Home Dossiers Psychologie ‘Burn-out kent vele historische voorlopers’

‘Burn-out kent vele historische voorlopers’

  • Gepubliceerd op: 15 september 2023
  • Laatste update 10 jan 2024
  • Auteur:
    Laurens Bluekens
  • 10 minuten leestijd
Burn-out vrouw
Patiënt met neurasthenie
Dossier Psychologie Bekijk dossier

Is de burn-out typisch iets van deze tijd? Niet per se, stelt de Vlaamse socioloog Mattias M. Van Hulle in De burn-outparadox. Hij behandelt acedia, neurasthenie en Managerkrankheit als de historische voorlopers. Al is geen van deze termen zo vaak gebruikt als burn-out. ‘Want meer mensen dan ooit tevoren ervaren maatschappelijke druk.’

Zoals u zelf ook in de inleiding van uw boek vaststelt, wemelt het van de boeken over de burn-out. Waarom wilde u dit dan toch schrijven?

‘Een aantal jaar geleden was ik op zoek naar een onderwerp voor mijn proefschrift en rond die tijd botste ik in de media vaak op het begrip “burn-out”. Wat opviel was dat het vaak specifiek als ziekte van de huidige maatschappij werd beschreven en dan ook nog alsof het meer een ziekte van de maatschappij is dan van het individu. Dat prikkelde mij als socioloog en ik besloot mijn proefschrift te schrijven over de oorzaken van de burn-out. Eerst sprak ik met allerlei experts, maar tot mijn frustratie hield iedereen er een andere definitie van de burn-out op na, kwam iedereen met andere oorzaken en had een andere mening over welke mensen het overkwam.

Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Vandaar ook de titel van mijn boek: De burn-outparadox. Hoe is het mogelijk dat we met een fenomeen zitten dat overal wordt genoemd, maar dat tegelijk zo vaag is? Om antwoord te vinden op die vraag ben ik gaan uitzoeken waar het begrip vandaan komt en welke historische voorlopers van de burn-out er zijn. Daarover heb ik mijn proefschrift geschreven en daaruit is ook dit boek  voortgekomen.’

‘Veel mensen ervaren vereenzaming en een grote druk zichzelf te vermarkten’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In het boek spreekt u van een wirwar aan definities en een gebrek aan een vaststaande klinische meting van de burn-out.

‘Bepaalde vormen van klinische depressie zijn aan de hand van veranderingen in de biochemische samenstelling van een individu meetbaar. Maar een vaste diagnose die van de burn-out een biomedisch meetbaar begrip maken, is er niet. De definitie is zo vaag dat er veel verschillende ervaringen onder kunnen vallen. Om toch een beetje uit de voeten te kunnen met het ongrijpbare karakter van de burn-out zou ik zeggen dat een fysieke, emotionele en mentale uitputting de kern is van de aandoening.’

Spreken we te makkelijk van een burn-out?

‘De vaagheid van het concept laat zeker toe dat het makkelijk wordt gebruikt, verschillend van zeer ernstige tot vrij milde ervaringen. Dat is jammer, want door het etiket “burn-out” ook op die milde ervaringen te plakken, dreigen de ernstige ervaringen gebagatelliseerd te worden. Naast uitputting zie ik bij de burn-out nog iets: veel mensen ervaren een verregaande vereenzaming en een grote druk om zichzelf te vermarkten. Dat heeft te maken met ons culturele kader, dat mensen atomiseert en mensen individueel verantwoordelijk maakt voor hun eigen succes. Mensen hebben het gevoel dat ze voortdurend aan zichzelf moeten sleutelen en dat ze worden afgerekend op hun prestaties. Het neoliberalisme is ook doorgesijpeld naar domeinen die je niet zou moeten vermarkten.’

U beschrijft drie historische voorlopers van de burn-out. Waren die voorlopers helemaal hetzelfde?

‘De manier waarop we bij mentale aandoeningen onze klachten beschrijven en welke naam we er precies aan geven, is sterk afhankelijk van de culturele context van een tijdperk. De klachten van de historische voorlopers overlappen grotendeels met de klachten bij een burn-out, maar ze werden wel anders genoemd. De vroegste voorloper van de burn-out is acedia en daarvoor moeten we zo ver terug in de tijd dat het moeilijk is er gedegen bronnen over te vinden. Mijn onderzoek is grotendeels gebaseerd op de geschriften van theologen die in de eerste eeuwen na Christus zelf oude religieuze teksten bestudeerden, zoals de zogeheten “woestijnvaders” Evagrius Ponticus en Johannes Cassianus. Zij beschreven een aandoening – acedia, dus – die vooral monniken in de kloosters trof: uitputting in een soort spirituele context. Het overkwam alleen de monniken die het verst gingen in hun geloofsbelevenis: zij die het vroegst opstonden om naar de mis te gaan, zij die die het verste gingen in het vasten en zij die het hardste werkten.

