Home Dossiers Wetenschap De luddieten verzetten zich tegen technologie

De luddieten verzetten zich tegen technologie

  • Gepubliceerd op: 20 maart 2024
  • Laatste update 29 mrt 2024
  • Auteur:
    Tristan Lof
  • 10 minuten leestijd
Luddieten vernietigen een weefgetouw, negentiende-eeuwse ets.
Cover van
Dossier Wetenschap Bekijk dossier

Waarom nu?

De vrees bestaat dat door kunstmatige intelligentie veel beroepen verdwijnen. De politiek probeert de mogelijke effecten in kaart te brengen en denken na over beschermende wetgeving. 

Begin negentiende eeuw verloren steeds meer Britse textielarbeiders hun werk door de komst van mechanische weefmachines. Daarom sloegen ze deze concurrenten kort en klein. Hun verzet tegen technologische vooruitgang leek zinloos, toch kregen deze ‘luddieten’ wel degelijk iets voor elkaar.  

Het pre-industriële Engeland was zeker geen paradijs. In de achttiende eeuw waren de prijzen  instabiel en bij voedseloproeren ging menig winkelpand in vlammen op. Boeren leidden een zwaar bestaan en textielarbeiders waren sterk afhankelijk van de markt. Daar stond tegenover dat deze arbeiders wel over veel autonomie beschikten: ze konden zelf bepalen wanneer en hoeveel ze werkten. Ambachtslieden werkten meestal thuis of in een werkplaats van een textielhandelaar. In 1838 beschreef de Britse textielverkoper William Gardiner het leven van een doorsnee Britse kousenwever vóór de Industriële Revolutie. Die verbouwde doperwtjes en bonen in zijn moestuin, had thuis een groot vat met bruisend bier staan en beschikte bovenal over veel vrije tijd. ‘De zomer was een zegening. Het jaar was gevuld met feestdagen, vakanties en kermissen; er was geen sprake van een dagelijkse sleur. Wie thuis beschikte over een weefgetouw, werkte zelden meer dan drie dagen per week.’ 

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De textielindustrie was lange tijd de belangrijkste sector in de Britse economie. Een groot deel van de bevolking werkte als spinner, wever, kaarder of scheerder. Deze ambachtslieden vormden een hechte gemeenschap en extreme armoede was zeldzaam. De Londense schrijfster Elizabeth Gaskell was verbaasd over de egalitaire samenleving die in het noorden van Engeland was ontstaan. En ze was geschokt dat de textielarbeiders haar aanspraken als een gelijke. 

Tot de bestbetaalde arbeiders behoorden de scheerders. Zij moesten de stoffen bewerken met een soort zware scharen; moeilijk werk dat een opleiding van zeven jaar vereiste. Omdat het scheren de laatste stap was in de productieketen, hadden de scheerders veel te vertellen. Ze waren lid van een vereniging die opkwam voor hun rechten en geld gaf aan mannen die hun inkomen verloren. Zo bleven hun vergoedingen hoog en leefden ze onder betrekkelijk gezonde omstandigheden. Ze hadden aanzien en zagen zichzelf als vrije ambachtslieden. 

Grootschalige textielproductie met  mechanische weefgetouwen. Ets door  Thomas Allom, 1834
Grootschalige textielproductie met mechanische weefgetouwen. Ets door Thomas Allom, 1834. Bron: Bridgeman Images.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bedreiging 

Maar in de tweede helft van de achttiende eeuw begon dat te veranderen. Adam Smiths boek The Wealth of Nations (1776) en zijn pleidooi voor een vrijemarkteconomie waren een groot succes onder politici. Om de ‘onzichtbare hand van de markt’ zijn werk te laten doen en de technologische ontwikkelingen niet te belemmeren, verdween de ene beschermingsmaatregel na de andere. In 1799 werden vakbonden verboden en werd de verplichte zevenjarige opleiding afgeschaft. 

Toen Engeland door de oorlog met Frankrijk rond 1800 in een economische crisis raakte, gingen ondernemers op zoek naar goedkopere manieren om te produceren. Ze waren zeer geïnteresseerd in het mechanische weefgetouw dat was ontwikkeld door Edmund Cartwright. Hij had daarbij een voorbeeld genomen aan de Spinning Jenny (1764) van James Hargreaves: een machine die het spinproces mechaniseerde. De moderniseringsslag leidde tot onrust onder de textielarbeiders. Tegen de Spinning Jenny hadden de mannen eerder al geprotesteerd, al gold spinnen als vrouwenwerk. Maar het hek was voor hen van de dam toen ondernemers mechanische weefgetouwen gingen gebruiken die zo eenvoudig waren dat zelfs kinderen ermee konden werken. Ook de lakenscheermachine en de kaardmachine zagen ze als bedreiging. 

Breimachine en schietspoel.
Bron: Bridgeman Images.

