Home Dossiers Psychologie Traumadenken verschilt per tijd en plaats

Traumadenken verschilt per tijd en plaats

  • Gepubliceerd op: 18 september 2023
  • Laatste update 11 jan 2024
  • Auteur:
    Bart Nauta en Arjen van Lil
  • 8 minuten leestijd
Traumdenken: shellshock slachtoffers
Patiënt met neurasthenie
Dossier Psychologie Bekijk dossier

Steeds meer ervaringen gelden als ‘traumatisch’. Ook historici hebben de neiging te psychologiseren en het verleden vanuit kwetsuren te verklaren. In werkelijkheid is dit ‘traumadenken’ helemaal niet universeel, maar tijd- en plaatsgebonden, zo betogen Bart Nauta en Arjen van Lil.

In het Westen is veel aandacht voor het psychische leed na catastrofes, rampen, oorlogen en geweld. Het woord ‘trauma’ komt vele keren per week langs in de media. We zijn eraan gewend geraakt dat tragische en pijnlijke gebeurtenissen, individueel of collectief ervaren, sporen nalaten in de geest. Maar dat is een recente opvatting. Pas vanaf de tweede helft van de vorige eeuw en met name de jaren zeventig is het woord in zwang geraakt. Hoe is het denken over traumatisering in het Westen zo dominant geworden? En wat zijn de gevolgen van dit ‘traumadenken’?

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Die vraag beantwoordden Didier Fassin, antropoloog en socioloog, en Richard Rechtman, psychiater en antropoloog, in The Empire of Trauma uit 2009. Ze laten zien dat het idee van trauma lange tijd niet vanzelfsprekend was. Als slachtoffers van treinongevallen of arbeiders die fabrieksongevallen overleefden psychische klachten rapporteerden, dachten de zenuwartsen rond 1900 niet in termen van psychologische stress. Ze gingen uit van fysieke oorzaken, zoals railway spine, een opschudding van de ruggenwervels en aantasting van de zenuwen.

Oorlog gold als natuurlijk stadium in de volwassenwording

Bovendien werden psychische klachten gewantrouwd. De artsen hadden geen oog voor de symptomen en dachten dat de slachtoffers uit waren op financiële compensatie. Toen soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog doordraaiden na gruwelijke ervaringen in de loopgraven, werden zij door de militaire psychiaters gezien als derderangs acteurs, die met hun schokkerige bewegingen hun nationale heldentaak wilden ontlopen. Volgens hun bevelhebbers waren ze lafaards. Met schoktherapieën, overredingskracht en een pistoolloop in de rug, werd getracht hen bij zinnen te brengen. Hun problemen zouden het gevolg zijn van een zwakke aanleg. Oorlog werd gepresenteerd als een natuurlijk stadium in de volwassenwording: ‘It’s men we want,’ zo stond op de rekruteringsposters in Groot-Brittannië.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Holocaust als kantelpunt

Maar ook vlak na de Tweede Wereldoorlog wisten neurologen en psychiaters niet goed wat ze aan moesten met psychische klachten, zo blijkt uit The War in Their Minds uit 2009 van filosoof en historicus Svenja Goltermann. Ze bestudeerde 450 psychiatrische dossiers van Wehrmacht-soldaten, die allerlei symptomen rapporteerden. Maar eind jaren veertig waren noch de Duitse artsen, noch de veteranen en hun families gewend om de wereld te beschrijven in termen van trauma. Laat staan dat ze inzagen dat gruwelijke gebeurtenissen psychologische gevolgen konden hebben. Nachtmerries van Duitse veteranen werden geweten aan ondervoeding in Russisch krijgsgevangenschap of aan zwakke genen. De vraag was vooral: hoe krijgen we hen weer aan het werk?

Deze moeizame omgang met trauma beschrijft ook Eva Hoffman in After Such Knowledge uit 2004. Als kind van Pools-Joodse ouders voelde zij tijdens haar jeugd de wanhoop en angsten van haar ouders aan, die ternauwernood de Shoah wisten te overleven. Maar die gebruikten daar andere termen voor dan tegenwoordig. Haar ouders zagen zichzelf niet als getraumatiseerd of als emotioneel beschadigd. Hun devies was: lijden is lijden, hoe extreem ook. Je moest ermee zien te leven. Therapie was voor hen daarom niet aan de orde.

