Twintig jaar geleden ontbrandde in Duitsland de zogeheten Historikerstreit. Was Stalin erger dan Hitler? Was de rassenmoord een antwoord op de klassenmoord? Het waren goede vragen, maar men gaf foute antwoorden, denken historici nu.
Op 6 juni 1986 drukte de Frankfurter Allgemeine Zeitung een artikel af van de historicus Ernst Nolte onder de titel ‘Het verleden dat niet voorbij wil gaan’. In dat stuk probeerde Nolte het nationaalsocialistische verleden in een ruimer historisch kader te plaatsen dan tot dan toe in Duitsland gebruikelijk was. Hij wees erop dat Stalins uitroeiing van de klassenvijand voorafging aan Hitlers uitroeiing van de Joden en dat de laatste gezien moest worden als een reactie op de eerste: communistenangst en rassenmoord als antwoord op klassenmoord.
Het artikel was de start van een publiek debat dat twee jaar lang zijn sporen door de Duitse media zou trekken. De eerste die reageerde was de filosoof Jürgen Habermas, die Nolte verweet het unieke karakter van de nazimisdaden te relativeren en er bovendien nog een verontschuldiging voor te leveren. Habermas richtte zijn pijlen niet alleen op Nolte en verwante historici, maar ook op conservatieve politici die meenden dat Duitsland zijn schuld aan de holocaust inmiddels wel had afbetaald.
Er kwamen twee fronten onverzoenlijk tegenover elkaar te staan. Het ‘linkse’ kamp van Habermas, dat in elke vergelijking van de holocaust met andere volkerenmoorden een poging zag om Duitslands geschiedenis wit te wassen. En het ‘rechtse’ kamp van Nolte, dat meende dat fixatie op de holocaust ertoe heeft geleid dat de misdaden in de communistische wereld niet werden erkend.
De Historikerstreit was het laatste grote intellectuele debat in de oude Bondsrepubliek. Kort daarna viel het communistische Oostblok uiteen en werden de beide Duitslanden herenigd. Toen kwam de discussie in een ander licht te staan. In de nieuwe Bondsrepubliek waren de communistische misdaden evenzeer onderdeel van het nationale verleden als de nazimisdaden. Het taboe op een vergelijking van klassenmoord en rassenmoord verviel daarmee.
Maar Noltes stelling dat er bovendien een causaal verband was tussen Stalins misdaden en die van Hitler heeft de toets der kritiek niet doorstaan. Historische studies hebben aangetoond dat de angst voor het communisme in nazi-Duitsland slechts een ondergeschikte rol speelde. In de politiek van de nazi’s noch in de gevoelens van het volk was die van doorslaggevende betekenis.
Dat is ook de teneur van de talloze beschouwingen die de Duitse kranten de laatste weken aan de twintigste verjaardag van de Historikerstreit wijdden. Ernst Nolte heeft destijds wellicht een paar goede vragen gesteld, geven historici nu toe, hij gaf echter steeds de foute antwoorden.