Breimachine en schietspoel

De textielindustrie had eerder te maken met belangrijke uitvingen, al riepen die minder weerstand op dan de mechanische weefmachine. In 1589 vond William Lee de eerste breimachine uit. Maar omdat koningin Elizabeth I vreesde dat alle breiers hun baan zouden verliezen, verbood ze hem de machine op de markt te brengen. Door de opkomende katoenplantages in de Amerikaanse koloniën groeide de vraag naar textiel en in de eeuwen daarna begon de breimachine alsnog aan een opmars. De textielarbeiders leerden ermee om te gaan en de machine maakte hun werk uiteindelijk zelfs makkelijker. Ook de schietspoel, die er in 1733 voor zorgde dat maar één persoon het weefgetouw hoefde te bedienen in plaats van twee, zorgde slechts even voor onrust. 

Bovendien veranderde de werkvloer. Ambachtslieden werkten niet langer thuis samen met hun gezin of in een werkplaats van kleine kledinghandelaren, maar hun werkplek verplaatste zich naar fabrieken. Overal verrezen schoorstenen en volgens een inwoner van Yorkshire waren de dorpen ‘bedekt met een dikke laag stof, waardoor je moeilijk kon zien en nog moeilijker kon ademen. De vergiftigde rivieren bevatten meer afval dan vis en velden naast de fabrieken kleurden dor en bruin door industriële vervuiling.’ Door deze ongezonde omstandigheden kelderde de levensverwachting naar een ongekend dieptepunt: in de industriesteden Manchester en Leeds stierf ruim de helft van de kinderen vóór hun vijfde levensjaar. Arbeiders werden gemiddeld niet ouder dan 18 jaar.  

Sommige ambachtslieden bleven weigeren om in een fabriek te werken. Op zoek naar goedkope werknemers lokten Britse ondernemers daarom ook weeskinderen, vrouwen, Ierse migranten en arme boeren hun fabrieken in. Ze beloofden hun goedbetaald werk en vrije tijd. De realiteit was minder rooskleurig. Nadat ze een contract hadden getekend, moesten de arbeiders jarenlang onder erbarmelijke omstandigheden werken. Surveillanten sloegen de kinderen, de handen van de werknemers raakten verstrikt tussen tandwielen van de machines en werktijden liepen op tot achttien uur per dag, zes dagen per week.  

Tussen 1790 en 1820 verloren 250.000 textielarbeiders hun inkomen 

De gevolgen voor de textielarbeiders waren groot. Het gemiddelde inkomen van een wever daalde van 15 tot 20 shilling per week in 1790 naar 9 shilling in 1820 – tenminste, als hij zijn werk wist te behouden. De nieuwe machines konden het werk van vier mensen verrichten, waardoor tussen 1790 en 1820 zo’n 250.000 textielarbeiders hun inkomen verloren. De meesten waren aangewezen op armenzorg of moesten noodgedwongen aan de slag als straatveger of voddenraper. 

Van de 5000 scheerders die rond 1812 in Yorkshire werkten, waren er in 1817 nog maar 763 over. Tien jaar later was hun beroep zo goed als uitgestorven. Veel scheerders vonden dat de kwaliteit van de stoffen achteruit was gegaan en ze zagen de fabrieksmatige manier van werken als een belediging voor hun ambacht. Dankzij de fabrieken verdwenen niet alleen hun beroep en autonomie, maar ook hun eeuwenoude tradities en gewoonten. De machines maakten een einde aan hun hechte gemeenschap. 

Overal vernielingen door luddieten

Textielarbeiders deden voorstellen om de pijn van de oprukkende machines te verzachten. Zo wilden ze een minimumloon en een totaalverbod op bepaalde machines. Ook wilden ze dat de uitrol van nieuwe technologieën werd vertraagd en dat werkloos geraakte arbeiders meer tijd kregen een nieuw beroep te leren. Het mocht niet baten. Politici waren bang dat Engeland niet meer zou kunnen concurreren met andere landen als ze zulke maatregelen zouden invoeren. 

De textielarbeiders zagen geen andere oplossing dan een georganiseerde aanpak. In de nacht van 4 november 1811 marcheerde een kleine groep mannen naar een werkplaats in een dorpje vlakbij Nottingham. Ze hadden hun gezichten zwart gemaakt met kool of bedekt met een sjaal. Beladen met zwaarden, bijlen, hamers en pistolen drongen ze het gebouw binnen en sloegen zes machines stuk. Eenmaal buiten dreunde ieder zijn codenaam op om er zeker van te zijn dat niemand was achtergebleven en verdwenen ze na het lossen van een kogel in de nacht. Deze ‘luddieten’ zouden in de maanden die volgden tientallen ondernemers bezoeken en honderden machines kapotslaan.  

Met zwaarden, bijlen en hamers sloegen ze weefgetouwen stuk 

De textielarbeiders vernoemden hun beweging naar hun fictieve leider Ned Ludd, die volgens de overlevering twee naaimachines had verwoest in 1779. De luddieten sloegen er niet zomaar op los. Ze bespraken hun plannen vooraf in lokale pubs, verdeelden de taken, opereerden in een militaire stijl die ze kenden uit hun dienstjaren en sloopten alleen machines van ondernemers die hen slecht behandelden. Voorafgaand aan een bezoek van de luddieten kregen fabriekseigenaren een brief, waarin hun werd verzocht hun machines te verwijderen. Overal in Noord-Engeland werden dreigende teksten aan de fabrieksdeuren gehangen om hun angst aan te jagen.  