Getuigenissen van kampoverlevenden werden gezien als de ultieme waarheid

Toch vormde de Holocaust een kantelpunt. Na de terugkeer van Joodse overlevenden uit de  concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s, werd het publieke, politieke en medische wantrouwen als immoreel en ongegrond gezien. Hun getuigenissen, die van trauma en survivor guilt, werden langzaam gezien als de ultieme waarheid over de menselijke conditie, schrijven Fassin en Rechtman. Als overlevenden en slachtoffers van de onbetwistbare verschrikkingen in de kampen, konden alleen zij getuigen van trauma.

Spreekbuis van belangen

Twee protestbewegingen van de jaren zestig en zeventig droegen bij aan de verdere integratie van trauma. In het gevecht tegen vrouwen- en kindermishandeling streden Amerikaanse feministen voor de erkenning van het psychische leed van de slachtoffers, dat zo vaak verzwegen en ontkend werd. Tegelijkertijd zagen militaire psychiaters met lede ogen de meelijwekkende toestand van jonge Amerikaanse Vietnamveteranen aan. De soldaten vochten in een zinloze hel en waren in die omstandigheden dader geworden, verantwoordelijk voor de moord op onschuldige Vietnamese burgers. De psychiaters kwamen voor de veteranen en hun rehabilitatie op. Ze wezen erop dat gewetenswroeging in deze uitzichtloze en wrede oorlog juist heel menselijk was.

De inspanningen van deze Amerikaanse militaire psychiaters zorgden mede voor een aanpassing in de DSM-III (1980), het internationale handboek dat psychische stoornissen classificeert. Voor het eerst werd posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgenomen. De diagnose onderstreepte dat een individu die een schokkende gebeurtenis meemaakte, psychische gevolgen kon ondervinden, zoals nachtmerries, flashbacks, vermijding en hyperalertheid. Klachten die universeel lijken te zijn en in verschillende vormen over de hele wereld voorkomen.

Zo werden het Europese en het Amerikaanse publiek ontvankelijk voor verhalen van kampoverlevenden, slachtoffers van mishandeling en misbruik, en tot dader geworden veteranen. Hun getuigenissen en het beluisteren daarvan werden morele daden – en trauma een morele categorie. Overlevenden van trauma moesten worden geholpen, gecompenseerd en erkend.

Iedereen getraumatiseerd

Het bewezen en erkende trauma bleek krachtig. Als vertaling van leed, maar ook als spreekbuis van maatschappelijke belangen. Want wiens trauma telt het zwaarst? Uit de aandacht voor trauma blijkt dat we leed belangrijk vinden, maar ook welk leed we het belangrijkst vinden. Welke trauma’s moeten gehoord worden; welke trauma’s dienen een stem te krijgen?

Daags na de aanslagen op 11 september 2001 reisden 9000 psychiaters en psychologen af naar Manhattan om de getraumatiseerde New Yorkers te ondersteunen. Op de journaals vertelden psychiaters over de werking van PTSS. De media hadden het over trauma als een tragische gebeurtenis, die niet alleen New York maar heel de VS raakte. Beide betekenissen van trauma liepen in elkaar over zonder dat er onderscheid werd gemaakt. Het traumadenken was volledig geïntegreerd. Er waren ernstige zorgen over de nationale mentale gezondheid – iedereen was tenslotte op afstand via televisieschermen blootgesteld aan de vliegtuigen die zich in de WTC hadden geboord.

Na de aanslagen van 9/11 reisden 9000 psychiaters af naar New York

Maar de eerste landelijke metingen wezen uit dat circa 4 procent van de Amerikanen PTSS-klachten rapporteerden. Dat was niet meer dan het gemiddelde als er geen aanslagen waren gepleegd.