‘Acedia overkwam monniken die het verst gingen in hun geloofsbelevenis’

Acedia ging net als de burn-out gepaard met een reeks secundaire kwalen, zoals hoofdpijn. Het werd als iets pathologisch gezien, maar het label was dus wel voorbehouden aan monniken. Monastieke moeheid hing bij velen van hen ook samen met vertwijfeling over het geloof: monniken die het hadden gingen zich afvragen of het wel goed was dat ze hun leven zo in het teken van religie zetten.’

Als tweede historische voorloper noemt u neurasthenie.

‘Eind negentiende eeuw volgden de technologische revoluties elkaar in snel tempo op. De eerste auto’s en treinen begonnen te rijden en de tijd werd plots meetbaar, waardoor de maatschappelijke versnelling voor iedereen voelbaar was. Er kwam ook een medisch-wetenschappelijke en algemene belangstelling voor energie op, want energie – vooral elektriciteit – was cruciaal voor de snel veranderende maatschappij. Dat vertaalde zich al snel naar een focus op menselijke energie en het meten daarvan. Wetenschappers en dokters zagen overal parallellen tussen machines en de mensen die ze bedienden. Als een machine uitgeput kan raken dan kan een mens dat ook, was het idee. Dat was nieuw, want eerder lag er een taboe op vermoeidheid en werd het als zondig gezien.

Acedia verbeeld door Pieter Bruegel de Oude. Bron: Wikimidia Commons.
Acedia verbeeld door Pieter Bruegel de Oude. Bron: Wikimidia Commons.

De aandacht voor vermoeidheid ging in eerste instantie over de vraag hoe de menselijke machine zo lang en sterk mogelijk aangezwengeld kon worden. Daarnaast begonnen dokters vraagtekens te zetten bij de uitputting van mensen. Dat ging eerst vooral over arbeiders – mensen die zwaar werk verrichtten – maar later ook over andere groepen. Op enig moment werd voor deze uitputting het label “neurasthenie” gangbaar. Tenminste, dat woord werd vooral door de hogere middenklasse gebruikt. Zo gebruikte socioloog Émile Durkheim de term om zijn periodes van uitval en mentale uitputting te beschrijven.’

Wanneer raakte neurasthenie uit de mode?

‘Bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog. De oorlog en de impact daarvan op de bevolking waren natuurlijk ook uitputtend, maar dat werd geen neurasthenie genoemd. Dat concept was heel duidelijk gekoppeld aan de snelle maatschappelijke vooruitgang van het einde van de negentiende eeuw. De verwoesting van de Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan vormden daar een grote breuk mee. Maar neurasthenie verdween ook naar de achtergrond omdat de ideeën van Sigmund Freud populair werden. Hij ging in de geschiedenis van een individu op zoek naar oorzaken van psychische klachten. Dat was dus anders dan bij neurasthenie, waarvan de klachten gekoppeld werden aan maatschappelijke factoren.’

Na de Tweede Wereldoorlog stak nog een historische voorloper van de burn-out de kop op: Managerkrankheit.

‘Een paar jaar na de oorlog stelden dokters in de Duitssprekende landen vast dat veel mannen stierven aan of last hadden van cardiovasculaire aandoeningen en klaagden over stress en mentale en emotionele uitputting. Dat werd Managerkrankheit genoemd en kan niet los worden gezien van de maatschappelijke context van de Duitssprekende landen destijds. Een totale wederopbouw was noodzakelijk: niet alleen economische en fysiek, maar ook cultureel. Er moest een nieuw verhaal komen. Hitlers verhaal over de Duitstalige landen was in duigen gevallen, dus moest de maatschappij zichzelf ook op dat vlak heruitvinden. Dat alles leidde tot grote druk op mannen die medeverantwoordelijk waren voor de heropbouw: dokters, managers – eigenlijk iedereen met een leidinggevende positie.

Managerkrankheit werd in de jaren vijftig een van de meest besproken medische thema’s in Duitse tijdschriften en kranten. Volgens een in 1957 gepubliceerde enquête in Selbst ist der Mann, een soort doe-het-zelf-tijdschrift, zou maar liefst 40 procent van de Duitsers lijden aan de symptomen van Managerkrankheit. Sommige academische bladen noemden het een modeziekte en er verscheen ook wetenschappelijk onderzoek naar de alomtegenwoordigheid van de term Managerkrankheit.’