De luddieten vierden succes na succes: veel ondernemers verhoogden de lonen of namen afscheid van de machines, uit angst hetzelfde lot te ondergaan als hun collega’s. Dat succes kwam deels voort uit goede marketing. De luddieten maakten gebruik van de legende van Robin Hood, die niet geheel toevallig uit dezelfde regio kwam. Zo stond Sherwood Forest, de verblijfplaats van de Vrolijke Volgelingen, als afzendadres op hun dreigbrieven. In een liedje werd Ned Ludd zelfs superieur verklaard aan de oude volksheld. Uit sympathie voor de textielarbeiders hielden dorpsbewoners hun mond tegen de autoriteiten, en zwichtten zelfs niet voor een vergoeding van 2000 pond, veertig keer het jaarsalaris van een scheerder.  

De mythische Nedd Ludd, 1812.
De mythische Nedd Ludd, 1812.

Behalve Robin Hood vormde ook carnaval een inspiratiebron. De luddieten droegen vaak vrouwenkleding en noemden zich ‘General Ludd’s wives’, vermoedelijk uit sympathie voor de vrouwen die hun werk al eerder waren verloren door de Spinning Jenny. 

In 1812 richtten de luddieten hun vizier op de wolfabriek Rawfolds Mill van William Cartwright. In haar roman Shirley beschreef de Britse schrijfster Charlotte Brontë de woede van de luddieten: ‘Ellende genereert haat: deze slachtoffers haatten de machines omdat ze geloofden dat ze hen beroofden van hun brood; ze haatten de gebouwen die die machines huisvestten, ze haatten de ondernemers die die gebouwen bezaten. In Huddersfield was William Cartwright, dankzij zijn dubbele karakter als semi-vreemde en progressist, de meest verafschuwde man.’  

Onder leiding van de 24-jarige scheerder George Mellor trokken de luddieten naar Cartwrights fabriek, maar hij bleek goed voorbereid. De fabriekseigenaar wist de aanvallers af te weren, waardoor enkele luddieten omkwamen. Hoewel Mellor en de meeste aanvallers wisten te ontsnappen, was het voor de textielarbeiders de eerste nederlaag. 

Beweging van de luddieten langzaam uitgedoofd

De beweging begon steeds meer revolutionaire karaktertrekken te vertonen. Veel textielarbeiders sympathiseerden met de Franse jakobijnen en wilden ook een einde maken aan de industriegezinde aristocratie en monarchie. De luddieten kregen zelfs bijval uit hogere kringen. Zo uitte dichter William Wordsworth zijn afschuw over de teloorgang van de natuur en de lokale gemeenschappen. Zijn collega-dichter Lord Byron hield een toespraak in het Hogerhuis waarin hij de textielarbeiders verdedigde. En Mary Shelley’s beroemde roman Frankenstein, waarin een wetenschapper de controle kwijtraakt over zijn uitvinding, was volgens sommigen een verwijzing naar de verwaarloosde textielarbeiders. 

Luddieten in opstand. Ets door Hablot Knight Browne, 1813.
Luddieten in opstand. Ets door Hablot Knight Browne, 1813. Bron: Bridgeman Images.

Na zijn mislukte aanval op de wolfabriek was Mellor zo bezeten door wraakzucht, dat hij ook nog de fabriekseigenaar William Horsfall doodschoot. De luddieten, die het tot die tijd alleen op machines hadden gemunt, konden daarna op minder sympathie rekenen. Mede door een grote militaire inzet en veel vervolgingen doofde de beweging langzaam uit. Na 1812 waren er nog sporadisch sloopacties en voedseloproeren, vaak geleid door vrouwen. In totaal kwamen ongeveer 40 luddieten om tijdens hun sloopacties, 37 mannen werden naar Australië gedeporteerd en 24 textielarbeiders eindigden aan de galg – onder wie Mellor.  

Maar dat betekende niet dat de textielarbeiders niets hadden bereikt. Dankzij hun verzet verhoogden sommige ondernemers de vergoedingen en werd de uitrol van de machines aanzienlijk vertraagd. De term ‘luddieten’ is sindsdien regelmatig als scheldwoord gebruikt voor mensen die naïef doen over of bang zijn voor technologische ontwikkelingen. De textielarbeiders lieten zien dat werknemers niet werkeloos hoeven toe te kijken hoe machines hun banen overnemen en tradities laten verdwijnen uit naam van de vooruitgang, maar dat er ook verzet mogelijk is. 

Meer weten

  • Before the Luddites (2002) door Adrian Randall beschrijft de Engelse wolindustrie eind achttiende eeuw. 
  • Blood in the Machine (2023) door Brian Merchant behandelt het ontstaan van het verzet tegen technologie. 
  • Rebels Against the Future (1995) door Kirkpatrick Sale, over de luddieten en hun strijd tegen de Industriële Revolutie. 

Openingsafbeelding: Luddieten vernietigen een weefgetouw, negentiende-eeuwse ets. Bron: Alamy.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2024