Home Dossiers Nederlandse politiek ‘Van Houten was meer dan zijn Kinderwetje’

‘Van Houten was meer dan zijn Kinderwetje’

  • Gepubliceerd op: 9 november 2023
  • Laatste update 22 nov 2023
  • Auteur:
    Steven de Boer
  • 12 minuten leestijd
‘Van Houten was meer dan zijn Kinderwetje’
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

De liberale politicus Samuel van Houten (1837-1930) ging de geschiedenis in als de man van het ‘Kinderwetje’, maar hij was veel meer dan dat. In Sam van Houten tegen de rest belicht Coen Brummer de veelzijdige carrière van de grote vernieuwer van het liberalisme, die gold als ‘politiek moordenaar’ van Thorbecke. De eigengereide Van Houten oefende op veel terreinen invloed uit, van kiesrecht tot vrouwenemancipatie. Volgens Brummer liet hij zien dat politiek meer is dan kille berekening. ‘Je hebt hemelbestormers nodig die vuur in het debat brengen.’

Waarom verdiende Van Houten een biografie?

‘Omdat hij meer was dan zijn Kinderwetje. Daarmee staat hij in de Canon van Nederland en generaties scholieren leerden erover, maar over de persoon Van Houten was nog niet zoveel bekend. Er is wel een proefschrift uit 1952, en Van Houten figureert in allerlei artikelen en boeken als belangrijke speler in de negentiende-eeuwse politiek, maar een volwaardige biografie bestond nog niet. En dat terwijl zijn leven zich uitrolt als een politieke roman. Hij kwam op jonge leeftijd in de Tweede Kamer, was de grote uitdager van Thorbecke, en wilde een linkser, socialer liberalisme, met een grotere rol voor de overheid. Maar op een gegeven moment brak hij met al zijn politieke vrienden. Geheel tegen zijn oude standpunt in stond hij ineens een beperktere kiesrechtuitbreiding voor, die hij vervolgens als minister in een kieswet mocht realiseren. Richting het eind van zijn leven werd hij steeds reactionairder en conservatiever, terwijl het liberalisme zich juist doorontwikkelde en steeds meer ambitie kreeg om sociale noden aan te pakken. Dat verhaal moest verteld worden.’

‘Van Houten brak met al zijn politieke vrienden’

Van Houten maakte naam met zijn aanval op Thorbecke. Waar bestond zijn kritiek uit?

‘Van Houtens belangrijkste verwijt richting Thorbecke was dat hij een “tevreden liberaal” was. Zijn generatie beperkte zich na de invoering van de grondwet in 1848 tot de staatsrechtelijke indeling van het land, verbetering van de Nederlandse handelspositie en infrastructurele investeringen. Toen Van Houten in 1869 in de Tweede Kamer kwam, was het debat over de “sociale kwestie” gaande: de erbarmelijke omstandigheden van arbeiders in de industrialiserende steden. In die context formuleerde Van Houten als een van de eersten een anti-Thorbeckiaans liberalisme. De overheid mocht ingrijpen in de economie en moest zich meer gaan bemoeien met sociale omstandigheden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Van Houten was bijvoorbeeld een voorstander van corporaties. En hij was twintig jaar lang de belangrijkste voorvechter van een inkomstenbelasting, omdat hij de belastinglast eerlijker over de bevolking wilde verdelen. De kinderwet is natuurlijk ook een goed voorbeeld. Die werd in de Tweede Kamer behoorlijk uitgekleed, waardoor hij alleen nog fabrieksarbeid verbood. Maar Van Houten had beoogd dat de kinderwet elke vorm van kinderarbeid uitbande. Hij vond namelijk dat kinderarbeid oneerlijke concurrentie opleverde met de lonen van volwassen arbeiders.’

Van Houten onderbouwde zijn kinderwet dus meer met economische dan moralistische argumenten.

