Zoals de powerpoint tegenwoordig niet is weg te denken uit de Nederlandse collegezalen, zo gold dat honderd jaar geleden voor de toverlantaarn. Docenten verzamelden duizenden projectieplaatjes om hun studenten te leren observeren.
Amsterdamse kunstgeschiedenisstudenten konden een kleine eeuw geleden Michelangelo’s David van dichtbij bestuderen, zonder naar Florence te reizen. Hun instituut bezat namelijk toverlantaarnplaatjes van het beroemde beeld, gefotografeerd vanuit verschillende hoeken en afstanden. Tijdens hun lessen kregen ze ladingen van dat soort afbeeldingen voorgeschoteld. Zo leerden ze om als echte kunsthistorici te kijken, en stijlen en variaties te herkennen.
Meer historisch nieuws in uw inbox? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Ook in andere academische disciplines was de toverlantaarn belangrijk in de periode 1890-1940, zo laat Jamilla Notebaard (Universiteit Utrecht) zien in haar proefschrift Visual instruction. Zoals tandheelkunde en botanie. Bij alle disciplines waar observeren belangrijk was, bood de toverlantaarn uitkomst.
Het gebruik van de toverlantaarn deed rond 1890 zijn intrede aan Nederlandse universiteiten. De nieuwe manier van lesgeven was zeer welkom, stelt Notebaard, omdat de studentenaantallen in de onderzochte periode flink stegen. Daardoor hadden professoren minder tijd voor individuele studenten. Dankzij de toverlantaarn konden ze grotere groepen tegelijkertijd hetzelfde beeld laten zien en wijzen op relevante details. Zo leerden studenten bijvoorbeeld afwijkingen aan het gebit herkennen, werden ze ingewijd in behandelmogelijkheden, of verdiepten ze zich in de onderdelen van verschillende plantensoorten.
Openingsafbeelding: Toverlantaarn in gebruik bij een lezing. Litho door John Henry Pepper, 1873. Bron: Getty Images.