In Moskou woedde de terreur en werden trouwe communisten in showprocessen ter dood veroordeeld. Toen Reiss begin juni 1937 Sneevliet belde om eindelijk weer een afspraak te maken, reageerde die dan ook niet meteen opgetogen. Immers, Reiss was een dienaar van het Sovjetregime, dat door Sneevliet sterk bekritiseerd werd. Wat wilde hij van Sneevliet? Was hij wel te vertrouwen? Was dit geen valstrik? 
           
Sneevliet was op zijn hoede en daarom werd de plek waar hun ontmoeting zou plaatsvinden met zorg uitgekozen. Café Royal bevond zich op een hoek en had aan beide zijden grote ramen, zodat je iedereen goed kon zien zitten. Bovendien kon je je bij een eventuele aanval in veel richtingen uit de voeten maken. Voor de komst van Sneevliet hadden drie uit de kluiten gewassen partijgenoten zich aan verschillende tafeltjes in het café geposteerd. Vanachter hun kopje koffie moesten zij de zaak in de gaten houden. Als extra controle was afgesproken dat na aanvang van het gesprek Elisabeth Spanjer naar binnen zou wandelen, om te kijken of alles in orde was.

Vogelvrij
Zeventig jaar later herinnert de inmiddels 91-jarige Spanjer, destijds internationaal secretaris van de jeugdorganisatie van de RSAP, zich die dag nog levendig: ‘Terwijl ik naar binnen liep, realiseerde ik me dat je hier weliswaar alle kanten op kon vluchten, maar dat een eventuele aanval ook van alle kanten kon komen. Godzijdank leek er weinig aan de hand. Sneevliet had ons niet verteld met wie hij zou spreken, maar de wat gezette, niet-onknappe man tegenover hem leek geen kwaad in de zin te hebben.’ 
           
Ook Sneevliet merkte dit. Tegenover hem zat geen meedogenloze handlanger van Stalin, maar een man in gewetensnood. Reiss gaf toe dat hij al veel eerder met Moskou had moeten breken, maar om verschillende redenen had hij dat niet gedaan. Het valt niet mee om te erkennen dat het ideaal dat je zo lang hebt gediend is verraden en dat het regime waarvoor je werkt misdadig is. Ook weigerde hij over te lopen naar de ‘vijand’, de imperialistische grootmachten. Bovendien realiseerde Reiss zich dat hij op het moment dat zijn breuk bekend werd vogelvrij zou zijn. Hij had nog geprobeerd zijn Nederlandse medewerkers, onder wie de bekende beeldhouwer Hildo Krop, ervan te overtuigen dat zij ook met de geheime dienst moesten breken, maar geen van hen gaf gehoor aan zijn oproep. 
           
Sneevliet drong er bij hem op aan om zijn breuk wereldkundig te maken. De publieke opinie moest weten welke gruwelen zich in de Sovjet-Unie afspeelden. Reiss verklaarde dat hij nog enkele weken nodig had om zijn zaken te regelen. Daarna zou hij een officiële afscheidsbrief schrijven. Hij hoopte dat hij dan de gelederen van Trotski en de andere revolutionair-socialisten kon versterken. Op zaterdag 12 juni hadden Sneevliet en Reiss nog een gesprek, zonder bewaking, waarna de Sovjetagent weer naar het buitenland vertrok. 
           
Hoewel Sneevliet de mogelijkheid openliet dat Reiss hem bedroog, schreef hij een week later een brief aan Leon Sedov, de in Parijs wonende zoon van Trotski. In verband met een uiterst gewichtige zaak moest hij hem dringend spreken, maar uit veiligheidsoverwegingen kon hij niet schrijven waarover het ging. Weer een week later, op vrijdag 25 juni, spraken ze elkaar in het Parijse Café Le Dôme. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Sneevliet toen alleen verteld dat een belangrijke Sovjetagent met Moskou wilde breken, maar heeft hij geen naam genoemd.