‘Het bekende beeld is dat uit de prent van Johan Michaël Schmidt Crans, waarop armoedig geklede kinderen Van Houten toejuichen: “Leve mijnheer Van Houten!”. In werkelijkheid handelde Van Houten niet uit compassie, maar uit rationele, economische analyse. Hij stelde dat zijn wet niet was ingegeven door meewarigheid met kinderen. Collega’s en tijdgenoten hadden hier wel oog voor. Kamerleden keken bijvoorbeeld huiverig naar de schrijnende misstanden in Engelse fabrieken. En de schrijver Jacob Jan Cremer deed een gepassioneerde oproep aan koning Willem III om in te grijpen: “Ziet: aan uwe en mijne kleederen, waaraan de handjes dier kleinen werkten, kleven droppelen bloeds”.

Prent van Van Houten en zijn Kinderwetje.
De prent van Johan Michaël Schmidt Crans. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Kiesrecht was een ander hoofdthema voor Van Houten. Hoe wilde hij dat veranderen?

‘De grondwet van 1848 voorzag in een censuskiesrecht: je mocht stemmen als je een bepaald bedrag aan belastingen betaalde. Hierdoor viel een groot deel van de bevolking buiten de boot. Van Houten was in de tweede helft van de negentiende eeuw een van de grote voorvechters van kiesrechtuitbreiding. Met de grondwetsherziening van 1887 haalde hij voor een deel zijn slag thuis. Kiesrecht stoelde nu op ‘kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand’. Maar toen begon het debat over wat die vage termen nou inhielden. Hier maakte Van Houten plots een draai: hij wilde het kiesrecht minder ver uitbreiden dan de meest progressieve liberalen. Dat leidde tot een strijd tussen de “takkianen”, onder leiding van Johannes Tak van Poortvliet, en de “antitakkianen” van Van Houten. Het werd een van de grootste veldslagen in de parlementaire geschiedenis, die uiteindelijk werd gewonnen door de antitakkianen. In 1896 diende Van Houten een nieuwe kieswet in, die minder ver ging dan een eerder voorstel van Tak van Poortvliet.

‘Hij stelde dat zijn wet niet was ingegeven door meewarigheid met kinderen’

Door zijn draai verloor Van Houten veel politieke vrienden. Hij had twintig jaar lang met zijn beste politieke bondgenoten in de redactie van het tijdschrift Vragen des Tijds gezeten. Nu schreven de andere redactieleden aan de uitgever: Van Houten eruit of wij eruit. Er verschenen spotprenten waarop Van Houten in een kist een kerk werd ingedragen. En Van Houtens vriendschap met Arnold Kerdijk, een andere grote progressieve liberaal, bekoelde. Jarenlang liepen zij samen naar het Binnenhof, maar nu zeiden ze elkaar niet eens meer goedemorgen. De strijd om het kiesrecht vernietigde dus alle informele lijntjes in Van Houtens liberale netwerk.’

Van Houten werd steeds conservatiever. Hoe valt die ontwikkeling te verklaren?

‘Het liberalisme werd steeds progressiever, terwijl van Houten steeds bedaarder en conservatiever werd: ze bewogen uit elkaar. In het boek noem ik het “schuivende panelen”. Van Houten was bang dat de werkende burger, de spil in zijn maatschappijvisie, zijn welvaart moest overdragen aan een economische onderklasse die via het algemeen kiesrecht een greep in de staatskas kon doen. Van Houten wilde die onderklasse geen stemrecht geven, maar hoopte dat ze door beter beleid zelfredzaam werd en zo vanzelf stemrecht kreeg. Maar ook op het gebied van sociale wetgeving werd Van Houten terughoudender. Daarin was zijn breuk met de andere liberalen nog heftiger. In de jaren 1870 was hij nog radicale liberaal die door andere politici voor “Rood” werd uitgemaakt, maar later was dat een ander verhaal. Van Houten keerde zich keihard tegen het ‘kabinet van sociale rechtvaardigheid’ van Nicolaas Pierson (1897-1901). Hij moest ook niets hebben van de sociale wetgeving van minister Syb Talma (1908-1913). Van Houten sprak van ‘dwangwetten’.

