Home Dossiers Nederlandse politiek Links zit in verdomhoek, zoals ooit liberalen

Links zit in verdomhoek, zoals ooit liberalen

  • Gepubliceerd op: 28 november 2023
  • Laatste update 29 nov 2023
  • Auteur:
    Koen Vossen
  • 9 minuten leestijd
Links zit in verdomhoek, zoals ooit liberalen
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Linkse en progressieve partijen behaalden samen nog maar 47 zetels bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen. ‘Links’ is een scheldwoord geworden, dat staat voor elitair, arrogant en moralistisch. Progressieven hebben nu dezelfde positie als liberalen honderd jaar geleden, schrijft historicus Koen Vossen. En net als toen keren sommigen zich wrokkig af van het ‘domme kiezersvolk’.

De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 kan en zal op allerlei mogelijke manieren worden geduid. De verpletterende overwinning van de PVV schreeuwt nu eenmaal om een verklaring, het liefst één waarbij ook duidelijke schuldigen zijn aan te wijzen. Lag het aan de media die de kiezers ophitsten? Aan de VVD die immigratie vanuit opportunistische motieven tot verkiezingsthema maakte en vergat dat de PVV daarop ‘issue-owner’ is?  Aan ‘woke’ waardoor je niets meer mag zeggen in dit land? Aan de toenemende kloof tussen stad en regio, of tussen theoretisch en praktisch opgeleiden? Of is het toch vooral een gevolg van de domheid van de gemiddelde kiezer, die geen kaas heeft gegeten van complexe politieke vraagstukken?

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Hoewel geen van deze populaire analyses helemaal bevredigt, is voor de ene analyse op grond van harde empirische data  meer te zeggen dan voor de ander. Zo valt ook dit keer uit de beschikbare gegevens op dat de PVV niet populair is bij hoger opgeleiden (tegenwoordig ook wel theoretisch opgeleiden genoemd), maar bovengemiddeld veel praktisch opgeleide kiezers trekt. Bij de progressieve partijen als GroenLinks/PvdA, D66 en VOLT is dit precies andersom: veel kiezers hebben een universitaire of HBO-opleiding (of zijn daar nog mee bezig), terwijl het aantal praktisch opgeleiden met het spreekwoordelijke vergrootglas moeten worden gezocht. De progressieve partijen domineren eigenlijk alleen nog in universiteitssteden als Amsterdam, Utrecht, Delft, Wageningen, Nijmegen en Groningen en omringende rijkere forensengemeentes als Amstelveen, Zeist, Malden en Haren. 

Zo lijkt de positie van progressief links van nu wel enigszins te vergelijken met die van de liberalen in de jaren tussen de twee wereldoorlogen. Na invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1917, waarvoor de meeste liberale partijen hadden gestreden, zagen zij hun zeteltal dramatisch dalen. Zij verloren in 1918 maar liefst 25 van de 40 zetels in de toen nog honderd zetels tellende Tweede Kamer. Veel van de nieuwe kiezers kozen voor de socialistische, katholieke of orthodox-christelijke partijen, die in liberale ogen hun achterban vaak paaiden met onrealistische voorstellen en irrationele wensdromen. De invoering van het vrouwenkiesrecht in 1919 bracht hierin geen verandering. De meeste vrouwen bleken te stemmen voor uitgerekend de christelijke partijen die weinig hadden gedaan om hun het kiesrecht te verlenen. Zo kwam de SGP voor het eerst in de Kamer, met dank aan Aletta Jacobs en andere liberale feministes!

Verkiezingen 1918.
Een man verft zijn stemadvies op een houten schutting. Amsterdam, 1918.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Weldenkende lieden

Op allerlei manieren probeerden  de liberalen daarna het tij te keren. Verschillende partijen fuseerden, er waren naamsveranderingen, er waren wat halfslachtige pogingen om ook een soort zuil op te bouwen zoals de katholieken, gereformeerden en socialisten hadden gedaan. De kiezers bleven massaal weg. In 1937 poogde de Liberale Staatspartij uit arren moede zetels te winnen door indirect te profiteren van de populariteit van de gereformeerde premier Hendrik Colijn. Met de slogan ‘Zet meer liberalen naast Colijn’ haalde deze fusiepartij nog slechts vier zetels. De meer links-liberale Vrijzinnig-Democratische Bond had er toen nog maar zes. Van de 40 zetels uit 1913 waren er kortom een kwart eeuw later nog maar tien over.