Klopjacht
Inmiddels wist de GPOe, de geheime dienst van de Sovjet-Unie, dat een belangrijke agent van plan was ‘af te springen’. Een hoge GPOe-officier, Michael Spiegelglas, kwam naar Parijs en stuurde op 3 juli twee man naar Amsterdam om Sneevliets woning te observeren. Dit leverde niets op, aangezien Reiss Nederland allang weer verlaten had. Zijn identiteit werd pas bekend toen hij op 17 juli eindelijk zijn afscheidsbrief schreef. In die brief verklaarde Reiss dat hij al veel eerder had moeten spreken en dat hij zich medeschuldig achtte aan wat er in de Sovjet-Unie gebeurde. Hij weigerde nog langer mee te doen en brak met het in zijn ogen misdadige regime. Hij sloot af met: ‘Weg met de leugen van het socialisme in één land. Terug naar het internationalisme van Lenin.’ Hij gaf de brief af op de Russische ambassade in Parijs. Normaal duurde het minstens een week voordat een brief Moskou bereikte. Hij had dus nog tijd om zich uit de voeten te maken. Op de ambassade werd de brief echter nog dezelfde dag door Spiegelglas geopend. Nu de GPOe wist wie de overloper was, begon de klopjacht op Reiss. 
           
Dat Reiss niet onmiddellijk werd opgepakt, was te danken aan zijn vriend en collega Walter Krivitski, die ook voor de GPOe werkte. Spiegelglas vertelde Krivitski dat Reiss was gedeserteerd en dat hij moest helpen bij de liquidatie. Krivitski had eerder die dag een korte ontmoeting met Reiss gehad en belde hem ’s avonds op zijn hotelkamer. Zodra Reiss de telefoon opnam, legde Krivitski de hoorn op de haak. Dit herhaalde hij een paar keer. Reiss wist toen dat er iets mis was en dat zijn brief was onderschept. Halsoverkop verliet hij Parijs en dook onder in Zwitserland. 
           
Van daaruit nam hij weer contact op met Sneevliet. Er werd afgesproken zij elkaar op zondag 5 september zouden spreken in Reims, in gezelschap van Leon Sedov. Om het aangename met het nuttige te verenigen, reisde Sneevliet al op 3 september naar Luik, waar hij werd opgewacht door Elisabeth Spanjer. Zij was niet alleen zijn secretaresse, maar had ook een relatie met hem. Samen brachten zij het weekend door in een luxe hotel. Op zondag zette Sneevliet haar op de trein naar Amsterdam, waarna hij zelf naar Reims vertrok. Reiss zou hij daar echter niet aantreffen. 
           
De GPOe had Reiss namelijk inmiddels opgespoord, waarna zijn medewerkster Gertrud Schildbach werd ingeschakeld om hem in de val te lokken. Schildbach was een onaantrekkelijke vrouw, die ondanks haar kritiek op de stalinistische terreur door een loverboy van de GPOe werd overgehaald te helpen bij de moord op de door haar bewonderde chef. Op zaterdag 4 september had Schildbach een afspraak met Reiss en diens vrouw Elsa Poretsky in Lausanne. Bij die gelegenheid had ze Reiss’ echtgenote een doos met vergiftigde bonbons moeten geven. Dit deed ze niet. Wel maakte ze voor die avond een nieuwe afspraak met Reiss. Deze bracht zijn vrouw naar het station en ging vervolgens met Schildbach dineren in een restaurant in een buitenwijk van Lausanne. Na het diner wandelden ze samen in de richting van het centrum, toen er een Chevrolet naast hen stopte. Twee mannen stapten uit en sloegen Reiss neer. Hij verdedigde zich, maar kon niet voorkomen dat hij de auto in werd gesleept. Daar schoten ze hem met een machinepistool dood. Vervolgens werd het lijk gedumpt bij een dorpje buiten Lausanne, waar hij korte tijd later werd gevonden. In zijn verkrampte hand had hij een bosje grijs haar, dat hij Gertrud Schildbach tijdens de worsteling uit het hoofd had getrokken.