Van Houten had gehoopt met zijn kieswet de massademocratie af te wenden, maar bracht die juist dichterbij: de deur stond open voor verdere verruiming van het electoraat. Dit luidde tegelijk het einde in van de liberale dominantie in de Nederlandse politiek. Gedesillusioneerde liberalen herkenden zich niet langer in het Nederland van het algemeen kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging. In de jaren 1920 verenigde een deel van hen zich in kleine, zeer conservatieve partijtjes. Zo ook Van Houten: hij sloot zich in 1925 aan bij het Vaderlandsch Verbond. Dat begon fusiebesprekingen met het Verbond van Actualisten, de eerste fascistisch geïnspireerde Nederlandse partij. Een van die besprekingen vond naar verluid zelfs bij Van Houten thuis plaats. Die kringen waren ronduit antidemocratisch. De actualisten wilden van het parlement een ‘adviserend orgaan’ maken, maar dat ging Van Houten te ver. Hij trok zich terug, maar de associatie bleef aan hem kleven. Een spotprent uit die tijd toont een oude Van Houten met een zeis met het woord FACISME erop.’

De spotprent van Samuel van Houten. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
De spotprent van Samuel van Houten. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Op een ander thema was Van Houten dan weer consistenter: vrouwenemancipatie. Wat heeft hij voor het feminisme betekend?

‘Van Houten zette het debat over anticonceptie en geboortebeperking op de kaart. Ook hier had hij economische argumenten voor: minder kinderen zorgde voor minder concurrentie op de arbeidsmarkt en dus hogere lonen. Van Houten stond hierover in contact met Aletta Jacobs en andere feministen. Hij schreef ook veel over het recht op vrije echtscheiding, in die tijd een taboe. Op Van Houtens begrafenis in 1930 bedankte de feministe Betsy Bakker-Nort hem namens de vrouwen van Nederland. Met zijn aandacht voor vrouwenemancipatie was Van Houten zijn tijd vooruit. Hij zag er een thema in dat paste bij zijn politieke visie, maar ook een kans om te polariseren en het debat op te zoeken.’

Kenmerkte dit zijn politieke stijl?

‘Inhoudelijke overtuiging en de wens om iets op het scherpst te stellen gingen bij Van Houten vaak hand in hand. Hij was altijd gericht op het conflict. De gezaghebbende commentator Johannes Buys schreef eens in De Gids dat wanneer Van Houten een menigte toesprak en nog iemand zag knikken, dat hij dan vond dat hij verkeerd begrepen werd. Dit onderscheidde hem van de studieuze en gezaghebbende Thorbecke. Die was echt een staatsman, Van Houten veel meer een polemisch politicus.

‘Van Houten was altijd gericht op het conflict’

Van Houten was bovendien een solist pur sang: hij nam afstand van het collectief. In een kritische brief aan het Comité ter bespreking der sociale quaestie schreef hij dat men er alleen samenkwam om gezellig te eten en drinken. Hij verzette zich ook tegen partijvorming. Je bereikte volgens Van Houten veel meer door een goed stuk te schrijven of een vlammende toespraak te houden.