De liberale Vrijheidsbond wordt op de hak genomen in een spotprent uit De Tijd, 1937.

Wat ze aan kwantiteit misten, compenseerden ze met kwaliteit. Althans, als men kwaliteit meet aan de hand van opleiding, vermogen, cultureel kapitaal, bestuurlijke ervaring en invloed. In de rechtspraak, het ambtenarencorps, de diplomatieke dienst, culturele instellingen, het bedrijfsleven, de banken en de universiteiten wemelde het nog van de liberalen. Zowel linkse als rechtse, zowel conservatieve als progressieve. De voornaamste kwaliteitskranten – het Algemeen Handelsblad, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en Het Vaderland – golden als liberaal, net als een weekblad als De Groene Amsterdammer.

Wat de term liberaal of vrijzinnig precies betekende was daarbij wel steeds minder duidelijk. Zo gold liberaal in het spraakgebruik van die dagen doorgaans als links, omdat rechts gelijkstond aan christelijke politiek en links aan seculiere politiek. Voor liberalen zelf was de term vooral een soort brevet van zelfstandig denkvermogen. Men behoorde in ieder geval niet tot dat katholieke, orthodox-christelijke  en socialistische stemvee, dat zich met irrationele slogans naar de stembus liet drijven.

‘Hoe klinkt thans voor socialisten, fascisten en Nederlandse rechtse partijen het woord; liberalisme. De afschuw van een heel geslacht heeft zich aan het woord gehecht’

De liberalen waren kortom de weldenkende lieden: cultureel geschoold, universitair opgeleid, met een hoog vertrouwen in de wetenschap, een internationale oriëntatie en een in eigen ogen zeer inclusieve, progressieve en op de toekomst gerichte ideologie die ervanuit ging dat de meeste mensen uiteindelijk deugden. Met een mengeling van onbegrip, verbazing en nijd moesten ze echter toezien dat het liberalisme voor de meeste mensen  een scheldwoord was geworden. ‘Hoe klinkt thans voor socialisten, fascisten en Nederlandse rechtse partijen het woord; liberalisme. De afschuw van een heel geslacht heeft zich aan het woord gehecht’, zo schreef de historicus Johan Huizinga in zijn beroemde essay Nederlands geestesmerk uit 1931.

Rancune

Zoals veel uit liberale kringen afkomstige intellectuelen gaf Huizinga zich steeds meer over aan een elitair cultuurpessimisme. ‘Wanneer men de massa uitnodigt zich te groeperen naar ideeën en inzichten, dan is het resultaat dat zij zich groeperen naar belangen, belangetjes, of leusjes,’ zo luidde zijn oordeel over de toenmalige democratie. Het volk was dom, de cultuur was steeds infantieler en er viel eigenlijk bar weinig aan te doen.

Zijn beroemde jongere neef Menno ter Braak oordeelde nog scherper. Volgens hem misbruikte eeuwig verongelijkte kiezers het stemhokje om hun rancune over hun eigen veronderstelde achterstelling te botvieren, daarbij opgejut door politieke demagogen die alleen uit waren op macht. Eerder al hadden prominente liberale politici als Samuel van Houten en Willem Treub op hun oude dag alle vertrouwen in de democratie verloren. Nederland zou alleen te redden zijn door de democratie op zijn minst voor even opzij te schuiven.