In andere delen van de wereld is het traumadenken verre van geïntegreerd. In 2000 publiceerde de Britse historicus Catherine Merridale Night of Stone; daarin beschrijft ze dat het idee van psychische schade als gevolg van massaal geweld weinig resoneert onder Russen. Tientallen miljoenen Russen kwamen in de twintigste eeuw gewelddadig om het leven en Merridale zag het overweldigende verdriet bij nabestaanden van de Stalinterreur. Ze sprak met voormalig gevangenen van de Goelag en Afghanistanveteranen over hun nachtmerries. Maar het woord trauma zei hun niks, het hield geen belofte in van zorg of erkenning. De meeste Russen begrepen de bevoorrechte plaats van trauma in het Westen niet; in de Russische belevingswereld was het idee volkomen irrelevant.

Slachtoffercultuur

Sinds de opname van PTSS in de DSM-III wordt in het Westen de oprechtheid van  traumaslachtoffers niet meer in twijfel getrokken. Zij zijn a priori geloofwaardig. In minder dan honderd jaar hebben traumaslachtoffers zich van fraudeurs tot de belichaming van de waarheid ontwikkeld. Dit denken heeft ons veel gebracht, niet in de laatste plaats de professionalisering van de zorg voor getroffenen. Zo werd 50 jaar geleden ARQ Centrum ’45 in Oegstgeest geopend, een organisatie waar onder meer overlevenden van de Tweede Wereldoorlog worden behandeld.

Maar er is ook een keerzijde. Het trauma is zo dominant geworden dat het ons denken over het verleden heeft veranderd, schrijven Fassin en Rechtman. Vroeger keken we vol goede moed en zelfs met arrogantie naar het nationale verleden, maar nu is dat vol angst. We zien de trauma’s die voortkomen uit (koloniale) onderdrukking en geweld. Onze verstandhouding met het verleden is tragisch geworden. De geschiedenis is een traumatisch ding. En de toekomst, vol gevaar, levert ons inmiddels pre-traumatische stress op.

Ook de blik van historici raakt beïnvloed. In de geschiedwetenschap wordt het psychologische concept maar al te graag gebruikt. Historici schromen niet om PTSS toe te voegen aan de culturele canon van de westerse wereld: te lezen in de werken van Homerus, of in het vroegste epos der mensheid – trauma in spijkerschrift.

De toekomst levert inmiddels pre-traumatische stress op

Bovendien is trauma in Nederland een voedingsbodem voor slachtoffercultuur geworden, schrijft Jolande Withuis in haar boek Erkenning uit 2002. De erkenning van trauma is niet meer een stap naar genezing, maar een gekoesterde identiteit van mensen die tegelijkertijd heel ziek en heel bijzonder zijn. Het erkende traumaslachtofferschap biedt bestaansrecht en soms uitkeringsrechten, en is daarmee juist de afslag naar ongeneeslijkheid.

In het Westen is het woord trauma aan inflatie onderhevig. Pijnlijke ervaringen gelden inmiddels per definitie als iets traumatisch. Beleving wordt gereduceerd tot trauma, tot een traumatische beleving. Zo verhult het begrip al die verschillende betekenissen die iemand aan het collectieve of persoonlijke verleden kan geven. Het begrip trauma raakt daardoor diffuus. Dat effect wordt nog eens versterkt doordat wetenschappelijke ontwikkelingen, politieke agenda’s, sociale bewegingen en culturele normveranderingen het begrip ook weer een eigen betekenis geven. Zelden bestond het trauma los van haar historische en culturele omgeving. Er is dus voorzichtigheid geboden bij het gebruik van het woord. Wat zeggen we nu eigenlijk wanneer we het over trauma hebben?

Bart Nauta (1992) is historicus en onderzoeker bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en promoveert aan de Universiteit Utrecht op het onderwerp dadertrauma. Arjen van Lil (1995) is historicus en onderzoeker bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en studeerde de geschiedenis van de psychiatrie. Dit artikel is een aangepaste versie van een eerder artikel verschenen in Impact Magazine, een uitgave van ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld.