Papier, klei, zand, steentjes en dozen met houten blokken zijn tegenwoordig in iedere kleuterklas te vinden. Ze stammen uit de onderwijsmethode van de negentiende-eeuwse Duitse pedagoog Friedrich Fröbel. Hij liet kinderen zelfstandig en spelend leren.
De geschiedenis heeft onbarmhartig geoordeeld over de opvoedkundige Friedrich Fröbel. Zeker in vergelijking met zijn Italiaanse vakgenoot Maria Montessori, die net als Fröbel – maar veel later – verkondigde dat ouders en onderwijzers de natuurlijke scheppingsdrang van kinderen alle ruimte moeten geven. Anders dan Montessori, die een strakke regie hield over het gebruik van haar naam en methode, was Fröbel niet bezitterig over zijn nalatenschap. Hoewel zijn Kindergärten zich snel verspreidden in Europa en Noord-Amerika, bleek zijn roem minder slijtvast dan die van Montessori. In de Engelstalige wereld leeft zijn nalatenschap weliswaar voort in het woord ‘kindergarten’, maar in Nederland raakte de gangbare term ‘fröbelschool’ na de Tweede Wereldoorlog snel in onbruik, om plaats te maken voor ‘kleuterschool’. Fröbel had ook nog eens de pech dat zijn achternaam hier in de negentiende eeuw al uitgroeide tot het eponiem ‘fröbelen’ (prutsen), waardoor die eerder gegniffel dan eerbied opwekt.
Friedrich Wilhelm August Fröbel werd in 1782 geboren in het dorp Oberweißbach in het Thüringer Woud als zoon van een lutherse predikant. Op middelbare leeftijd blikte hij in een autobiografische brief terug op een eenzame en ongelukkige jeugd. Zijn moeder stierf voor zijn eerste verjaardag. Zijn vader hertrouwde toen Friedrich vier was. De komst van een halfbroertje versterkte zijn bedeesdheid. De stiefmoeder vatte dat op als jaloezie, een lelijke karaktertrek, die de vader de jongen met slaag probeerde af te leren. De domineeszoon werd bovendien grootgebracht met angst voor de hel.
Maar wat Friedrich het zwaarst viel, was dat de stiefmoeder zijn aangeboren onderzoeksdrang probeerde in te dammen met de snauw ‘stil zijn en nergens aankomen’. Waarmee elk denkbaar object in zijn leergierige ogen veranderde in een verboden vrucht. Zijn beroerde opvoeding en hunkering naar moederliefde zouden hem op volwassen leeftijd inspireren tot zijn baanbrekende ideeën over opvoeding en onderwijs.
Zijn stiefmoeder frustreerde zijn onderzoeksdrang
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Als tiener volgde Fröbel een opleiding in de land- en bosbouw, aansluitend studeerde hij natuurwetenschappen aan de universiteit van Jena, waarna hij een paar jaar werkte als boswachter. In augustus 1805 ging hij op bezoek bij de vermaarde Zwitserse pedagoog Johann Pestalozzi. Pestalozzi bracht als eerste de revolutionaire opvoedkundige ideeën in de praktijk, die de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau had gelanceerd in zijn boek Emile, of Over de opvoeding (1762).
Rousseau stelde zich daarin teweer tegen de gangbare opvattingen, waarin discipline en de snelle overdracht van kennis centraal stonden. Rousseau vond dat opvoeding zich moet richten op het behoud van de natuurlijke goedheid, creativiteit en leergierigheid van kinderen. Anders dan Rousseau, die zijn eigen kinderen te vondeling legde, bracht Pestalozzi het pedagogische denken en doen met elkaar in balans. Fröbel verbleef maar veertien dagen op het opvoedingsinstituut van Pestalozzi in het Zwitserse Yverdon-les-Bains. Maar het bezoek zou een blijvend stempel drukken op zijn inzichten.
Fröbel wilde aanschouwelijk onderwijs
Terug in Duitsland begon hij als leraar aan een gymnasium in Frankfurt am Main, waar werd lesgegeven volgens Pestalozzi’s methode. Naast diverse aanstellingen als (privé)leraar, studeerde Fröbel natuurkunde, scheikunde en mineralogie, zonder een diploma te behalen. In 1816 richtte hij met gelijkgestemden zijn eerste eigen onderwijsinstelling op. Zijn uiteindelijke roeping begon vorm te krijgen.
Stap voor stap werkte hij zijn ideeën over opvoeding en onderwijs uit en propageerde die in zijn boek Die Menschenerziehung (1826) en in verschillende zelf uitgegeven tijdschriften. Ook in Zwitserland zette hij een onderwijsinstelling op en gaf er leiding aan een weeshuis. In 1837 keerde Fröbel terug naar zijn geboortestreek en vanaf dat moment concentreerde hij zich volledig op de vorming van kleine kinderen.
Fröbel kwam niet als eerste op het idee van peuter- en kleuteropvang. Eind achttiende eeuw doken in Nederland de eerste zogeheten ‘ma(i)tressenschooltjes’ op. In de negentiende eeuw gevolgd door bewaarscholen voor kleuters en kinderbewaarplaatsen voor baby’s en peuters. Die hadden amper een educatieve functie, maar waren vooral bedoeld om hummels veilig onder te brengen wanneer beide ouders werkten. Fröbel was een vernieuwer, die begreep dat de educatie van kinderen al op zeer jonge leeftijd kan beginnen.

Hoewel hij dus sterk was beïnvloed door Pestalozzi, ontwikkelde hij gaandeweg zijn eigen visie en methode. Legde Pestalozzi’s vernieuwing vooral de nadruk op het belang van aanschouwelijk onderwijs, bij Fröbel draaide alles om het zelf doen. Het zelfstandig handelen van de kinderen en spelend leren stonden bij hem centraal. Fröbel zag als eerste hoe cruciaal de vroege kinderjaren zijn voor de menselijke ontwikkeling en ontwikkelde een samenhangende methode voor dat leerzame spel in al zijn facetten.
In de geest van Rousseau streefde Fröbel ernaar de kinderen zoveel mogelijk in contact te brengen met de natuur en van kleins af vertrouwd te maken met de planten- en dierenwereld. Hij meende dat karakter en moraal op natuurlijke wijze tot ontwikkeling komen als je kinderen de zorg over leven toevertrouwt. In zijn geschriften is zijn gedachtegoed niet altijd even makkelijk te volgen. Ook tijdgenoten hebben moeite gehad met zijn mystieke bespiegelingen. Maar de concrete uitwerking van zijn werkwijze was glashelder en volgde een intuïtieve logica.
Zang, beweging en vertelkunst vormden belangrijke elementen van zijn methodiek. Maar zijn zogeheten Spielgaben zijn zonder meer Fröbels meest bestendige bijdrage aan het peuter- en kleuteronderwijs geweest. Spielgabe wordt meestal vertaald met ‘speelgave’, maar Fröbel bedoelde het in de feestelijke betekenis van een ‘speelcadeautje’. Elke speelgave is genummerd, waarbij de nummering oploopt met de leeftijd van de kinderen tot twaalf jaar. Speelgave nummer 1 is een zachte bal aan een touwtje, in primaire en secondaire kleuren. Bedoeld voor de allerjongsten om hun motorische vaardigheden en het begrip van kleur en beweging te stimuleren. Nummer 2 (voor een- en tweejarigen) bestaat uit een houten bol, een kubus en een cilinder, ter kennismaking met wat Fröbel zag als de basisvormen in de natuurkunde (‘het dynamische, het vaste en de synthese’). De speelgaven nummer 3 tot en met 6 (twee tot en met vijf jaar) bestaan uit blokkendoosjes met hele, halve en kwart kubussen, balken en cilinders, ter bevordering van de creativiteit en het probleemoplossend vermogen.