Raadsels
Anders dan bij de raadselachtige moord op de voormalige Russische spion Alexander Litvinenko staat in het geval van Ignace Reiss vast dat de liquidatie werd uitgevoerd in opdracht van de machthebbers in Moskou. Niet alleen was dat indertijd min of meer standaardprocedure, ook mocht Reiss niet de kans krijgen om uit de school te klappen over de geheime besprekingen tussen de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland. Maar ook in de affaire-Reiss zijn na zeventig jaar nog lang niet alle vraagtekens opgehelderd. 
           
Zelfs over een schijnbaar onbetekenend details als het café waar Sneevliet en Reiss elkaar hebben ontmoet, bestaat onduidelijkheid. Sneevliet schijnt tijdens een verhoor door de Gestapo, kort voor zijn executie in april 1942, gezegd te hebben dat het in Café Scheltema op de hoek van het Westeinde en de Weteringschans was geweest. Elisabeth Spanjer weet echter zeker dat het in Café Royal, aan de andere kant van het Frederiksplein, was. 
           
Veel belangrijker echter is de vraag hoe en wanneer de GPOe in Parijs te weten kwam dat een belangrijke agent contact had gezocht met Sneevliet. In De GPOe op de Overtoom. Spionnen voor Moskou 1920-1940 schrijft Igor Cornelissen dat Elsa Poretsky na de oorlog heeft beweerd dat twee vrouwen haar man verraden konden hebben. Dat waren Mien Krop, de echtgenote van de beeldhouwer, die als spion voor Reiss werkte, en Elisabeth Spanjer. Omdat Cornelissen vervolgens bijna een pagina lang argumenten opvoert waarom Mien Krop de verraadster niet geweest kan zijn en hij verder niets zegt over de beschuldiging aan het adres van Elisabeth Spanjer, blijft de lezer achter met de indruk dat zij het weleens geweest zou kunnen zijn. In zijn biografie van Joop Zwart (Alleen tegen de wereld, 2003) heeft Cornelissen zich nog negatiever uitgelaten over deze vrouw, die tijdens de oorlog voor een Duitse filmmaatschappij werkte en in de jaren zeventig de literair agent was van belangrijke Sovjetdissidenten. Ook in dat boek komt hij vooral met insinuaties in plaats van met bewijzen.’ 
          
Het is echter maar zeer de vraag of iemand uit de omgeving van Sneevliet de Parijse GPOe heeft ingelicht. Veel waarschijnlijker is dat op 25 juni Sneevliets gesprek met Leon Sedov in het Parijse Café Le Dôme is afgeluisterd. In dat café wemelde het namelijk doorgaans van spionnen uit tal van landen. Bovendien bleek na de oorlog dat Sedovs secretaris en vertrouweling Mark Zborovski voor de GPOe werkte. Sedov besprak vrijwel alles met hem en bovendien opende hij vaak de post, zodat hij wellicht al de brief had gelezen die Sneevliet op 18 juni aan Sedov had geschreven. 
     
Hoe het exact zat, zal na zeventig jaar wel nooit meer duidelijk worden. Wel duidelijk is dat de moord op Reiss geen incident was, net zoals die op Litvinenko nu ook past in een reeks van liquidaties. Wel variëren de moordmethodes. In februari 1938 stierf Sedov onder raadselachtige omstandigheden in een Parijs ziekenhuis. De trotskist Rudolf Klement, die in opdracht van Trotski de gangen van Zborovski naging, werd korte tijd later zonder hoofd uit de Seine gedregd. In mei 1938 werd op de Rotterdamse Coolsingel de Oekraïense nationalist Jeven Konovalets opgeblazen met een bom die verpakt was in een doos chocolaatjes. Stalins grote rivaal Trotski werd in augustus 1940 afgemaakt met een ijshouweel en Krivitski werd in februari 1941 aangetroffen in een hotelkamer in Washington, waar hij zelfmoord gepleegd zou hebben. Al zal er niet zo snel weer polonium-210 worden gebruikt, voor de kennissen van Litvinenko is er voorlopig weinig reden om rustig te gaan slapen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.