Volgens Ter Braak misbruikten verongelijkte kiezers het stemhokje om hun rancune te botvieren

Het is wonderlijk hoezeer het liberale verval lijkt op dat van progressief-links heden ten dage. Zo valt op hoezeer tegenwoordig de afschuw van velen zich aan het woord ‘links’ heeft gehecht. Wat jarenlang als eretitel gold, is nu meer dan ooit een scheldwoord geworden. Een soort synoniem voor elitair, arrogant en moralistisch. Zelfs als bestaanszekerheid als belangrijk thema op de verkiezingsagenda is komen te staan en vrijwel iedereen oproept tot meer regie vanuit de staat, weten linkse partijen niet te profiteren.

Veelzeggend is dat het overgrote deel van de kiezers een stem op Geert Wilders vooral zag als middel om de intens verafschuwde Frans Timmermans uit het Torentje te houden. Liever nog Wilders dan links aan de macht! Voor veel mensen lijkt links daarmee geen tamelijke neutrale term om een politieke positie mee aan te duiden – die soms zelfs overeenkomt met die van henzelf – maar vooral een met negatieve associaties geladen begrip, dat los is komen te staan van de werkelijke inhoud.  

Bitter cultuurpessimisme

Verontwaardigd over zoveel onbegrip bij de kiezer, dreigt de progressief-linkse achterban zich ondertussen steeds meer in de eigen bastions te verschansen. Kwantitatief stelt zij steeds minder voor, maar in kwalitatief opzicht vertegenwoordigt zij de bloem der natie: de hoger opgeleide, cultureel onderlegde weldenkende lieden die de kwaliteitskranten lezen en werkzaam zijn in de wetenschap, cultuursector,  overheid, rechterlijke macht en in de hogere echelons van het bedrijfsleven. Met al hun kennis en hun goed afgestelde morele kompas staan zij klaar het volk naar de toekomst te gidsen. Om vervolgens met lede ogen te zien dat zij worden afgetroefd door politieke rattenvangers van Hamelen.

Verkiezingsaffiche liberalen 1937.
Verkiezingsaffiche van de liberalen uit 1937.

Net als in het Interbellum zien we ook nu dat sommige progressieven zich van de weeromstuit overgeven aan een bitter cultuurpessimisme over een aan consumptie verslaafde massasamenleving en een op sensatie beluste mediacratie. Ook gaan enkelen zich te buiten aan neerbuigende teksten over ‘domrechtse’ rancuneburgers die niet zelf kunnen denken en alleen maar met hun onderbuik stemmen.

Is er dan niets aan het verval te doen? Tallozen zullen in de komende tijd waarschijnlijk beweren dat zij wel het ei van Columbus hebben gevonden. Als we het liberale verval als voorbeeld zien, is er zowel goed nieuws als slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat het wel even kan duren alvorens de afschuw die zich aan het woord ‘links’ heeft gehecht zal zijn verdwijnen. Pas met de ontkerkelijking en ontzuiling van de jaren zestig kwam er namelijk ruimte voor een vernieuwd liberaal geluid. Enerzijds was er de opkomst van de vernieuwingsbeweging D66 van Hans van Mierlo (die zich niet als liberaal afficheerde), anderzijds had VVD-leider Hans Wiegel succes met een meer volks liberalisme.

Het goede nieuws is dat vanaf dat moment de opmars onstuitbaar was. In de jaren negentig was het liberalisme zowel op economisch vlak (het zogenaamde neoliberalisme) als politiek vlak (de wereldwijde zegetocht van de liberale democratie) inmiddels zo dominant, dat toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein tevreden vaststelde dat op een enkeling na inmiddels iedereen in Nederland liberaal was geworden. Met Mark Rutte kreeg Nederland in 2010 voor het eerst sinds de invoering van het algemeen kiesrecht een liberale premier. De storm zal waarschijnlijk dus nog wel even aanhouden. Tot die tijd is het voor progressief-links zaak om het advies van de liberale voorman H.C. Dresselhuys uit 1925 te volgen: houdt de lampen brandende!

Verkiezingsposter van de liberale Vrijheidsbond. De NSB gebruikte deze poster als voorbeeld om aan te tonen dat Musserts partij gedemoniseerd werd. Bron: C. van Geelkerken (red.), Voor Volk en Vaderland. De strijd der Nationaal-Socialistische Beweging, 14 december 1931-mei 1941.