Bouwspeelgoed van Fröbel
Cultuurhistoricus Maaike Lauwaert trekt in haar boek The Place of Play (2008) de lijn door van de vroegste Duitse speelgoeddorpjes (zeventiende eeuw), de Spielgaben van Friedrich Fröbel (1837), via Meccano (1901), Lego (1932) en Jenga-stapelblokken (1983), naar het bouwspeelgoed van het digitale tijdperk, zoals SimCity (1989) en The Sims (2000). Iedere generatie wordt mede gevormd door het speelgoed dat haar ter beschikking staat. Zoals de jonge Frank Lloyd Wright zich in de negentiende eeuw met Fröbel-bouwblokken de architectonische grondbeginselen eigen maakte, Meccano in de eeuw daarop menig werktuigbouwkundige voortbracht, en Lego bouwkundigen in de dop, zo zullen de ontwerpers van de 21ste eeuw hun eerste vakwijsheid hebben opgedaan in de wereld van de Sims of Minecraft.

Fröbel bracht in totaal veertien Spielgaben in omloop, bestaande uit een eindeloze variatie kleurrijke, houten geometrische vormen, onder meer om op een speelse wijze te leren rekenen. Aangevuld met zogeheten Beschäftigungen (‘bezigheden’) als mozaïeken maken, vouwen, vlechten, knippen en plakken van papier, tekenen op rasterpapier, spelen met klei, zand en steentjes.
Scholen van Fröbel verboden in Pruisen
Niet alleen Rousseau en Pestalozzi hebben Fröbels denken beïnvloed. Voordat hij definitief besloot zijn leven aan de pedagogiek te wijden, had hij in Berlijn gewerkt als assistent van de mineraloog Christian Weiß, een van de grondleggers van de geometrische kristallografie. De ervaring die hij opdeed bij het bestuderen en catalogiseren van kristallen waren, naar eigen zeggen, bepalend voor zijn visie op de natuur. Waar de meeste mensen de natuur zien in vloeiende, organische vormen, zoomde Fröbel in op de rechte lijnen en geometrische vormen van kristallen. En die zou hij gaan zien als de essentiële bouwstenen van de werkelijkheid.
Na zijn terugkeer uit Zwitserland begon Fröbel in het Thüringse stadje Blankenburg met de fabricage van zijn educatieve speelgoed en bracht er voor het eerst zijn programma voor de opvoeding en scholing van jonge kinderen in praktijk. In 1840 opende hij de eerste Kindergarten in het Blankenburgse Haus über dem Keller, waar sinds 1982 het Friedrich Fröbel Museum is gevestigd.
Invloed op moderne kunst
De Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright (1867-1959) gebruikte moderne bouwmaterialen als staal en beton en bouwde zijn ontwerpen op uit simpele geometrische vormen. Wright heeft keer op keer benadrukt dat de Fröbels gifts, die hij in 1876 van zijn moeder kreeg, van grote invloed zijn geweest op zijn werk als architect.
De Amerikaanse schrijver en kunstverzamelaar Norman Brosterman stelt in zijn boek Inventing Kindergarten (1997) dat een generatie kunstenaars deels is grootgebracht in de geest van Fröbels onderwijsmethode. Onder hen de Duits-Zwitserse expressionist Paul Klee, de Franse kubist Georges Braque, de Russische expressionist Wassily Kandinsky en de Zwitsers-Franse architect Le Corbusier. Piet Mondriaan werd als tiener opgeleid tot tekenleraar, volgens de in Nederland vanaf 1850 populaire methode van het ‘natuurtekenen’. Die nam twee- en driedimensionale basisvormen (vierkanten/kubussen, cirkels/bollen, driehoeken/kegels) als uitgangspunt.
Het natuurtekenen borduurde voort op de ideeën van de Zwitserse pedagogische pionier Johann Pestalozzi, die ook door Friedrich Fröbel waren overgenomen. Indirect putte Mondriaan uit dezelfde bron als Fröbel. De gelijkenis tussen het werk van Mondriaan en sommige illustraties in de Kindergarten-instructieboekjes is frappant.