Van Houtens eigengereidheid is ook terug te zien in de manier waarop hij de beeldvorming rond zichzelf probeerde te beschermen. Hij publiceerde veel: talloze artikelen in tijdschriften als De Gids en Vragen des Tijds, Staatkundige Brieven waarin de hij de politiek becommentarieerde, en een bundeling van zijn parlementaire toespraken, voorzien van commentaar. In die publicaties was Van Houten constant bezig om zichzelf te rechtvaardigen. Toen hij die bundel samenstelde na de eeuwwisseling werd hij al in één adem genoemd met zijn kinderwet, maar zelf had hij daar weinig meer mee: de wet was het startschot geweest van een progressieve ontwikkeling die hij helemaal niet had gewild. In een tijd vóór social media en tv had Van Houten dus al veel aandacht voor self fashioning, het bewust vormen van zijn publieke identiteit. In zijn stukken was hij ook al bezig met zijn eigen erfenis. Soms deed hij een beroep op latere geschiedschrijvers, en dan dacht ik: hij heeft het tegen mij.’

Heeft Van Houtens eigengereidheid eraan bijgedragen dat hij nauwelijks machtige posities heeft bekleed?

‘Van Houten was altijd een inspirator, niet een politiek leider. Dit kwam door zijn persoonlijkheid maar ook door de ontwikkeling van het liberalisme. De “doctrinair liberalen”, de generatie van Thorbecke, vonden Van Houten een negatieve, afbrekende liberaal die alleen maar de boel bekritiseerde. De “geavanceerd liberalen”, waartoe Van Houten zelf behoorde, verweten hem dat hij te veel een einzelgänger was en zich niet constructief opstelde; in die tijd stapte Van Houten zelfs een keer uit de liberale fractie. De “sociaalliberalen” die daarna kwamen vonden hem reactionair, een oude man die het allemaal niet meer begreep. Dus Van Houten heeft nooit lekker op zijn plek gezeten in de verhoudingen.’

‘Je bereikte volgens Van Houten het meest door een vlammende toespraak te houden.’

Hoe kon hij dan toch zo invloedrijk zijn?

‘Tijdgenoten schreven wel over Van Houten dat het jammer was dat zo’n knappe man zo onhandig was. Er klonk ook teleurstelling over wat hij, gezien zijn potentie, had bereikt in een carrière van zestig jaar. Van Houten was niet een praktische politicus die veel wetten door de Kamer wist te loodsen, maar wel een katalysator die nieuwe ideeën in het debat bracht. Ook dat soort figuren heb je in de politiek nodig. Op meerdere kruispunten in de Nederlandse geschiedenis was Van Houtens invloed bepalend: de vernieuwing van het liberalisme na Thorbecke, de kinderwet, de strijd om de grondwetsherziening in de jaren 1880. Die momenten vroegen om een strijdbare individualist die de impasse doorbrak. Van Houten was die persoon. Zijn individualisme, eigengereidheid en koppigheid werden in die omstandigheden een vorm van politiek kapitaal. Heel vaak paste het niet, schuurde het, was het ingewikkeld en lastig, maar op een aantal cruciale momenten vielen de stukjes op hun plek en stonden de sterren goed: dan was Van Houten de juiste man op het juiste moment.’

Hoe is Van Houtens invloed terug te zien in de huidige politiek?            

‘Hij is een soort symbool geworden, een ijkpunt in de geschiedenis. Dat komt natuurlijk door het canonieke Kinderwetje waarmee hij versmolten is. Voor de historische figuur Van Houten is weinig oog meer, terwijl hij veel meer heeft nagelaten dan die kinderwet. Ik hoop dat mijn boek niet alleen een boeiend verhaal is over een zeer interessant figuur, maar ook laat zien wat politiek kan zijn: een ideeënstrijd op het scherp van de snede, waarbij het niet altijd hoeft te gaan over meerderheden en financiële dekking. Je hebt ook hemelbestormers als Van Houten nodig, die vuur in het debat brengen. Anders is de politiek slechts een zuurstofloos besturen.’

Coen Brummer
Fotograaf: Martijn Beekman

Coen Brummer

(1986) is als historicus verbonden aan het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. In het dagelijks leven is hij werkzaam voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eerder was Brummer directeur van het wetenschappelijk bureau van D66 en speechschrijver voor achtereenvolgende bewindspersonen op het Ministerie van Justitie & Veiligheid.