Was Managerkrankheit voorbehouden aan de Duitstalige landen?

‘Jazeker. In de Verenigde Staten had je enkele decennia later ook wel de managerial disease, maar dat sloeg meer op de levensstijl van managers en was niet gekoppeld aan maatschappelijke factoren. Acedia, neurasthenie en Managerkrankheit heb ik uitgelicht omdat de overlapping in klachten zo groot is met wat wij tegenwoordig burn-out noemen. Maar als je de geschiedenis verder gaat uitpluizen, zul je in allerlei andere gebieden en tijdperken ook ziektebeelden tegenkomen die veel gemeen hebben met de burn-out. Al moet ik wel zeggen: de schaal waarop we tegenwoordig het woord “burn-out” gebruiken is veel groter dan het geval was met acedia, neurasthenie en Managerkrankheit. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat meer mensen dan vroeger zicht hebben op een positie die hen maatschappelijk aanzien zou kunnen verlenen. Dat brengt druk mee om daadwerkelijk op dat soort posities terecht te komen.’

‘Maar liefst 40 procent van de Duitsers zou lijden aan Managerkrankheit’

Hoe raakte de term burn-out in zwang?

‘In de jaren zeventig kenden de Verenigde Staten veel sociale problemen, onder meer met drugs en criminaliteit. De sociale hulpsector had daardoor te maken met een enorme werkdruk, toch besloot de Amerikaanse overheid zich terug te trekken uit die sector. De sociale hulpsector diende, in de geest van het neoliberalisme, zelfvoorzienend te worden. Zorg moest worden vertaald van een diep menselijke connectie naar een geformaliseerde afvinklijst. Tegen die achtergrond merkte psychiater Herbert Freudenberger op dat veel van zijn collega’s uitgeput raakten. Niet alleen omdat er zoveel werk was, ook omdat ze het erg vonden dat ze geen goede hulp meer konden bieden. Het was Freudenberger die voor het eerst sprak van de burn-out als zelfstandig naamwoord, als staat van zijn.’

Het werkwoord “to burn out” en variaties daarop verwijzen al eeuwenlang naar een of andere soort menselijke uitputting. Zo had Shakespeare het er in de zestiende eeuw al over, en in Canada na de Eerste Wereldoorlog werd over psychiatrisch uitgeputte soldaten gesproken alsof ze “burnt-out” waren. Het was niet geheel duidelijk waaraan de soldaten in dat geval precies leden, waarschijnlijk ging het om de posttraumatische stressstoornis. Voordat Freudenberger er een zelfstandig werkwoord van maakte, was het werkwoord in de Amerikaanse drugsopvang al ingeburgerd geraakt om de “opgebrande’ staat te beschrijven van iemand die jarenlang drugs gebruikt.’

U gaat ook in op de zelfhulpindustrie.

‘In zelfhulpboeken zie je iets merkwaardigs gebeuren. Auteurs zijn het er vaak over eens dat de burn-out een maatschappijziekte is en dat er dus maatschappelijke factoren zijn die ons uitputten, maar vervolgens raden zij hun lezers aan in hun eigen leven op zoek te gaan naar oplossingen. Dus: geef prioriteit aan je gezondheid, want dan kun je nóg beter werken, nóg productiever zijn en nóg succesvoller zijn, en dat zal ervoor zorgen dat je geen burn-out meer hebt. Zo komt de vermeende remedie tegen burn-out op hetzelfde neer als de oorzaken van burn-out, en dat is natuurlijk niet verstandig.

Om burn-out tegen te gaan, zou je eigenlijk het individualisme een beetje minder sexy willen maken en de sociale kant van de mens sexier. Het is ook niet juist om een tweedeling te maken tussen het individu en zijn omgeving: de menselijke ervaring bestaat altijd uit een samenspel tussen geest, lichaam en omgeving. Daarom moeten we niet alleen naar individuele oplossingen zoeken, maar goed nadenken over hoe we de maatschappij inrichten.’

Boek over de burn-out

De burn-outparadox: geschiedenis van een ongrijpbare maatschappijziekte
Mattias M. Van Hulle
224 p. Houtekiet, € 22,99

Openingsbeeld: Luiheid (Acedia), Lucas Vorsterman (I), naar Adriaen Brouwer, 1619 – 1675. Collectie Rijksmuseum.