Een belangrijke stap was dat Fröbel meteen in 1842 al een opleidingsinstituut voor toekomstige leerkrachten (Kindergärtnerinnen) opzette. Toen hij tien jaar later op 70-jarige leeftijd overleed, leefden zijn ideeën voort dankzij zijn studenten en aanhangers, waardoor zijn onderwijsconcept verder kon worden uitgerold over Duitsland.
Toch verliep dat niet zonder obstakels. In Pruisen gold gedurende de reactionaire jaren vijftig van de negentiende eeuw een verbod op Fröbels schooltjes, wegens vermeende ‘atheïstische tendensen’. Dat verbod remde de verspreiding in Duitsland tijdelijk af, maar zorgde er tegelijkertijd voor dat sommige Kindergärtnerinnen naar het buitenland uitweken. Zo richtte Margarethe Meyer-Schurz in 1856 de eerste Kindergarten in de Verenigde Staten op. Het Pruisische verbod heeft zo de wereldwijde verbreiding van Fröbels ideeën onbedoeld bevorderd.
Blijvende invloed van Fröbel
Schrijfster, pedagoge en feministe Elise van Calcar-Schiotling geldt als de vroegste en voornaamste voorvechtster van Fröbels onderwijsmethode in Nederland. In 1858 had de Duitse barones Bertha von Marenholtz haar enthousiast gemaakt over diens gedachtegoed. Kort na die ontmoeting startte Van Calcar bij haar thuis in het dorp Leur bij Breda, een experimenteel fröbelschooltje, de eerste ‘kindertuin’ van Nederland. In 1863 begon zij het tijdschrift De Hoop der Toekomst, waarin ze de pedagogie van Fröbel propageerde. Dat deed ze ook met een reeks lezingen in de zaal van het vooruitstrevende genootschap Felix Meritis in Amsterdam. Haar invloed reikte tot de hoogste kringen. In 1864 stelde staatsman Johan Rudolf Thorbecke haar aan als onderwijsinspectrice, omdat hij er – met haar – van overtuigd was dat de bewaarscholen dringend toe waren aan vernieuwing. Door haar slechte gezondheid heeft ze die functie maar kort kunnen vervullen.

Aan het einde van de negentiende eeuw wonnen de fröbelscholen in Nederland terrein op de hoofdstroom van bewaarscholen. Er kwamen openbare, maar ook rooms-katholieke en hervormde fröbelscholen. Hoewel er verschillende opleidingen waren speciaal voor bewaarschool- en fröbel-onderwijzeressen vervaagde het onderscheid tussen beide onderwijsmethodes in de loop van de twintigste eeuw. Veel bewaarscholen namen Fröbels methode en materiaal over.
Elise van Calcar begon de eerste ‘kindertuin’ van Nederland
Ook onderwijsvernieuwer Maria Montessori borduurde onmiskenbaar voort op de inzichten van Friedrich Fröbel. Vanaf 1915 ook in Nederland. Hun beider methodes benadrukten het belang van spel en de ruimte voor kinderen om zelf hun activiteiten te mogen kiezen. Lag bij Fröbel het brandpunt op de groep, Montessori’s systeem was meer gericht op het individuele kind.
Met de invoering van de Kleuteronderwijswet van 1955 kreeg het onderwijs aan vier- en vijfjarigen structurele financiële ondersteuning van de overheid. Het aantal kinderen in het kleuteronderwijs steeg van 118.000 in het schooljaar 1900-1901 naar 519.000 in 1975-1976. In 1985 ging de kleuterschool met de lagere school op in de basisschool. Tot op de dag van vandaag hebben Fröbels Spielgaben hun stempel gedrukt op de gekleurde geometrische vormen en bouwmaterialen in de voorschoolse opvang en de groepen 1 en 2 van de basisschool.
Meer weten:
- Om de Vorm (1989) door Herbert van Rheeden, over een eeuw teken-, handenarbeid- en kunstnijverheidsonderwijs.
- Inventing Kindergarten (1997) door Norman Brosterman beschrijft de invloed van Fröbel op de kunst.
- Elise van Calcar. Een gedreven en begeesterd leven (2022) door Annette Faber is een biografie.
